ECLI:NL:GHAMS:2025:1441

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
200.336.897/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de Horeca-cao op een bedrijf dat kamers verhuurt en maaltijden verstrekt aan kwetsbare mensen met psychiatrische stoornissen en verslavingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepasselijkheid van de cao Sociaal Werk versus de Horeca-cao op de arbeidsovereenkomst van een voormalig werknemer van De Opvang, een bedrijf dat kamers verhuurt en maaltijden verstrekt aan kwetsbare mensen met psychiatrische stoornissen en verslavingen. De appellant, een voormalig werknemer, vorderde nabetaling van salaris en transitievergoeding op basis van de cao Sociaal Werk, terwijl De Opvang stelde dat de Horeca-cao van toepassing was. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van de appellant afgewezen, met de overweging dat de cao Sociaal Werk niet van toepassing was. In hoger beroep heeft het hof de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof concludeerde dat De Opvang, gezien haar activiteiten en de toepassing van de Horeca-cao, inderdaad onder de werkingssfeer van de Horeca-cao viel. Het hof oordeelde dat de vorderingen van de appellant niet toewijsbaar waren, omdat de cao Sociaal Werk niet van toepassing was. Het hof heeft het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigd en de proceskostenveroordeling bevestigd, waarbij de appellant in de kosten van het geding werd veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.336.897/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 10244608/ CV EXPL 22-5803
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 juni 2025
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [plaats] ,
appellant,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. A. Lof te Alkmaar ,
tegen
DE OPVANG B.V.,
voorheen gevestigd te Alkmaar ,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. R.M. Conijn te Alkmaar .
Partijen worden hierna [appellant] en De Opvang genoemd.

1.De zaak in het kort

Een bedrijf dat kamers verhuurt en maaltijden verstrekt aan (kwetsbare) mensen met psychiatrische stoornissen en verslavingen valt onder de Horeca-cao en niet onder de cao Sociaal Werk. De vorderingen van de voormalig werknemer, die gebaseerd waren op de cao Sociaal Werk, worden afgewezen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 23 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 2 augustus 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en De Opvang als gedaagde. Bij arrest van 6 februari 2024 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast. Op 11 april 2024 heeft De Opvang een USB-stick met een audiobericht ingebracht, die bij akte van 12 april 2024 is gedeponeerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 april 2024 is geen minnelijke regeling tussen partijen tot stand gekomen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens wijziging c.q. vermeerdering van eis met producties;
- memorie van antwoord, tevens reactie vermeerdering van eis en memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in 2.1 tot en met 2.5 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
[appellant] is van 1 december 2003 tot 1 december 2022 bij De Opvang in dienst geweest voor 40 uur per week. De arbeidsovereenkomst is geëindigd door opzegging door De Opvang na een verkregen ontslagvergunning van UWV op grond van bedrijfsbeëindiging. De Opvang heeft aan [appellant] een transitievergoeding voldaan van € 16.140,83 bruto.
3.2.
In een uittreksel van de Kamer van Koophandel staat als bedrijfsomschrijving van De Opvang
‘Kamerverhuurbedrijf [#] – Hotels (geen hotel-restaurants). Pensions en conferentie-oorden.
3.3.
De Opvang dreef haar onderneming in een pand dat zij tot 1 december 2022 huurde van Investron Estate B.V. De Opvang verhuurde kamers aan veelal kwetsbare mensen met psychiatrische ziektebeelden en verslavingen. Bij De Opvang werden maaltijden geserveerd, bewoners konden douchen en hun was doen. De Opvang had een sleutelkastje met behulp waarvan (externe) zorgmedewerkers zich toegang tot de locatie konden verschaffen. Bij De Opvang werd medicatie bezorgd door apotheken. Die medicatie werd ten behoeve van de bewoners uitgestald op een tafel. De Opvang ontving geen subsidie. De Opvang werd geleid door de familie [familie] . Op het moment van de ontslagaanvraag had De Opvang vijf werknemers in dienst, [appellant] en vier leden van de familie [familie] .
3.4.
