ECLI:NL:GHAMS:2025:1611

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
23-001489-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot doodslag op het station Bijlmer Arena

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag op een onbekend gebleven slachtoffer op 5 mei 2023 op het station Bijlmer Arena. De verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer, dat weerloos op de grond lag, met aanhoudend geweld aangevallen. Het slachtoffer is uiteindelijk van het perron op het metrospoor geduwd, wat een aanmerkelijke kans op de dood met zich meebracht. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en proces-verbaal van bevindingen. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor de aanmerkelijke kans op de dood, maar het hof oordeelt dat de geweldshandelingen van de verdachte en zijn medeverdachten als zodanig moeten worden gekwalificeerd. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en komt tot een andere bewezenverklaring, waarbij de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 75 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een werkstraf van 70 uren. Het hof houdt rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad, maar benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001489-24
datum uitspraak: 27 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juni 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-117934-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2007,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 december 2024 en 13 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 5 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een slachtoffer, waarvan de identiteit tot op heden onbekend is gebleven, opzettelijk van het leven te beroven:
- voornoemd slachtoffer heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- voornoemd slachtoffer onderuit heeft getrapt, waardoor hij ten val is gekomen en/of
- ( meermaals) met de arm krachtige slaande bewegingen heeft gemaakt tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemd slachtoffer en/of
- ( meermaals) met het been krachtige trappende/stampende bewegingen heeft gemaakt tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemd slachtoffer en/of
- voornoemd slachtoffer bij de benen/voeten heeft vastgepakt en over de grond heeft gesleept en/of
- voornoemd slachtoffer van het perron op het spoor heeft geduwd en/of
- stenen in de richting van voornoemd slachtoffer heeft gegooid
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 5 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een slachtoffer, waarvan de identiteit tot op heden onbekend is gebleven, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
- voornoemd slachtoffer heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- voornoemd slachtoffer onderuit heeft getrapt, waardoor hij ten val is gekomen en/of
- ( meermaals) met de arm krachtige slaande bewegingen heeft gemaakt tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemd slachtoffer en/of
- ( meermaals) met het been krachtige trappende/stampende bewegingen heeft gemaakt tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemd slachtoffer en/of
- voornoemd slachtoffer bij de benen/voeten heeft vastgepakt en over de grond heeft gesleept en/of
- voornoemd slachtoffer van het perron op het spoor heeft geduwd en/of
- stenen in de richting van voornoemd slachtoffer heeft gegooid
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair
hij op of omstreeks 5 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op het station Bijlmer Arena, in elk geval of op aan de openbare weg en/of een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, waarvan de identiteit tot op heden onbekend is gebleven, door:
- voornoemd slachtoffer vast te pakken en/of te houden en/of
- voornoemd slachtoffer onderuit te trappen, waardoor hij ten val is gekomen en/of
- ( meermaals) met de arm krachtige slaande bewegingen te maken tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemd slachtoffer en/of
- ( meermaals) met het been krachtige trappende/stampende bewegingen te maken tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemd slachtoffer en/of
- voornoemd slachtoffer bij de benen/voeten vast te pakken en over de grond te slepen en/of
- voornoemd slachtoffer van het perron op het spoor te duwen en/of
- stenen in de richting van voornoemd slachtoffer te gooien.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft in haar schriftelijk requisitoir uiteengezet waarom zij zich op het standpunt stelt dat wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe– kort samengevat – aangevoerd dat de geweldshandelingen van de verdachte en zijn mededaders voordat het slachtoffer van het perron wordt afgeduwd, moeten worden gekwalificeerd als poging tot zware mishandeling in vereniging gepleegd en het duwen van het slachtoffer waardoor hij op het spoor terecht komt moet worden gekwalificeerd als het medeplegen van een poging tot doodslag.