ECLI:NL:GHAMS:2025:1367

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
200.335.860/04 0K
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beslissing RC
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake verzoeken tot aanwijzingen aan de onderzoeker in een enquêterecht procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is op 8 mei 2025 een beschikking gegeven in het kader van een enquêterecht procedure. De verzoeksters, beide besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, hebben verzoeken ingediend tot het geven van aanwijzingen aan de onderzoeker, die is aangesteld om het beleid en de gang van zaken van de vennootschappen te onderzoeken. De Ondernemingskamer had eerder een onderzoek bevolen naar de gang van zaken van de vennootschappen over de periode vanaf 1 januari 2019. De verzoeksters hebben onder andere gevraagd om het horen van getuigen en uitbreiding van de onderzoeksperiode. De raadsheer-commissaris heeft de verzoeken beoordeeld en geconcludeerd dat de verzoeken tot aanwijzingen niet proportioneel zijn en heeft deze afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de noodzaak om de procesmatige kant van het onderzoek te waarborgen, zonder in te grijpen in de inhoudelijke beslissingen van de onderzoeker. De beschikking is ondertekend door de raadsheer-commissaris en de griffier.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.335.860/04 OK
beschikking van de raadsheer-commissaris van 8 mei 2025
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Beheer],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[vennootschap],
beide gevestigd te [plaats] ,
VERZOEKSTERS,
advocaten: voorheen
mr. M.P.H. Sandersen
mr. R.M. de Rooij, beiden kantoorhoudende te Amsterdam, thans
mr. J.M. Blanco Fernández,kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Beheer],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[vennootschap],
beide gevestigd te [plaats] ,
VERWEERSTERS,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Broer A Holding],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[Broer A],
wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. J.G.M. de Koningen
mr. J.G. Uijttenhove-Kuitert, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Broer B Holding],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[Broer B],
wonende te Wassenaar,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. G.C. Endedijk, kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeksters/verweersters afzonderlijk als Beheer respectievelijk de Vennootschap en gezamenlijk als de Vennootschap c.s.;
  • [Broer A Holding] als [Broer A Holding] ;
  • [Broer A] als [Broer A] ;
  • [Broer A Holding] en [Broer A] gezamenlijk als [Broer A] c.s.;
  • [Broer B Holding] als [Broer B Holding] ;
  • [Broer B] als [Broer B] ;
  • [Broer B Holding] en [Broer B] gezamenlijk als [Broer B] c.s.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 2 en 6 mei 2024 en 2 september 2024 en 4 oktober 2024.
1.2
Bij die beschikkingen heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van de Vennootschap c.s. over de periode vanaf 1 januari 2019 (zoals omschreven in rechtsoverweging 3.8 tot en met 3.10 van haar beschikking van 2 mei 2024), een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten en de aanwijzing van deze onderzoeker en de vaststelling van het onderzoeksbudget aangehouden. Voorts heeft de Ondernemingskamer bij die beschikkingen bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure – voor zover nodig in afwijking van de statuten – mr. J.G. Molenaar benoemd tot bestuurder van Beheer, met beslissende stem, en bepaald dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Beheer te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder Beheer niet vertegenwoordigd kan worden. Tot slot heeft zij mr. A.H.J. Saes als onderzoeker aangewezen en het onderzoeksbudget vastgesteld.
1.3
Op 12 maart 2025 heeft de onderzoeker de Ondernemingskamer een verzoek gedaan tot het horen van drie getuigen, zoals bedoeld in artikel 2:352a BW (hierna: het 352a-verzoek). Op 13 maart 2025 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren.
1.4
Bij brief van 19 maart 2025 hebben [Broer B] c.s. gereageerd op het 352a-verzoek. Bij diezelfde brief hebben zij een verzoek gedaan tot uitbreiding van de onderzoeksperiode tot heden (hierna: het uitbreidingsverzoek) en verzocht om de onderzoeker een aanwijzing te geven.
1.5
