Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep
Tenlastelegging
aanleg en voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 7 oktober 2019 tot en met 8 oktober 2019 te Opmeer en/of Heerhugowaard en/of Alkmaar en/of Hoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) van - in totaal - € 1.900,= , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoort aan die [benadeelde] , door die [benadeelde]
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2019 tot en met 14 oktober 2019 te Opmeer en/of Hoogwoud en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van € 10.000,=, althans € 8.100,=, in elk geval een (groot) geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoort aan die [benadeelde] , door
Vonnis waarvan beroep
Bewijsoverweging
hierna: de Audi) en een Fiat Punto (
hierna: de Punto). Uit de Punto stapten vier à vijf jongens. Een van hen werd [medeverdachte 1] genoemd en een ander [medeverdachte 2] . Voor zijn woning werd de aangever verteld dat hij iets had gedaan met een meisje, wat niet goed was. Uit de Audi stapten de medeverdachte [medeverdachte 3] en een jongen, die zei dat hij de neef van het meisje was (het hof begrijpt de medeverdachte [medeverdachte 4] ). Hij werd door [medeverdachte 3] en die neef in zijn gezicht geslagen. Vervolgens werd zijn huissleutel uit zijn broekzak gepakt en gingen ze de woning in. Binnen pakte [medeverdachte 3] een pistool en gaf dit aan [medeverdachte 2] . Er werd hem verteld dat hij voor straf
.
Bewezenverklaring
hij op 7 en 8 oktober 2019 te Opmeer, Heerhugowaard, Alkmaar en Hoorn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen van in totaal € 1.900,-, toebehorende aan die [benadeelde] , door die [benadeelde]
hij op 7 en 8 oktober 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van € 8.100,-, dat toebehoort aan die [benadeelde] , door
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straffen
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
omvangis van enerzijds het deel dat de Staat reeds bij mede verdachten heeft geïncasseerd en anderzijds het deel dat bij wijze van voorschot door de Staat is betaald aan de benadeelde partij. Laatstgenoemd deel is dus (nog) niet geïncasseerd door de Staat bij, noch rechtstreeks betaald aan, de benadeelde partij door de hoofdelijk aansprakelijke daders. Daarom zal het hof, om te bevorderen dat de Staat het aan de benadeelde partij voorgeschoten bedrag ook op de verdachte kan verhalen, wél aan de verdachte hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen, zekerheidshalve voor het gehele schadebedrag van € 1.900,00 aangezien niet duidelijk is hoe hoog het voorgeschoten bedrag is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna in de beslissing te noemen ingangsdatum. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte brengt mee dat voor zover dit schadebedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens één van de mededaders aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die betalingsverplichting zal zijn bevrijd (art. 6:7, tweede lid, BW).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
690 (zeshonderdnegentig) dagen.
533 (vijfhonderddrieëndertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.