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag moet worden vrijgesproken. De verdediging heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat uit de beelden niet valt op te maken of, waar en hoe hard het slachtoffer is geraakt door de geweldshandelingen van de verdachte zodat een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood niet kan worden vastgesteld. Daarbij speelt tevens een rol dat geen forensische rapportage voorhanden is over de gevaarzetting van de geweldshandelingen. Verder valt uit de beelden niet op te maken dat de verdachte het slachtoffer op het spoor heeft geduwd. De verdachte heeft altijd ontkend dat te hebben gedaan. Van (het bewust aanvaarden van) een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer als gevolg van het duwen op het spoor zou komen te overlijden is geen sprake, aldus de verdediging, een en ander neergelegd in de pleitnota.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof leidt uit de in het arrest opgenomen bewijsmiddelen (zie hierna) af dat de geweldshandelingen jegens het slachtoffer op initiatief van de verdachte zijn begonnen nadat hij het slachtoffer samen met twee medeverdachten aansprak en het slachtoffer begon te slaan. Vervolgens is er - nadat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer gezamenlijk hebben aangevallen – een steeds grotere groep ontstaan die aanhoudend explosief geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, dat op de grond van het perron lag. Het slachtoffer is daarbij - terwijl hij daar weerloos lag - door meerdere leden van de groep vele malen op het lichaam en op het hoofd getrapt/geschopt/gestampt en geslagen, terwijl de verdachte voortdurend deel uitmaakte van die groep en met het geweld meedeed. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte in dat geweld ook overigens een groot aandeel heeft gehad, onder meer door het slachtoffer met kracht op en/of richting het hoofd te schoppen en te stampen. Op geen enkel moment heeft hij zich daarbij gedistantieerd van het door de hele groep gepleegde geweld. Er is op basis van al het voorgaande sprake van medeplegen van geweld met de gehele groep.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een (zeer) kwetsbaar en vitaal gedeelte van het menselijk lichaam is. Door iemand (onder meer) met geschoeide voet met kracht, vol tegen en in de richting van het hoofd te schoppen terwijl die persoon bewegingloos op de grond ligt, wordt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op (schedel- of hersen)letsel met dodelijke afloop in het leven geroepen. Dit is te meer het geval als dit onderdeel is van groepsgeweld zoals dat zich hier heeft voorgedaan en hierboven is omschreven. Een forensisch rapport is voor die vaststelling niet nodig. Dat het slachtoffer mogelijk bij een van die trappen naar het hoofd een keer een rugzak voor zijn hoofd heeft, maakt het oordeel van het hof niet anders. Door zo groepsgewijs, veelvuldig, met kracht en tevens op het hoofd geweld uit te oefenen op een persoon, heeft de verdachte naar het oordeel van het hof bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het betreffende slachtoffer daaraan zou kunnen komen te overlijden. Dat de verdachte dit op de koop heeft toegenomen volgt naar het oordeel van het hof ook uit zijn handelen aan het einde van het incident. Uit de bewijsmiddelen volgt dat als het slachtoffer op staat hij een duw van de medeverdachte richting het spoor krijgt. Verdachte maakt dan ook een duwende beweging. Of hij hem daarbij heeft aangeraakt, doet niet ter zake, omdat het duidelijk zijn intentie laat zien. Als het slachtoffer stil op het spoor blijft liggen en niet opstaat, gaat de verdachte het spoor op en pakt hij een steen die hij met kracht richting het weerloze slachtoffer gooit. Dat tekent het explosief gewelddadige gedrag dat de verdachte vanaf het begin heeft vertoond. Naar de uiterlijke verschijningsvorm heeft de verdachte het geweld (waaruit reeds een aanmerkelijke kans op de dood was ontstaan) hiermee willen afmaken. Het hof ziet geen reden het gehele incident te splitsen zoals door de rechtbank is gedaan en ook door de advocaat-generaal en de verdediging werd bepleit, maar kwalificeert alle handelingen tezamen als het medeplegen van een poging tot doodslag.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 mei 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een slachtoffer, waarvan de identiteit tot op heden onbekend is gebleven, opzettelijk van het leven te beroven:
- voornoemd slachtoffer heeft vastgepakt en vastgehouden en
- voornoemd slachtoffer onderuit heeft getrapt waardoor hij ten val is gekomen en
- meermaals met de arm krachtige slaande bewegingen heeft gemaakt tegen/op het hoofd en het lichaam van voornoemd slachtoffer en
- meermaals met het been krachtige trappende/stampende bewegingen heeft gemaakt tegen/op het hoofd en het lichaam van voornoemd slachtoffer en
- voornoemd slachtoffer bij de benen/voeten heeft vastgepakt en over de grond heeft gesleept en
- voornoemd slachtoffer van het perron op het spoor heeft geduwd en
- een steen in de richting van voornoemd slachtoffer heeft gegooid
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 17957108, van 10 mei 2023, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , p. Z1 57 – Z1 89.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Ik bekeek de bewegende camerabeelden van het Gemeentelijk Vervoersbedrijf van station Arena. Op deze beelden is het incident op het station Arena te zien (
het hof begrijpt: op 5 mei 2023 te Amsterdam). Van de bewegende beelden heb ik de volgende fotografische opnamen gemaakt:
Foto 12: Ik zie het slachtoffer aan de andere zijde van het perron. NN1, NN2
(het hof begrijpt: de verdachte)en NN3 lopen achter het slachtoffer aan en sluiten hem in.