De Opvang heeft tijdens de gehele periode van de arbeidsovereenkomst met [appellant] de Horeca-cao toegepast. In de arbeidsovereenkomst van I. [familie] is de Horeca-cao van toepassing verklaard. Tussen partijen bestond geen schriftelijke arbeidsovereenkomst. De Horeca-cao is een minimum cao en is algemeen verbindend verklaard geweest van 26 juni 2018 tot en met 31 december 2023. De Opvang is gedurende de gehele periode van de arbeidsovereenkomst met [appellant] (verplicht) aangesloten geweest bij het Pensioenfonds Horeca en Catering.
3.5.
De werkingssfeerbepaling van de Horeca-cao luidde ten tijde van de arbeidsovereenkomst als volgt:
‘1.4 Werkingssfeer
1. De cao is van toepassing op de werkgever als bedoeld inartikel 1.2en zijn werknemers als bedoeld inartikel 1.5, ook als de onderneming het horecabedrijf en nevenactiviteiten voert (maar geen contractcatering volgens die cao) binnen het gebied van exploitatie van zorg, sport, onderwijs, recreatie, beurscomplex, station of luchthavenbedrijf. In die gevallen zijn die activiteiten met horeca verwant en horen bij het horecabedrijf.
2. De cao wordt niet toegepast voor de onderneming of het deel van de onderneming waarvoor een andere cao geldt. Dat is het geval als voor die cao een Kennisgeving van ontvangst is afgegeven volgensartikel 4 van de Wet op de loonvorming.’
3.6.
Onder een horecabedrijf werd volgens artikel 1.3 van de Horeca-cao verstaan:
‘De onderneming waarin het hotel-, pension-, het restaurant,- het café-, het cafetaria, het lunchroom- of het catering bedrijf (daaronder niet begrepen het contractcateringbedrijf) wordt uitgeoefend. Overige ondernemingen waarin de verstrekking van logies, gepaard gaande met dienstverlening of de verstrekking van maaltijden, spijzen of dranken voor verbruik ter plaatse of directe consumptie, als bedrijf plaats heeft’.
3.7.
[appellant] heeft zich bij brief van 15 september 2022 aan De Opvang op het standpunt gesteld dat op de arbeidsovereenkomst de cao Sociaal Werk, Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (hierna: de cao Sociaal Werk) van toepassing was en op die grondslag nabetaling van salaris c.a. ter hoogte van ruim € 50.000,-- bruto gevorderd. De cao Sociaal Werk is een standaard cao. De cao Sociaal Werk is algemeen verbindend verklaard geweest van 1 april 2017 tot en met 30 juni 2023.
3.8.
Artikel 1.1. van de cao Sociaal Werk luidde als volgt:
1.1. Werkingssfeer
De cao is van toepassing op de sector Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening in het brede sociale domein waarbinnen:
Instellingen en/of organisaties (of delen ervan) die activiteiten verrichten en/of voorzieningen hebben met als doel het bevorderen van de sociale samenhang, participatie in de maatschappij en zelfredzaamheid van de burger. (…)
Onder activiteiten en voorzieningen die sociale samenhang, participatie en zelfredzaamheid bevorderen, ongeacht de doelgroep, worden verstaan: (…)
6.
