Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
verzoeker in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
bij ontbinding van het huwelijk door echtscheiding: op het tijdstip dat het verzoek daartoe is ingediend(...).
- de goederen die ten huwelijk zijn aangebracht;
- het eigen ondernemingsvermogen;
- de goederen die door de echtgenoten krachtens erfrecht of schenking zijn verkregen alsmede de op die verkrijgingen drukkende schulden (...)
- al hetgeen krachtens zaaksvervanging voor bovengenoemde goederen in de plaats is getreden;
- de opbrengst van goederen die van de verrekening zijn uitgesloten.
9. goederen behorende tot het beroep “schoonheidsspecialiste” of pedicure (…)
- de woning aan de [A-straat] [2] in [plaats] op 1 november 2016 voor een aankoopprijs van € 269.500;
- de bedrijfsruimte aan de [D-straat] [3] in [plaats] op 16 mei 2019 voor een aankoopprijs van € 277.500; voor de aankoop zijn partijen een hypothecaire
4.De omvang van het geschil
- onder 4.1 bepaald dat de man € 2.580 per maand aan partneralimentatie moet betalen aan de vrouw;
- onder 4.5 de wijze van verdeling van de woning aan de [A-straat] [1] in [plaats] gelast, waarbij is bepaald dat de woning moet worden getaxeerd en de man in de gelegenheid wordt gesteld de woning over te nemen. Indien de man niet in staat is de woning over te nemen heeft de rechtbank bepaald dat de woning moet worden verkocht, waarbij de netto verkoopopbrengst aan iedere partij voor de helft toekomt. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat de beschikking in de plaats zal treden van de door partijen vereiste wilsverklaring/medewerking/handtekening voor wat betreft de verkoopopdracht respectievelijk verkoopovereenkomst en de notariële levering;
- onder 4.6 onder dezelfde voorwaarden de wijze van verdeling van de woning aan de [A-straat] [2] in [plaats] gelast, waarbij de vrouw in de gelegenheid is gesteld deze woning over te nemen;
- onder 4.7 bepaald dat de vrouw uit hoofde van een vergoedingsrecht terzake de privé investering van de man in de [A-straat] [2] een bedrag van € 134.750 aan de man moet voldoen;
- onder 4.8 bepaald dat partijen de inboedelgoederen in onderling overleg bij helfte verdelen;
- onder 4.9 bepaald dat de man ervoor moet zorgen dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning aan de [C-straat] in [plaats] verbonden hypothecaire geldlening wordt ontslagen;
- onder 4.10 bepaald dat de vrouw aan de man een bedrag van € 99.365,22 dient te betalen in het kader van de afwikkeling van de gemeenschap van de opbrengst van de verkoop van de [B-straat] in [plaats B] ;
- onder 4.11 bepaald dat de man aan de vrouw terzake de ontvangen huurpenningen minus de kosten dient te vergoeden € 7.911 ter zake de [E-straat] [2] en € 4.374 terzake de [E-straat] [1] .
- de vrouw in het kader van het te verrekenen vermogen de helft van haar vermogen, bestaande uit onder meer de helft van de onroerende zaak [A-straat] [2] , de banksaldi op haar naam en de waarde van haar high end kleding, sieraden, riemen en tassen en haar auto, waaronder de Mercedes, aan de man moet vergoeden;
- de man in het kader van het te verrekenen vermogen de helft van zijn vermogen, bestaande uit de helft van de onroerende zaak [A-straat] [1] aan de vrouw moet vergoeden en in dat verband te bepalen dat het privévermogen dat de man voorafgaand aan het huwelijk bezat buiten de verrekening te houden, waaronder de banksaldi op zijn naam, de auto’s die de man voorafgaand aan het huwelijk bezat en conform de staat van aanbrengsten Café [Cafe] en de woning aan De [C-straat] ;
5.De motivering van de beslissing
“Indien aan die kosten, waaronder de kosten van een geldlening die in verband met de aanschaf zijn aangegaan, door beide echtgenoten is bijgedragen, komt de eigendom daarvan aan ieder van hen voor de helft toe.”Deze algemene bepaling maakt naar het oordeel van het hof niet dat de woning alsnog moet worden verrekend. Daarbij komt dat de vrouw haar stelling dat de aflossingen op de hypothecaire geldlening zijn afgelost uit overgespaarde inkomsten niet nader heeft onderbouwd. De man heeft gesteld dat hij deze aflossingen altijd van zijn privérekening heeft voldaan. Ook de aflossing op de overbruggingshypotheek stelt de man uit zijn privé-middelen te hebben gedaan. Gelet op deze betwisting had het op de weg van de vrouw gelegen een nadere onderbouwing te geven. Daarbij neemt het hof ook in aanmerking dat de vrouw in een eerdere procedure heeft erkend dat zij niet heeft bijgedragen aan de rentebetalingen van deze woning, zo volgt uit de beschikking voorlopige voorzieningen van 24 mei 2023. De grieven 7 en 8 van de vrouw falen dan ook.
- voor de woning aan de [A-straat] [2] : over de periode van 1 januari 2023 tot 1 mei 2023: 5 x (€ 1.803 -/- € 45) = € 8.790 -/- 10% = € 7.911, en
- voor de woning aan de [A-straat] [1] : over de periode van 1 januari 2023 tot 9 juni 2023 (⅓e maand): 5 ⅓ x € 815 = € 4.346,67 -/- 10% = € 3.912.