Foto 13: NN2 geeft het slachtoffer een duw ter hoogte van zijn borst. Het slachtoffer doet door de duw een stap naar achteren.
Foto 14: Dan begint het gevecht en verplaatsen de verdachten en het slachtoffer zich naar de andere zijde. Zij trekken hem aan armen en jas.
Foto 15: NN2 geeft het slachtoffer een trap.
Foto 16: NN2 geeft het slachtoffer vervolgens nog een trap. (
het hof heeft ter zitting waargenomen dat dit richting het hoofd van slachtoffer is[
tijdstip 05:21 op de compilatie]
).
Foto 17: NN3 geeft het slachtoffer een stomp.
Foto 18: Het slachtoffer weet weg te komen en rent weg. Het gevecht verplaatst zich naar de andere zijde van het perron.
Foto 19: NN3 geeft het slachtoffer een trap waardoor het slachtoffer onderuit gaat.
Foto 20: Het slachtoffer maakt een radslag over het perron en valt vervolgens plat op de grond.
Foto 21: Het slachtoffer ligt op het perron en NN2 maakt een trap tegen het hoofd van slachtoffer.
Foto 22: De grote groep rent in de richting van het slachtoffer.
Foto 23: NN2 trapt tegen het hoofd van het slachtoffer.
Foto 24: NN1 trapt tegen het slachtoffer.
Foto 26: Het slachtoffer valt op het metrospoor.
Foto 27: NN2 glijdt van het perron af en gaat het metrospoor op.
Foto 28: Het slachtoffer blijft bewegingsloos liggen op het spoor. NN2 zakt door zijn knieën.
Foto 29: NN2 gaat door zijn knieën en lijkt iets op te rapen. Vervolgens maakt NN2 een gooiende beweging.
Foto 30: Diverse getuigen en of verdachten kijken naar wat er op het spoor gebeurd.
Foto 31: Het slachtoffer staat op en wil naar de andere zijde van het spoor lopen.
Foto 32: Het slachtoffer valt wederom en blijft op het spoor liggen.
Foto 33: Het slachtoffer is weer opgestaan en aan de andere zijde het spoor afgegaan.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen ‘uitwerking video mishandeling station Bijlmer Arena’, met nummer 17942588 van 7 mei 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , pagina’s Z1-01 – Z1-26.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant.
Op vrijdag 5 mei 2023 heeft er een openlijke geweldpleging plaatsgevonden op het station Bijlmer Arena (
het hof begrijpt: te Amsterdam). De video betrof een schermopname van een Snapchat video. Op de beelden was het volgende zichtbaar:
Foto 2: Op de video is het slachtoffer, met een blauwe jas en rugtas, zichtbaar op de grond. Ik zag drie personen om het slachtoffer heen. Beschrijving: NN1, NN2 en NN3.
Foto 3: Ik zag dat NN3 een schoppende beweging maakte met zijn rechterbeen richting de benen van het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer probeerde op te staan maar dat NN3 het slachtoffer als het ware onderuit trapte.
Foto 4: Ik zag dat NN3 door de trap uit balans raakte en samen met het slachtoffer op de grond viel, Ik zag dat het slachtoffer zijn handen over zijn hoofd vouwde. Ik zag dat het slachtoffer in een zogenoemde foetushouding op de grond lag, vermoedelijk om zichzelf te beschermen tegen het geweld. Ik zag dat er met een linkerschoen tegen het hoofd van het slachtoffer werd getrapt. Ik zag dat de schoen afkomstig was van NN2 (
het hof begrijpt: de verdachte).
Foto 5: Ik zag dat NN2 op het slachtoffer in begon te slaan. Ik zag vervolgens dat er meerdere personen op het slachtoffer in begonnen te slaan en schoppen.
Foto 6: Ik zag dat NN2 met zijn linkerarm een krachtige slaande beweging maakte richting het hoofd van het slachtoffer. Ik zag dat NN3 boven het slachtoffer stond en meerdere slaande bewegingen maakte richting het slachtoffer.
Foto 7: Ik zag dat NN2 een stampende beweging met zijn linkerbeen op het hoofd van het slachtoffer maakte. Ik zag dat NN6 een krachtige stampende beweging maakte met zijn linkerbeen in de richting van het hoofd van het slachtoffer.
Foto 8: Ik zag dat NN2 meerdere malen krachtige stampende bewegingen maakte met zijn linkerbeen richting het slachtoffer
(het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep op de aldaar afgespeelde, bewegende camerabeelden waargenomen dat dit in de richting van het hoofd is). Tegelijkertijd lopen er af en aan andere personen op het slachtoffer in om verschillende klappen en trappen te geven.
