ECLI:NL:GHAMS:2025:1747

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
200.352.942/01OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot prijsbepaling ex artikel 2:343c lid 1 BW in een familiebedrijfsgeschil

In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een verzoek van JOMABAS B.V. tot prijsbepaling van aandelen in [vennootschap 1] na een conflict binnen een familiebedrijf. De zaak is gestart met een verzoekschrift op 28 maart 2025, waarin JOMABAS B.V. en haar aandeelhouders de Ondernemingskamer vroegen om de prijs van de aandelen vast te stellen. De Ondernemingskamer heeft op 4 juli 2025 een beschikking gegeven waarin zij een deskundige benoemt om de waarde van de aandelen te bepalen. De zaak heeft zijn oorsprong in een verslechterde relatie tussen de broers [broer A], [broer B] en [broer C], die aandeelhouders zijn van het bedrijf. De broers hebben geprobeerd om tot een regeling te komen, maar dit is niet gelukt, wat heeft geleid tot het verzoek om de prijs van de aandelen vast te stellen. De Ondernemingskamer heeft de verzoeken van JOMABAS en [broer A] tot uittreding en enquête ingetrokken verklaard, en in plaats daarvan een gezamenlijk verzoek tot prijsbepaling geaccepteerd. De deskundige moet binnen zes weken een plan van aanpak indienen, waarna de Ondernemingskamer de verdere procedure zal bepalen.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.352.942/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 4 juli 2025
inzake
in de enquêteprocedure
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JOMABAS B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
-
[broer A] ,
wonende te [plaats] ,
VERZOEKERS,
advocaten:
mr. B.W. Brouweren
mr. T.G.H. Coppens, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[vennootschap 1] .,
gevestigd te [plaats] ,
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[vennootschap 2] ,
gevestigd te [plaats] ,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mr. R.J.W. Analbersen
mr. S.H.J. Kramer, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILJEC B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NIROKAL B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
-
[broer B],
wonende te [plaats] ,
-
[broer C],
wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. R.J.W. Analbersen
mr. S.H.J. Kramer, kantoorhoudende te Amsterdam,
in de geschillenregeling
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JOMABAS B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. B.W. Brouweren
mr. T.G.H. Coppens, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILJEC B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NIROKAL B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[vennootschap 1] .,
gevestigd te [plaats] ,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mr. R.J.W. Analbersen
mr. S.H.J. Kramer, kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • Jomabas B.V. als Jomabas;
  • [broer A] als [broer A] ;
  • [vennootschap 1] als [vennootschap 1] ;
  • [vennootschap 2] als [vennootschap 2] ;
  • Wiljec B.V. als Wiljec;
  • Nirokal B.V. als Nirokal;
  • [broer B] als [broer B] ;
  • [broer C] als [broer C] .
1.
Het verloop van het geding
1.1 Jomabas heeft op 28 maart 2025 bij de Ondernemingskamer een (gecombineerd) verzoekschrift ingediend strekkende tot:
primair uittreding van Jomabas als aandeelhouder van [vennootschap 1] ex artikel 2:343 BW en verder;
subsidiair het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [vennootschap 1] en [vennootschap 2] en het treffen van onmiddellijke voorzieningen; en
[vennootschap 1] en [vennootschap 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten.
1.2 [vennootschap 1] , [vennootschap 2] , Wiljec, Nirokal, [broer C] en [broer B] hebben bij verweerschrift van 8 mei 2025 de Ondernemingskamer verzocht:
primair, Jomabas en [broer A] niet-ontvankelijk te verklaren in het enquêteverzoek ten aanzien van [vennootschap 2] . Subsidiair de verzoeken van Jomabas en [broer A] een onderzoek te gelasten en onmiddellijke voorzieningen te treffen ten aanzien van [vennootschap 2] en [vennootschap 1] af te wijzen, met hoofdelijke veroordeling van Jomabas en [broer A] in de kosten van deze procedure;
het uittredingverzoek van Jomabas af te wijzen, met hoofdelijke veroordeling van Jomabas in de kosten van deze procedure.
1.3 Het (gecombineerde) verzoekschrift is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 5 juni 2025. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Partijen zijn tot slot met elkaar in gesprek gegaan en zijn een regeling met elkaar overeengekomen. De tussen partijen gemaakte afspraken zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting van 5 juni 2025.
1.4 Onderdeel van de tussen partijen gemaakte afspraken is dat [vennootschap 1] en haar aandeelhouders de Ondernemingskamer gezamenlijk verzoeken op grond van artikel 2:343c lid 1 BW de prijs van de aandelen in [vennootschap 1] te doen vaststellen. Hiermee is het primaire verzoek omgezet in een verzoek ex artikel 2:343c lid 1 BW en zijn de subsidiaire verzoeken, waaronder het enquêteverzoek, ingetrokken.

