Op 14 mei 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 30 november 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995, was eerder veroordeeld voor het bezit van harddrugs, waaronder MDMA en cocaïne. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf, die werd aangepast. De politierechter had een taakstraf van 80 uren opgelegd, maar het hof verhoogde deze naar 100 uren, met een voorwaardelijk deel van 30 uren. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een vormverzuim, ondanks de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte. Het hof stelde vast dat de verdachte onder invloed van drugs was en dat er ernstige bezwaren waren voor de fouillering. De advocaat-generaal had een hogere straf geëist, maar het hof hield rekening met de status van de verdachte als 'first offender' op het gebied van Opiumwetdelicten. Het hof concludeerde dat de opgelegde straf passend was, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. De redelijke termijn van de procedure was met 4,5 maanden overschreden, maar dit leidde niet tot een andere straf. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de aanpassingen die waren gemaakt.