Foto 9: Ik zag dat er een jongen, aangemerkt als NN4, op het slachtoffer in loopt. Ik zag dat hij mensen aan de kant duwde om vervolgens met zijn rechterbeen een stampende beweging richting het hoofd van het slachtoffer te maken. Ik zag dat NN3 naast het slachtoffer stond. Ik zag dat NN2 boven het slachtoffer hing en slaande bewegingen maakte.
Foto 10: Ik zag dat er andere personen in beeld kwamen. Ik zag dat er een jongen, aangemerkt als NN5, met een blauwe jas en een geel kleurige onderbroek die boven zijn broek uitkomt richting het slachtoffer liep en een krachtige stampende beweging maakte. Ik zag dat er twee jongens nagenoeg tegelijk richting het slachtoffer liepen, aangemerkt als NN7 en NN9.
Foto 11: Ik zag dat NN9 met zijn rechterbeen een krachtige trappende beweging maakte richting het lichaam van het slachtoffer.
Foto 12: Ik zag dat NN7 met zijn rechterbeen een krachtige trappende beweging maakte richting het lichaam van het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer ondertussen nog steeds roerloos op de grond lag en door verschillende benen werd geraakt.
Foto 13: Ik zag dat NN5 met zijn rechterbeen krachtig een stampende beweging maakte richting het hoofd van het slachtoffer, Ik zag dat NN4 links in beeld wederom in de buurt van het slachtoffer probeerde te komen.
Foto 14: Ik zag dat NN8 een trappende beweging tegen het lichaam van het slachtoffer maakte. Ik zag dat hij over het slachtoffer heen liep als het ware.
Foto 15: Ik zag dat NN1 de voeten van het slachtoffer probeerde vast te pakken om hem als het ware te verslepen. Ik zag dat NN5 uithaalde met zijn rechterbeen in de richting van het slachtoffer zijn hoofd. Ik zag dat hij schoppende bewegingen maakte. Ik zag dat NN2 ter hoogte van het hoofd van het slachtoffer stond en stampende bewegingen maakte.
Foto 16: Ik zag dat NN2 met zijn linkerbeen een krachtige trappende beweging maakte richting het hoofd van het slachtoffer. Ik zag dat NN5 de schoppende bewegingen met zijn rechterbeen bleef uitvoeren.
Foto 20: Slachtoffer staat op.
Foto 21: Ik zag plots dat NN5 in beeld kwam en dat hij met zijn rechterbeen hard tegen het lichaam schopte van het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer ineen kroop.
Foto 22: Na de trap zag ik dat NN5
(het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte])met zijn rechterhand tegen de schouder duwde van het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer uit balans raakte. Ik zag dat het slachtoffer op de rand van het perron stond.
Foto 23: Ik zag dat het slachtoffer uit balans raakte en op het spoor viel..
Foto 25: Ik zag dat het slachtoffer op de spoor lag en niet bewoog.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen ‘camerabeelden verdachte [verdachte] ’, van 10 mei 2023, met nummer 17951209, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , pagina’s P4 36 – P4 47.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
(Het hof begrijpt dat dit de handelingen zijn die ook op het snapchatfilmpje te zien zijn maar dan vanaf het perron aan de overkant)
Foto 15: Ik zag dat het slachtoffer op de grond lag nadat NN3 hem onderuit had geschopt. Ik zag dat [verdachte] boven het slachtoffer stond en met zijn arm krachtige slaande bewegingen maakte richting het slachtoffer.
Foto 16: Ik zag dat het slachtoffer op de grond bleef liggen en van verschillende mensen meerdere trappen en klappen kreeg. Ik zag dat de grote groep reageerde op de mishandeling en richting het incident renden. Ik zag dat [verdachte] ter hoogte van het hoofd van het slachtoffer stond. Ik zag dat hij meerdere trappen met zijn been maakte richting het hoofd van het slachtoffer. Het waren krachtige stampende bewegingen.
Foto 17: Ik zag dat het slachtoffer probeerde op te staan en dat [verdachte] daarbij een slaande beweging maakte naar het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer ineen gekropen over de rand van het perron liep. Ik zag dat NN5 het slachtoffer duwde waardoor die uit balans raakte en op het spoor viel.
Foto 18: Ik zag dat [verdachte] zich op de rand van het perron liet glijden waarna hij het spoor op ging richting het slachtoffer.
Foto 19: Ik zag dat [verdachte] zijn rechterarm omhoog bewoog en een gooiende/slaande beweging maakte richting de grond ter hoogte van waar het slachtoffer zich bevond.
