ECLI:NL:GHAMS:2025:1451

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
200.329.354/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de vader, verzoeker in incidenteel hoger beroep, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 3] bij hem wenst te bepalen. De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van de kinderrechter en een tussenbeschikking van het hof. Het hof heeft op 6 augustus 2024 al een tussenbeschikking gegeven waarin de moeder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen. De mondelinge behandeling is voortgezet op 10 maart 2025, waarbij beide ouders en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder vooruitgang heeft geboekt in haar zorg voor de kinderen, mede door hulpverlening, en dat de kinderen bij haar kunnen verblijven. De vader heeft geen bezwaar tegen het bepalen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder, mits zij over een geschikte woning beschikt. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te bepalen, en heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zorgregeling is vastgesteld op basis van de aanbevelingen van de Raad, waarbij de kinderen om de week bij de vader en de moeder verblijven, met specifieke afspraken over contactmomenten en vakanties. De beslissing is op 3 juni 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.329.354/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/716509/ FA RK 22/2425
Beschikking van de meervoudige kamer van 3 juni 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.E. van Lotringen te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. G.M. Haring te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
- de minderjarige [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.
Als informant is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats A] (hierna: de GI).

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof heeft in deze zaak op 6 augustus 2024 een beschikking gegeven (hierna: de tussenbeschikking). Voor het procesverloop tot 6 augustus 2024 wordt naar de tussenbeschikking verwezen.
1.2
Het hof handhaaft wat het in de tussenbeschikking heeft overwogen en beslist. In die beschikking heeft het hof de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen en is de zaak betreffende de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling pro forma aangehouden tot 10 november 2024 met het verzoek aan de advocaten van partijen het hof te berichten over de stand van zaken en de verdere gewenste procesgang.
1.3
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam van 24 september 2024 is de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 11 oktober 2025.
1.4
Na voormelde tussenbeschikking zijn de navolgende stukken ingekomen:
-een bericht van de zijde van de moeder van 12 december 2024 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de moeder van 6 maart 2025 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vader van 6 maart 2025 met bijlagen.
1.5
De mondelinge behandeling van de zaak is voortgezet op 10 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd,
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw Touber.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1
Ter beoordeling van het hof ligt het verzoek in principaal hoger beroep van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, en het verzoek in incidenteel hoger beroep van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 3] bij hem te bepalen. Ook is aan de orde het verzoek van partijen om een zorgregeling vast te stellen die afwijkt van de bij de bestreden beschikking vastgestelde regeling. Die regeling hield in dat [minderjarige 3] hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder en dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hoofdverblijfplaats hebben bij de vader en dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus is dat de kinderen bij de vader of de moeder verblijven conform de met het OKT gemaakte afspraken, welke zijn vastgelegd in het veiligheidsplan, overgelegd bij productie 3 horende bij het verzoekschrift tot echtscheiding ingediend door de moeder.
2.2
Bij tussenbeschikking van 17 oktober 2023 heeft het hof - in aanvulling op de regeling in de bestreden beschikking - de volgende voorlopige zorg- en vakantieregeling vastgesteld:
- [minderjarige 2] verblijft wekelijks van maandag na school tot dinsdag 18.30 uur bij de moeder, en daarnaast eens in de twee weken de zaterdag;
- [minderjarige 1] verblijft eens in de twee weken op zaterdag bij de moeder; na de kerstvakantie verblijft hij wekelijks - op maandag of dinsdag - een middag bij de moeder;
- Tijdens de herfstvakantie (2023), de voorjaarsvakantie (2024) en de meivakantie (2024) loopt de reguliere (voorlopige) zorgregeling door;
- Voor de kerstvakantie (2023/2024) geldt:
• Indien de moeder met de kinderen naar Polen gaat, verblijven de kinderen de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader, waarbij de moeder de kinderen uiterlijk 30 december 2023 om 17.00 uur bij de vader brengt;
• Indien de moeder niet met de kinderen naar Polen gaat, dan loopt de reguliere (voorlopige) zorgregeling door.
2.3
Het hof zal thans een definitieve beslissing nemen.