Activiteiten gericht op het bieden van korte of meer langdurige opvang en psychosociale begeleiding aan personen die (tijdelijk) niet beschikken over een eigen woonruimte, of die hun woonomgeving hebben verlaten als gevolg van een crisissituatie op relationeel gebied of door materiële en/of psychische problemen, of die na ziekte, medische behandeling of mentale overbelasting gedurende 24 uur per dag tijdelijke opvang, begeleiding en verpleging nodig hebben. Hieronder wordt verstaan:
a. Ondersteuning en opvang voor slachtoffers van (dreigend) huiselijk geweld, ondersteuning en maatschappelijke opvang voor dak - en thuislozen, zwerfjongeren en anderen in instellingen of organisaties voor dag en/of nachtopvang, begeleid wonen en herstellingsoorden, sociale pensions (vrouwenopvang en Veilig Thuis, maatschappelijke opvang)’.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, De Opvang te veroordelen tot betaling van € 52.967,40 bruto aan achterstallig loon en misgelopen onregelmatigheidstoeslagen en € 18.913,05 bruto aan transitievergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten waaronder de nakosten en de wettelijke rente over de nakosten. [appellant] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de activiteiten van De Opvang en de werkzaamheden die hij bij De Opvang heeft verricht, vielen onder de werkingssfeer van de cao Sociaal Werk, zodat De Opvang hem ten onrechte volgens de Horeca-cao heeft verloond en hem daarom nog voornoemde bedragen moet nabetalen. Omdat zijn functie niet voorkomt in de functiematrix van de cao Sociaal Werk, is [appellant] voor wat betreft de hoogte van zijn loonvordering en de transitievergoeding uitgegaan van het gemiddelde van de salarissen die behoren bij de functies huishoudelijk medewerker (schaal 1), nachtwaker (schaal 3) en kok (schaal 6) in de cao Sociaal Werk, omdat zijn functie bij De Opvang volgens [appellant] overeenkomsten vertoonde met deze functies. De vordering tot betaling van misgelopen onregelmatigheidstoeslagen heeft [appellant] gegrond op artikel 6.12 van de cao Sociaal Werk.
4.2.
De Opvang heeft primair als verweer gevoerd dat de cao Sociaal Werk niet op de arbeidsovereenkomsten met haar personeel van toepassing is en dat zij terecht de Horeca-cao op de arbeidsovereenkomst met [appellant] heeft toegepast. Subsidiair, voor het geval de cao Sociaal Werk wel van toepassing zou zijn, heeft De Opvang de hoogte van de vordering betwist. Volgens De Opvang was [appellant] algemeen medewerker, en vertoonde zijn functie geen overeenkomsten met de functies van nachtwaker en kok. Onder de cao Sociaal Werk vervulde [appellant] de functie van huishoudelijk medewerker. In dat geval heeft [appellant] te veel betaald gekregen. Volgens De Opvang is de juiste transitievergoeding betaald.
4.3.
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat weliswaar de cao Sociaal Werk op de arbeidsovereenkomst van toepassing was, maar dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om voor wat betreft de hoogte van het door [appellant] gevorderde bedrag aan achterstallig salaris en toeslagen uit te gaan van het gemiddelde van de drie door hem genoemde functies, zodat de kantonrechter niet heeft kunnen vaststellen of [appellant] te weinig salaris heeft gekregen. Het gedeelte van de vordering dat zag op nabetaling van onregelmatigheidstoeslag is afgewezen, omdat de kantonrechter heeft geoordeeld dat het in het voorliggende geval ging om zogenaamde slaapdiensten waarmee De Opvang in de salarisbetaling rekening heeft gehouden. Voorgaande overwegingen van de kantonrechter hebben ertoe geleid dat [appellant] ook geen aanspraak had op een hogere transitievergoeding. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd.

5.Beoordeling

5.1
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] in hoger beroep met vier grieven op. [appellant] heeft geconcludeerd dat (I) het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en na wijziging van eis:
primair:
(II) De Opvang zal veroordelen haar medewerking te verlenen aan het verstrekken van opdracht aan Human Capital Group tot het opstellen van een functiebeschrijving en het inschalen van de functie volgens de MNT-methode,
(III) op straffe van een dwangsom als De Opvang nalaat aan (II) haar medewerking te verlenen, en
(IV) De Opvang zal veroordelen tot betaling van het achterstallige salaris, de ort-toeslagen en de transitievergoeding, nader te berekenen aan de hand van de functie-inschaling door Human Capital Group;
subsidiair:
(V) voor recht zal verklaren dat [appellant] verloond diende te worden volgens schaal 3 van de cao Sociaal Werk,
(VI) De Opvang zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 14.743,25 aan achterstallig salaris te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging en
(VII) tot betaling van € 27.264, 38 aan onregelmatigheidstoeslag op grond van artikel 6.12 cao Sociaal Werk te vermeerderen met de wettelijke verhoging,
(VIII) De Opvang zal veroordelen tot betaling van € 4.566,27 aan (aanvullende) transitievergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente, en
(IX) De Opvang zal veroordelen tot betaling van € 7.808,90 aan pensioenschade te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede
(X) De Opvang zal veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke bruto-netto specificatie,
met
primair en subsidiair(XI) veroordeling van De Opvang in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
5.2.
