ECLI:NL:GHAMS:2025:1246

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
23-001569-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met aanpassingen in de vorderingen tot tenuitvoerlegging en bijzondere voorwaarden

Op 14 mei 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 2 juli 2024 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1980, die in hoger beroep ging tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft het vonnis bevestigd, met uitzondering van de beslissingen omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging. Het hof heeft de gronden van het vonnis aangevuld, een kennelijke verschrijving in de kwalificatie hersteld en een overweging toegevoegd over de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in een deel van de vordering. Tevens zijn bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf toegevoegd, waaronder een contact- en locatieverbod. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan een deel niet ten uitvoer zal worden gelegd, afhankelijk van de naleving van de voorwaarden. Het hof heeft ook de proeftijd van eerder opgelegde straffen met één jaar verlengd. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting op 30 april 2025, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. Het hof heeft de vorderingen van het openbaar ministerie en de verzoeken van de raadsman in overweging genomen en heeft besloten tot de verlenging van de proeftijd en de aanpassing van de bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001569-24
datum uitspraak: 14 mei 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2024 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-090860-24 (zaak A) en 13-099356-24 (zaak B), alsmede 23-001153-21 (TUL) en
13-247909-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
postadres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman en de vertegenwoordiger van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de beslissingen omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
- de gronden aanvult door aan de bewijsmiddelen toe te voegen de door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg in zaak A afgelegde bekennende verklaring, in het geval de verdachte beroep in cassatie instelt;
- in de kwalificatie van het in zaak B onder 3 bewezenverklaarde een kennelijke verschrijving herstelt en de kwalificatie van dat feit verbeterd leest als ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’;
- ten aanzien van de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde] (zaak A) in een deel van de vordering overweegt dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren om te onderzoeken in hoeverre dat deel van de gevorderde schade het gevolg is van het in zaak A bewezenverklaarde handelen van de verdachte;
- aan de aan het voorwaardelijke deel van de straf gekoppelde bijzondere voorwaarden toevoegt een contact- en locatieverbod als hieronder bepaald, nu het hof daartoe termen aanwezig acht. Ten behoeve van de begrijpelijkheid zullen de straf en de bijzondere voorwaarden in hun geheel in het dictum worden opgenomen.

Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 23-001153-21

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2022 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de proeftijd met één jaar zal worden verlengd.
De raadsman heeft het hof verzocht de voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer te leggen. De raadsman heeft te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de eis van de advocaat-generaal om de proeftijd met één jaar te verlengen.
Het hof acht termen aanwezig om de bij voornoemd arrest vastgestelde proeftijd met één jaar te verlengen.

Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13-247909-20

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2022 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de proeftijd met één jaar zal worden verlengd.
De raadsman heeft het hof verzocht de voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer te leggen. De raadsman heeft te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de eis van de advocaat-generaal om de proeftijd met één jaar te verlengen.
Het hof acht termen aanwezig om de bij voornoemd vonnis vastgestelde proeftijd met één jaar te verlengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissingen omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Verlengt de proeftijdals vermeld in het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2022 met parketnummer 23-001153-21, met een termijn van 1 (één) jaar.
Verlengt de proeftijdals vermeld in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2022 met parketnummer 13-247909-20, met een termijn van 1 (één) jaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
40 (veertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende die proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht:Verdachte meldt zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Ambulante behandeling:Verdachte laat zich behandelen door FAZ Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
-
Middelencontrole:Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
-
Contactverbod:De verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met aangever [benadeelde] en zijn echtgenote, zolang de reclassering en/of het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vind(t)(en).
-
Locatieverbod:De verdachte bevindt zich niet binnen een straal van 50 meter rond “ [locatie] ” op het adres [adres 3] van aangever, zolang de reclassering en/of het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vind(t)(en).
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. E. Mijnsberge en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 mei 2025.