Nadere standpunten van partijen
2.4
Ter zitting van 10 maart 2025 heeft de moeder verklaard dat zij in januari 2025 heeft vernomen dat zij in de zomer in een omslagwoning wordt geplaatst, geschikt voor drie kinderen. De afgelopen drie jaar heeft de moeder de nodige hulpverlening gezocht, waaronder weerbaarheidstrainingen, traumabehandeling voor haar ASS-diagnose en ouderschapstrainingen met betrekking tot scheiding en huiselijk geweld. Zij is met hulpverlening in staat de zorg voor alle drie de kinderen op zich te nemen. Sinds de tussenbeschikking is het contact met de kinderen verbeterd en hebben de kinderen vakanties bij de moeder doorgebracht die goed zijn verlopen. De (tijdelijke) zorgregeling, vastgesteld bij tussenbeschikking van dit hof van 17 oktober 2023, is echter niet conform de afspraken nageleefd. De tijd die moeder met de kinderen doorbrengt wordt volgens haar door de vader verstoord. Hij neemt dagelijks contact op met de kinderen wanneer zij bij de moeder zijn en wanneer het [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet zint, nemen zij contact op met de vader, waarna hij hen ophaalt. Met het opvoeden en aansturen van de kinderen zegt de moeder terughoudend te zijn, omdat, als het de kinderen niet bevalt, zij onwaarheden aan de vader vertellen, waaronder beschuldigingen van mishandeling, wat tot problemen leidt.
2.5
Ter zitting van 10 maart 2025 heeft de vader aangevoerd dat het contact tussen de kinderen en de moeder na de kerstvakantie is verbeterd, maar niet zodanig dat de kinderen volledig bij haar kunnen verblijven. De vader maakt zich zorgen over de kwetsbaarheid van de moeder, gezien haar autisme en haar deelname aan een traumabehandeltraject. Hij vindt het belangrijk dat er een zorgregeling komt waarbij de drie kinderen samen bij beide ouders kunnen verblijven, en vindt dat de moeder nog stappen moet ondernemen, zoals het vinden van een geschikte woning. Verder heeft de vader geen bezwaar tegen het bepalen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder. De vader acht het niet meer dan normaal dat hij contact heeft met de kinderen op dagen dat hij ze niet ziet. Hij staat altijd paraat voor het geval zij contact met hem opnemen om, indien gewenst, opgehaald te worden uit de vrees dat zij anders bij de moeder weglopen.
Advies van de raad
2.6
Ter zitting in hoger beroep van 10 maart 2025 heeft de raad verklaard dat er sinds de tussenbeschikking weinig veranderingen zijn. De zorgen – verwoord in het raadsrapport van april 2024 – zijn nog steeds aanwezig. De kinderen vertonen gedragsproblemen en het is in hun belang dat er duidelijkheid komt over de woonsituatie. Het advies van de raad in genoemd rapport omtrent het bepalen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder en de zorgregeling blijft ongewijzigd.
Visie van de GI
2.7
De GI heeft ter zitting van 10 maart 2025 duidelijk gemaakt dat zij zorgen heeft over de gedragsproblemen van de kinderen. De kinderen verkeren in een onzekere situatie en ervaren veel spanning. Het is voor de kinderen noodzakelijk dat er duidelijkheid komt. De moeder werkt met de GI mee en is bereid naar een kliniek te gaan, terwijl de vader al langere tijd niet meewerkt, waarvoor hij op 14 februari 2025 een schriftelijke aanwijzing ontving. Ook heeft de GI zorgen over de negatieve uitlatingen van de vader over de moeder in aanwezigheid van de kinderen.
Beoordeling door het hof
Hoofdverblijfplaats
2.8
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep op 10 maart 2025 blijkt dat de zorgen, zoals vermeld in het raadsrapport van 23 april 2024, nog steeds aanwezig zijn. Gebleken is dat de moeder, met hulpverlening, de kinderen de nodige structuur en stabiliteit kan bieden. Zij heeft vooruitgang geboekt met haar ASS-diagnose en traumabehandeling, is begeleidbaar en staat open voor verdere hulpverlening. De vader daarentegen staat niet open voor begeleiding en verleent weinig tot geen medewerking. Daarnaast heeft de vader op de zitting van 10 maart 2025 gezegd geen bezwaar te hebben tegen het bepalen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder, mits zij over een geschikte woning beschikt. Gebleken is dat de moeder voor de zomer een omslagwoning kan krijgen, die geschikt is voor drie kinderen, en dat zij de nodige hulpverlening hierbij zal ontvangen. Gelet op al het voorgaande is het hof met de raad van oordeel dat het bepalen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder het meest in het belang van de kinderen is.
2.9
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader vernietigen, en het verzoek in principaal hoger beroep van de moeder om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij haar te bepalen, toewijzen. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 3] is bij de bestreden beschikking al bij de moeder bepaald, waardoor de moeder bij dat deel van haar verzoek geen belang meer heeft. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 3] bij de moeder, bekrachtigen en het verzoek in incidenteel hoger beroep van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 3] bij hem te bepalen, afwijzen.