De Opvang heeft in principaal hoger beroep geconcludeerd tot afwijzing van het beroep en van de vorderingen van [appellant] , met veroordeling van [appellant] - uitvoerbaar bij voorraad - in de proceskosten van het geding in beide instanties, met nakosten.
5.3.
In incidenteel hoger beroep heeft De Opvang geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis ten aanzien van het oordeel dat De Opvang en haar activiteiten onder de werkingssfeer van de cao Sociaal Werk vallen en dat de algemeen verbindend verklaring van bepalingen uit die cao van toepassing is op De Opvang, met veroordeling van [appellant] uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten in beide instanties, nakosten daaronder begrepen.
5.4.
Hetgeen partijen zowel in principaal als in incidenteel hoger beroep verdeeld houdt is het antwoord op de vraag welke cao van toepassing was op de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en De Opvang: de Horeca-cao (volgens De Opvang) of de cao Sociaal Werk (volgens [appellant] ).
5.5.
Welke cao op de arbeidsovereenkomst tussen De Opvang en [appellant] van toepassing was moet worden bepaald aan de hand van de werkingssfeerbepalingen van de Horeca-cao (zie 3.5 en 3.6) en de cao Sociaal Werk (zie 3.8). De uitleg van deze werkingssfeerbepaling vindt plaats aan de hand van de cao-norm die inhoudt dat aan een bepaling een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld.
Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken.
5.6.
De beantwoording van de vraag of de bedrijfsactiviteiten van een onderneming onder de werkingssfeer van een cao vallen, vereist niet alleen een uitleg van de werkingssfeerbepaling, maar ook een vaststelling van de activiteiten van de onderneming. Dit laatste is een feitelijke beoordeling.
5.7.
Ten aanzien van de activiteiten van De Opvang staat vast dat De Opvang haar onderneming dreef in de vorm van een besloten vennootschap en dat zij tot december 2022 een pand huurde van Investron Estate B.V. De Opvang verhuurde kamers aan veelal kwetsbare mensen met psychiatrische ziektebeelden en verslavingen. Bij De Opvang werden maaltijden geserveerd, bewoners konden douchen en zelf hun was doen. De Opvang had een sleutelkastje met behulp waarvan (externe) zorgmedewerkers zich toegang konden verschaffen tot de locatie van De Opvang. Bij de opvang werd medicatie bezorgd door apotheken en die medicijnen werden uitgestald op een tafel, waarvan de bewoners hun medicijnen konden pakken. Van de bewoners werd verwacht dat zij een bewindvoerder hadden die zaken voor hen regelden als zij daartoe zelf niet in staat waren (zie 3.3).
5.8.
Naar het oordeel van het hof kan De Opvang beschouwd worden als een ‘Horecabedrijf’ in de zin van Horeca-cao (gedefinieerd als): ‘
Overige ondernemingen waarin de verstrekking van logies, gepaard gaande met dienstverlening of de verstrekking van maaltijden spijzen of dranken voor verbruik ter plaatse of directe consumptie, als bedrijf heeft’(zie 3.6)
.De Opvang dreef een onderneming in de vorm van een besloten vennootschap, De Opvang verstrekte aldus ‘
als bedrijf’logies in de vorm van kamerverhuur en kreeg daarvoor ‘huur’ al dan niet via een bewindvoerder betaald. De Opvang verstrekte eveneens maaltijden waarvoor in de huur ook een vergoeding was besloten. Tevens verleende De Opvang diensten. De Opvang bood douchefaciliteiten, zij zette de wasmachine aan en faciliteerde hulpverlening door externen (waarop hieronder wordt teruggekomen).
5.9.
Dat betekent dat in beginsel de Horeca-cao op de arbeidsovereenkomst tussen De Opvang en [appellant] van toepassing was, tenzij op grond van het tweede lid van artikel 1.4 van de Horeca-cao een andere cao op de arbeidsovereenkomst tussen De Opvang en [appellant] had moet worden toegepast (zie 3.5).
5.10.
