ECLI:NL:GHAMS:2025:1368

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
200.335.860/01 0K
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verhoging van het onderzoeksbudget in een enquêterecht procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2025, betreft het een verzoek tot verhoging van het onderzoeksbudget in het kader van een enquêterecht procedure. De Ondernemingskamer had eerder een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van de betrokken vennootschappen over de periode vanaf 1 januari 2019. De onderzoeker had een budget van € 70.000 (exclusief btw) vastgesteld, maar verzocht om een verhoging naar € 115.000, omdat het onderzoek complexer bleek dan aanvankelijk gedacht. Dit was te wijten aan tegenstrijdige verklaringen van betrokkenen en een groter aantal te onderzoeken projecten dan voorzien. De Ondernemingskamer heeft de verzoeken van de onderzoeker en de partijen in overweging genomen en oordeelt dat de verhoging van het budget gerechtvaardigd is. De Ondernemingskamer heeft de verhoging toegewezen en het nieuwe budget vastgesteld op € 115.000, exclusief btw. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.335.860/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 14 mei 2025
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Beheer],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[vennootschap],
beide gevestigd te [plaats] ,
VERZOEKSTERS,
advocaten: voorheen
mr. M.P.H. Sandersen
mr. R.M. de Rooij, beiden kantoorhoudende te Amsterdam, thans
mr. J.M. Blanco Fernández,kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Beheer],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[vennootschap],
beide gevestigd te [plaats] ,
VERWEERSTERS,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Broer A Holding],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[Broer A],
wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. J.G.M. de Koningen
mr. J.G. Uijttenhove-Kuitert, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Broer B Holding],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[Broer B],
wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. G.C. Endedijk, kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeksters/verweersters afzonderlijk als Beheer respectievelijk de Vennootschap en gezamenlijk als de Vennootschap c.s.;
  • [Broer A Holding] als [Broer A Holding] ;
  • [Broer A] als [Broer A] ;
  • [Broer A Holding] en [Broer A] gezamenlijk als [Broer A] c.s.;
  • [Broer B Holding] als [Broer B Holding] ;
  • [Broer B] als [Broer B] ;
  • [Broer B Holding] en [Broer B] gezamenlijk als [Broer B] c.s.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 2 en 6 mei 2024, 2 september 2024, 4 oktober 2024 en 8 mei 2025.
1.2
Bij die beschikkingen heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van de Vennootschap c.s. over de periode vanaf 1 januari 2019 (zoals omschreven in rechtsoverweging 3.8 tot en met 3.10 van haar beschikking van 2 mei 2024), een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten en de aanwijzing van deze onderzoeker en de vaststelling van het onderzoeksbudget aangehouden. Voorts heeft de Ondernemingskamer bij die beschikkingen bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure – voor zover nodig in afwijking van de statuten – mr. J.G. Molenaar benoemd tot bestuurder van Beheer, met beslissende stem, en bepaald dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Beheer te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder Beheer niet vertegenwoordigd kan worden. Voorts heeft zij mr. A.H.J. Saes als onderzoeker aangewezen en het onderzoeksbudget vastgesteld op € 70.000 (exclusief btw). Tot slot heeft de Ondernemingskamer, bij beschikking van 8 mei 2025, een getuigenverhoor gelast.
1.3
Op 14 april 2025 heeft de onderzoeker een verzoek tot (tussentijdse) verhoging van het onderzoeksbudget ingediend. Bij e-mail van 15 april 2025 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten.
1.4
Bij e-mail van 29 april hebben [Broer B] c.s. laten weten dat de gevraagde verhoging van het budget niet bezwaarlijk is. [Broer A] c.s. en de Vennootschap c.s., althans mr. Molenaar, refereren zich bij e-mails van diezelfde dag aan het oordeel van de Ondernemingskamer.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Aan haar verzoek tot (tussentijdse) verhoging van het onderzoeksbudget heeft de onderzoeker, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Het onderzoek is groter en complexer gebleken dan gedacht, onder andere omdat door betrokkenen tegenstrijdig wordt verklaard, informatie laat en onvolledig wordt aangeleverd en [Broer A] c.s. en [Broer B] c.s., naar aanleiding van de vraag van onderzoeker om te onderzoeken projecten voor te dragen, een groter dan voorzien aantal projecten/onderwerpen willen voorleggen en onderzocht willen zien. Ook heeft de onderzoeker de aan de beschikkingen van 8 mei 2025 ten grondslag liggende verzoeken en het gelaste getuigenverhoor niet voorzien. Zij verzoekt het bedrag dat het onderzoek maximaal mag kosten daarom te verhogen tot €115.000 (exclusief btw).
2.2
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Gelet op het hiervoor en in de beschikkingen van 8 mei 2025 overwogene, is de verzochte verhoging te billijken. Onder expliciete verwijzing naar rechtsoverweging 2.4 van de beschikking van de Ondernemingskamer van 8 mei 2025 (zaaknummer: 200.355.860/02 en 05 OK) zal de Ondernemingskamer de verzochte verhoging toewijzen. Zij merkt hierbij, wellicht ten overvloede, op dat de onderzoeker vrij is in de inrichting van haar onderzoek en dat zij haar werkzaamheden in volstrekte onafhankelijkheid dient te verrichten: aan eventuele verzoeken van partijen om bepaalde aspecten (tot in detail) te onderzoeken hoeft voor het verkrijgen van een juist en evenwichtig beeld niet per definitie gehoor te worden gegeven. De Ondernemingskamer gaat er indachtig deze overwegingen dan ook vanuit dat het bij dit (tussentijdse) verzoek tot verhoging zal blijven.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 115.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.A.H. Melissen, voorzitter, mr. C.C. Meijer, mr. M.A.M. Vaessen, raadsheren, en mr. drs. G. Boon RA, drs. G.A.J. Dubbeld, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.C.W. Wijffels, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. C.C. Meijer op 14 mei 2025.