Zorgregeling
2.1
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep blijkt dat de moeder vooruitgang heeft geboekt en de onderlinge verhouding tussen haar en de kinderen is verbeterd. Zoals hiervoor is overwogen, zal de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zijn. Dat neemt niet weg dat ook de vader een belangrijke rol heeft te spelen in het leven van de kinderen. De raad heeft in zijn rapport van 23 april 2024 een zorgregeling voorgesteld. Het voorstel van de raad ziet op de situatie waarin de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. Volgens het advies van de raad is een passende zorgverdeling dat de kinderen om de week van woensdag, na school, tot maandag, naar school bij de vader zijn. De overgangsmomenten zijn dusdanig vastgesteld dat de kinderen niet belast worden met spanningsvolle overgangsmomenten tussen de ouders samen. Voor de vakanties adviseert de raad een 50/50-regeling, die in overleg, met hulp van de gezinsmanager, tot stand kan komen. Het hof is van oordeel dat in de huidige situatie die zorgregeling in het belang van de kinderen wenselijk is en zal daarom conform het raadsvoorstel beslissen.
2.11
Het is het hof gebleken dat de kinderen geen onbelast contact kunnen hebben met de moeder, omdat de vader dagelijks contact met hen opneemt wanneer zij bij de moeder zijn. Dat is een voor de kinderen onwenselijke situatie, gezien de problemen en spanning rondom deze contactmomenten. Het hof zal daarom vastleggen wanneer de contactmomenten zullen zijn, zoals bellen of appen, tussen de ene ouder en de kinderen wanneer zij bij de andere ouder zijn. De vader zal één contactmoment hebben met de kinderen op zondagmiddag wanneer zij bij de moeder zijn, en de moeder op vrijdagavond of zaterdagochtend wanneer de kinderen bij de vader zijn.
2.12
Omdat de moeder op dit moment nog niet beschikt over een geschikte woning voor drie kinderen, is het hof van oordeel dat, tot het moment dat zij die woning krijgt, een tijdelijke zorgregeling moet worden vastgesteld. De kinderen zullen van maandag na school tot woensdag naar school bij de moeder verblijven, van woensdag na school tot donderdag naar school bij de vader, en van donderdag na school tot maandag naar school, om de week bij de moeder en om de andere week bij de vader. Voor de vakanties geldt een 50/50-regeling, die in overleg, met hulp van de gezinsmanager, ingevuld kan worden, evenals het contactmoment zoals omschreven in rechtsoverweging 2.11. Zodra de moeder beschikt over geschikte huisvesting (waaronder begrepen de door haar genoemde omslagwoning), zal de in rechtsoverweging 2.10 vastgestelde zorgregeling gelden.
2.13
Dit leidt tot de navolgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof:
in principaal hoger beroep:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van alle drie de kinderen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder;
bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zodra de moeder een geschikte woning voor drie kinderen heeft, als volgt:
  • van maandag na school tot woensdag naar school verblijven de kinderen bij de moeder;
  • om de week van woensdag na school, tot maandag naar school verblijven de kinderen bij de vader, en in de andere week bij de moeder;
  • de vakanties worden in overleg tussen de ouders 50/50 verdeeld, zo nodig met behulp van de GI;
  • er is één contactmoment (bellen of appen) met de kinderen voor de vader op zondagmiddag, en één voor de moeder op vrijdagavond of zaterdagochtend, indien de kinderen op dat moment bij de andere ouder verblijven;
bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tot het moment dat de moeder een geschikte woning voor drie kinderen heeft, als volgt:
  • van maandag na school tot woensdag naar school verblijven de kinderen bij de moeder;
  • van woensdag na school tot donderdag naar school verblijven de kinderen bij de vader;
  • van donderdag na school tot maandag naar school om de week bij de moeder en de andere week bij de vader;
  • de vakanties worden in overleg tussen de ouders 50/50 verdeeld, zo nodig met behulp van de GI;
  • er is één contactmoment (bellen of appen) met de kinderen voor de vader op zondagmiddag, en één voor de moeder op vrijdagavond of zaterdagochtend, indien de kinderen op dat moment bij de andere ouder verblijven;
wijst af het meer of anders verzochte;
in incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 3] ;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V.T. de Bie, W.F. Groos en A.R. Sturhoofd in tegenwoordigheid van mr. R.B. de Cuba als griffier en is op 3 juni 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.