Volgens [appellant] viel De Opvang onder de werkingssfeer van artikel 1.1. sub B.6 van de cao Sociaal werk (zie 3.8), omdat De Opvang in de praktijk een sociaal pension was, een voorziening voor daklozenopvang, waar psychosociale begeleiding werd gefaciliteerd. De Opvang speelde volgens [appellant] ook zelf een rol in de psychosociale begeleiding door medicijnen uit te delen, betrokken te zijn bij het wel en wee van de bewoners en een luisterend oor te bieden. Ook de omstandigheden dat de bewoners zelf hun kamers moesten schoonhouden en dat het een vereiste was dat de bewoners onder bewind stonden duidt er volgens [appellant] op dat De Opvang als een maatschappelijke opvang in de zin van de cao Sociaal Werk kwalificeerde. Volgens [appellant] bestonden zijn werkzaamheden uit huishoudelijke werkzaamheden, toediening van medicijnen, het bereiden van maaltijden, ondersteuning en advisering van de bewoners, het controleren en de handhaving van de orde, rust en veiligheid, ook gedurende de nacht, optreden tegen overlast en het bewaken van de toegang.
5.11.
[appellant] wordt in zijn standpunt niet gevolgd. Daartoe is het volgende redengevend.
De bedrijfsactiviteiten van De Opvang vallen naar het oordeel van het hof niet onder de werkingssfeerbepaling van de cao Sociaal Werk die, voor zover van belang, luidde: ‘
Activiteiten gericht op het bieden van korte of meer langdurige opvang en psychosociale begeleiding aan personen die (tijdelijk) niet beschikken over een eigen woonruimte, (..) die gedurende 24 uur per dag tijdelijke opvang, begeleiding en verpleging nodig hebben. Hieronder wordt verstaan: a. (...)ondersteuning en maatschappelijke opvang voor dak - en thuislozen, zwerfjongeren en anderen in instellingen of organisaties voor dag en/of nachtopvang, sociale pensions ((…), maatschappelijke opvang)’.
5.12.
De Opvang bood weliswaar (korter of langere) opvang in de vorm van kamerverhuur en maaltijdverstrekking aan kwetsbare mensen met psychiatrische ziektebeelden en verslavingen, maar het hof is anders dan de kantonrechter van oordeel dat De Opvang aan deze personen geen
psychosociale begeleidingbood en dat bovendien niet gesteld of gebleken is dat deze mensen
gedurende 24 uur per dag opvang, begeleiding en verpleging nodig hebben, zoals in de werkingssfeerbepaling is omschreven.
5.13.
Ten aanzien van de psychosociale begeleiding overweegt het hof dat vaststaat dat binnen De Opvang psychosociale begeleiding plaatsvond, maar dat eveneens vaststaat dat die begeleiding niet werd verricht door de medewerkers van De Opvang zelf, maar door externen (bijvoorbeeld medewerkers van thuiszorgorganisaties of verslavingsinstellingen). Geen van de medewerkers binnen De Opvang was daartoe opgeleid of anderszins geëquipeerd. De rol van De Opvang in de psychosociale begeleiding van de bewoners van het pension bestond uit het faciliteren van psychosociale begeleiding door externen door hen toegang te verschaffen (door bijvoorbeeld toegangssleutels in een sleutelkastje beschikbaar te stellen).
5.14.
De stelling van [appellant] dat De Opvang ook zelf een rol speelde in de psychosociale begeleiding wordt verworpen. Niet vast is komen te staan dat [appellant] medicatie uitdeelde, laat staan toediende. De Opvang heeft dat gemotiveerd betwist en [appellant] heeft de op de mondelinge behandeling in eerste aanleg naar voren gebrachte stelling van De Opvang dat apotheken medicatie bezorgden bij De Opvang en dat die medicatie werd uitgestald op een tafel waarvan de bewoners van het pension de medicatie konden afpakken, niet betwist. Volgens De Opvang bestonden de werkzaamheden van [appellant] uit het schoonmaken van de algemene ruimten en het verrichten van eenvoudige cateringwerkzaamheden zoals het smeren van broodjes, het bereiden van koffie en thee en een simpele maaltijd conform opgegeven schema en het assisteren bij de lunch en het ontbijt. De Opvang heeft uitdrukkelijk betwist dat [appellant] de orde, rust en veiligheid overdag of in de nacht handhaafde en de toegang bewaakte. Het enkel bieden van een luisterend oor of het aanzetten van de wasmachine door medewerkers van De Opvang (waarin de bewoners van De Opvang overigens zelf hun was stopten), kan naar het oordeel van hof niet worden gezien als het bieden van psychosociale begeleiding in de zin van de cao Welzijn.