Bij brief van 26 maart 2025 hebben [Broer A] c.s. gereageerd op het 352a-verzoek en de verzoeken van [Broer B] c.s. Bij diezelfde brief hebben zij verschillende aanvullende verzoeken gedaan, die samengevat neerkomen op verzoeken tot het geven van aanwijzingen aan de onderzoeker (hierna: de aanvullende verzoeken).
1.6
Bij brief van dezelfde dag heeft de onderzoeker gereageerd op de verzoeken van [Broer B] c.s. en [Broer A] c.s.
1.7
Bij e-mail van 27 maart 2025 hebben [Broer B] c.s. gereageerd op de aanvullende verzoeken.
1.8
Bij e-mail van 27 maart 2025 heeft de Vennootschap laten weten dat zij niets toe te voegen heeft aan de gevoerde uitwisseling van standpunten.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Het 352a-verzoek en het uitbreidingsverzoek betreffen beslissingen van de Ondernemingskamer (zie de beschikking van de Ondernemingskamer van 8 mei 2025, met zaaknummer 200.355.860/02 en 05 OK). De verschillende verzoeken tot het geven van aanwijzingen aan de onderzoeker, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW, zullen thans door de raadsheer-commissaris worden beoordeeld.
Verzoek [Broer B] c.s.
2.2
[Broer B] c.s. verzoeken, kort gezegd, de onderzoeker als aanwijzing mee te geven dat zij contact dient op te nemen met verschillende klanten (van [Broer A] ) om duidelijkheid te verkrijgen over de (al dan niet contant) door hen betaalde bedragen. [Broer A] c.s. merken op dat het verzoek vrijwel enkel klanten van [Broer A] betreft, die bovendien al in het kader van het forensisch onderzoek door Ebben zijn gehoord. De onderzoeker geeft vanuit het oogpunt van proportionaliteit voorkeur aan het horen van [Broer A] , [Broer B] (en eventueel [administratief med.]), omdat zij immers over dezelfde informatie beschikken.
2.3
De raadsheer-commissaris stelt voorop dat verzoeken tot het geven van aanwijzingen met de nodige terughoudendheid worden beoordeeld en dat deze uitsluitend kunnen zien op de procesmatige kant van het onderzoek en niet op de inhoud. Reeds om die reden – het al dan niet horen van bepaalde klanten is een inhoudelijke beslissing van de onderzoeker – wordt het verzoek tot het geven van deze aanwijzing afgewezen.
Verzoeken [Broer A] c.s.
2.4
Samengevat verzoekt [Broer A] c.s. de onderzoeker als aanwijzingen mee te geven dat zij verschillende onderwerpen (nader) dient te onderzoeken: het wachtwoordenbeleid, de toegang tot zakelijke accounts van andere werknemers, het “financieel op gereed zetten” van bepaalde projecten, of er na 31 augustus 2023 contante betalingen zijn gedaan aan [Broer B] en/of [C] en het algemene project [X] 200006. Ook verzoeken [Broer A] c.s. de onderzoeker mee te geven dat zij verschillende klanten van [Broer B] c.s. dient te horen.
2.5
De onderzoeker heeft als volgt op deze verzoeken gereageerd. Het laatste verzoek acht zij om de onder 2.2 genoemde reden niet proportioneel. Ook een (forensisch) onderzoek naar wachtwoorden, de toegang tot accounts en de afwikkeling van bepaalde projecten is volgens de onderzoeker niet proportioneel, nu [Broer B] , [Broer A] (en [administratief med.]) hierover ook zelf kunnen verklaren. De contante betalingen en het daarmee samenhangende algemene project Holst 200006 zijn tot slot al onderwerp van haar onderzoek.
2.6
Gelet op het in 2.3 overwogene en de opmerkingen van de onderzoeker ziet de raadsheer-commissaris geen reden om de aanvullende verzoeken toe te wijzen.
2.7
Indien [Broer A] c.s. hebben bedoeld een uitbreiding van de reikwijdte van het onderzoek (zoals dit is bevolen bij de beschikking van 2 mei 2024) te verzoeken, overweegt de raadsheer-commissaris als volgt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de onderzoeksopdracht aan de onderzoeker (waaronder de reikwijdte van het onderzoek) wordt bepaald door het dictum van de beschikking van de Ondernemingskamer waarin het onderzoek is gelast, gelezen in samenhang met de overwegingen waarop die beslissing berust. Een beslissing op een verzoek tot uitbreiding van het onderzoek valt buiten de reikwijdte van artikel 2:350 lid 4 BW. Dit laat onverlet dat de onderzoeker de vrijheid heeft om feiten en omstandigheden die zich buiten de onderzoeksperiode hebben voorgedaan bij het onderzoek te betrekken als deze feiten en omstandigheden een licht kunnen werpen op de gang van zaken in de onderzoeksperiode.

3.De beslissing

De raadsheer-commissaris:
wijst de verzoeken van [Broer A] en [Broer A Holding] af;
wijst het verzoek van [Broer B] en [Broer B Holding] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.A.H. Melissen, raadsheer-commissaris, in tegenwoordigheid van F.C.W. Wijffels, griffier, op 8 mei 2025.
Bij afwezigheid van mr. W.A.H. Melissen getekend door mr. C.C. Meijer.