4.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] met nummer 2023099681, documentcode 17946975, van 8 mei 2023 opgemaakt door de daartoe voegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. P4-17.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de op 8 mei 2023 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
V: Hoe vaak heb je die man geschopt?
A: Dat kan ik me niet herinneren. Wel meer dan 1 keer. Ik schopte met mijn linkerbeen.
V: Op welk moment heb jij die man geschopt?
A: Toen hij op de grond lag.
(…)
V: Je zei dat je iets op die man wilde gooien. Wat was dat dan?
A: Die stenen die op het spoor liggen wilde ik gooien. Ik wilde dat doen.
5.
De eigen waarneming van het hof gedaan ter terechtzitting in hoger beroep van 13 mei 2025.
Deze eigen waarneming houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het hof heeft op de bewegende beelden waargenomen dat de verdachte vanaf het door hem aanspreken van het slachtoffer, samen met twee andere jongens, en het vervolgens door de verdachte slaan van het slachtoffer, tot aan het op het spoor duwen van het slachtoffer voortdurend deel heeft genomen aan het groepsgeweld en zich op geen enkel moment van dat geweld heeft gedistantieerd. Ook heeft het hof waargenomen dat de verdachte direct nadat medeverdachte [medeverdachte] het slachtoffer een duw richting het spoor geeft ook met beide armen een duwende beweging maakt en daarbij zijn lichaam zichtbaar naar voren brengt in de richting van de rug van het slachtoffer.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 85 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof dezelfde straf oplegt als door de rechtbank is opgelegd.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad, de gevolgen die de door de rechtbank opgelegde straf zou hebben voor het aanvragen van een VOG en heeft verzocht aansluiting te zoeken bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Ook de periode waarin schorsingsvoorwaarden zijn opgelegd (en nagekomen) dienen te worden meegewogen bij de strafoplegging. Nu de verdachte zijn lesje heeft geleerd, zou volstaan kunnen worden met een geheel voorwaardelijke taakstraf, aldus de verdediging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op Bevrijdingsdag schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag van een onbekend gebleven slachtoffer. Uiteindelijk heeft zich een grotere groep bij dit geweld gevoegd en is het slachtoffer door deze groep in elkaar geslagen en getrapt. Het slachtoffer is uiteindelijk van het perron op het spoor geduwd. Na eerst verschillende keren op het hoofd te hebben getrapt, is de verdachte het slachtoffer nog achterna gegaan op het spoor en heeft hij een steen in de richting van het slachtoffer gegooid. De beelden van het geheel imponeren als schokkend, redeloos geweld, waaraan de verdachte een belangrijke bijdrage heeft geleverd. De ervaring leert dat dergelijke feiten een grote impact hebben op slachtoffers, die nog lange tijd lichamelijke en psychische gevolgen kunnen ervaren. Bovendien is een filmpje van dit geweld verspreid via social media en is er veel media-aandacht voor dit feit geweest. Binnen de samenleving is geschokt gereageerd op dit buitensporige geweld. Dergelijke feiten versterken de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid
Het hof heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 april 2025 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Verder heeft het hof kennisgenomen van een e-mailbericht van de Raad van de Kinderbescherming van 6 mei 2025 waarin de Raad stelt geen meerwaarde te zien in een kader van toezicht en begeleiding en verwijst naar het advies dat is opgemaakt in parketnummer 13-134656-24 van 9 april 2025 waarin tot eenzelfde advies wordt gekomen als het verouderde rapport van de verdachte in onderhavige zaak van 28 november 2023. Uit dit rapport is gebleken dat de verdachte inmiddels succesvolle EDMR-therapieën heeft gevolgd en zijn IFA-traject positief heeft afgerond. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen onder de algemene voorwaarden.
Het hof acht, alles afwegende, een jeugddetentie en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. In beginsel rechtvaardigt het feit een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie dan het deel dat de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, ook omdat daarvan een signaal moet uitgaan dat het beschreven groepsgeweld niet getolereerd kan worden. Het hof vindt het echter niet in het belang van de verdachte en uiteindelijk ook niet in het belang van de maatschappij dat de verdachte weer terug in detentie moet. Het hof zal daarom een fors voorwaardelijk strafdeel aan de verdachte opleggen, forser dan door de rechtbank is opgelegd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de wijze waarop het toezicht tot nu toe is verlopen, ziet het hof geen aanleiding om bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel te verbinden. Wel acht het hof het van belang dat de verdachte verdere consequenties ervaart van zijn handelen en legt daarom naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie ook een forsere werkstraf op dan de rechtbank heeft opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
100 (honderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
75 (vijfenzeventig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. C.J. van der Wilt en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van
mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 mei 2025.