5.15.
Verder duiden de omstandigheden dat De Opvang werd gedreven in de vorm van een besloten vennootschap (en niet in de vorm van een stichting) en dat De Opvang geen subsidie of gelden op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning ontving, er naar het oordeel van het hof niet direct op dat De Opvang (achteraf) moet worden gekwalificeerd als een
maatschappelijkeopvang voor dak - en thuislozenin de zin van artikel 1.1. sub 6 van de cao Sociaal Werk. Een besloten vennootschap heeft, anders dan een stichting, in beginsel wel een winstoogmerk. Dat De Opvang de huur voor de kamer en de maaltijd ontving van een bewindvoerder maakt dat niet anders.
5.16.
Eveneens is redengevend dat [appellant] niet heeft gesteld en dat ook overigens niet is gebleken dat De Opvang tot doel had, zoals in artikel 1.1. van de cao Sociaal Werk stond omschreven, de
sociale samenhang, de participatie in de maatschappij en zelfredzaamheid van de burgerte bevorderen. Naar het oordeel van het hof was het doel van De Opvang huisvesting en een maaltijd bieden aan kwetsbare mensen.
5.17.
Tot slot speelt een rol dat De Opvang gedurende haar gehele bestaan op de arbeidsovereenkomsten van al haar medewerkers de Horeca-cao heeft toegepast en ook steeds verplicht aangesloten is geweest bij het Pensioenfonds Horeca en Catering (zie 3.4).
5.18.
Concluderend komt het hof tot het oordeel dat De Opvang een horecabedrijf in de zin van de Horeca-cao was en dat op haar geen andere cao dan de Horeca-cao van toepassing was. De Opvang was een pension waarin aan personen uit een specifieke doelgroep (kwetsbare mensen) tegen betaling een kamer met wasgelegenheid werd verhuurd en een maaltijd werd verstrekt, en waar vanuit het oogpunt van medemenselijkheid een luisterend oor geboden werd en af een toe een huishoudelijk klusje werd gedaan voor de clientèle.
5.19.
Het voorgaande betekent dat het incidenteel hoger beroep slaagt. Het principaal hoger beroep behoeft geen (verdere) bespreking nu dat hoger beroep en de vorderingen van [appellant] in principaal hoger beroep immers uitgaan van de onterechte veronderstelling dat De Opvang op de arbeidsovereenkomst de cao Sociaal Werk had moeten toepassen. Zonder toepasselijkheid van die cao zijn de vorderingen niet toewijsbaarI.
5.20.
Het bestreden vonnis zal gedeeltelijk worden vernietigd, zoals hierna vermeld. [appellant] zal als de in het principaal en incidenteel hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Omdat De Opvang terecht incidenteel geappelleerd heeft tegen de kostencompensatie in eerste aanleg, zal [appellant] ook worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg.

6.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
6.1
vernietigt het bestreden vonnis voor zover de kantonrechter daarin heeft geoordeeld dat de activiteiten van De Opvang vielen binnen de werkingssfeer van de cao Sociaal Werk en deze algemeen verbindend verklaarde cao van toepassing was op De Opvang en voor zover de kantonrechter de proceskosten heeft gecompenseerd;
6.2.
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
6.3.
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van De Opvang vastgesteld op € 1.588,- voor de eerste aanleg en in principaal en incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van De Opvang vastgesteld op € 2.135,-- aan griffierechten en € 4.426,-- aan salaris in principaal hoger beroep en € 1.106,- aan salaris in het incidenteel hoger beroep en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
6.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. W. Aardenburg, mr. H.T. van der Meer en mr. I.A. van der Burg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.