2 Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over een familiebedrijf dat in 1960 door de vader van de huidige (indirect) aandeelhouders als eenmansbedrijf, [vennootschap 2] , is gestart. [vennootschap 1] staat inmiddels aan het hoofd van een groep ondernemingen die is gespecialiseerd in het leveren van specialistische transportmiddelen en diensten voor wegenbouw en andere sectoren (de [Groep] ), waar 180 FTE werken. Sinds 1993 zijn de broers [broer A] , [broer B] en [broer C] de (middellijk) aandeelhouders van de [Groep] . Een organigram van de [Groep] ziet er als volgt uit:
2.2
Het bestuur van [vennootschap 1] bestond, tot het ontslag van [broer A] op 7 januari 2025, sinds 1993 uit de drie broers, [broer A] , [broer B] en [broer C] . Ook het bestuur van [vennootschap 2] bestond, tot het ontslag van [broer A] op 7 januari 2025, uit de drie broers, [broer A] , [broer B] en [broer C] .
2.3
[moeder] , die vanaf de oprichting van [vennootschap 2] bij de onderneming betrokken was, heeft in 2020 tijdens de Covid 19 pandemie afstand genomen van de onderneming. Daarna is de relatie tussen de broers snel verslechterd. De verhouding tussen de broers kwam vervolgens nog verder onder druk te staan als gevolg van de positie/rol van de zoons van [broer A] , [zoon X] en [zoon Y] , binnen de [Groep] .
2.4
Sinds 2022 wordt het familiebedrijf geholpen door de Adviesgroep Familiebedrijven van BDO. De opdracht aan BDO was “het opzetten van een gestructureerd overleg op aandeelhouders-, strategisch en operationeel niveau, alsmede bij het opvolgingsproces naar de volgende generatie.”
2.5
Een groot deel van de derde [generatie] , waaronder ook de zoons van [broer A] , zijn (of wat [zoon X] en [zoon Y] betreft: waren) werkzaam binnen de [Groep] . [zoon X] had het initiatief genomen om binnen [vennootschap 2] afvalinzameling als nieuwe bedrijfsactiviteit te ontwikkelen. [zoon Y] hield zich onder andere bezig met elektrificatie van het wagenpark. De samenwerking van [zoon X] en [zoon Y] met [broer B] en [broer C] kende spanningen. [zoon Y] is vervolgens in maart 2023 vertrokken en [zoon X] heeft in november 2023 besloten te vertrekken.
2.6
De verhouding tussen de broers [broer A] , [broer B] en [broer C] kwam steeds verder onder druk te staan. [broer A] heeft in de zomer van 2023 aan [broer B] en [broer C] kenbaar gemaakt zijn dagelijkse betrokkenheid bij de onderneming te willen beëindigen. Vervolgens zijn de broers met elkaar in gesprek gegaan. Onder andere is gesproken over de uitkoop van [broer A] en zijn concrete biedingen gedaan. Deze gesprekken hebben niet tot overeenstemming geleid. [broer A] is op de aandeelhoudersvergadering van 7 januari 2025 ontslagen als bestuurder van [vennootschap 1] en [vennootschap 2] . Uiteindelijk is het tijdens de mondelinge behandeling van 5 juni 2025 gekomen tot onderhavig gezamenlijk verzoek op grond van artikel 2:343c lid 1 BW de prijs van de aandelen van Jomabas in [vennootschap 1] te doen vaststellen.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[vennootschap 1] en haar aandeelhouders hebben de Ondernemingskamer gezamenlijk verzocht de prijs van de aandelen in [vennootschap 1] te doen vaststellen als bedoeld in artikel 2:343c lid 1 BW. Daarbij zal de door de Ondernemingskamer gepubliceerde Leidraad voor de deskundigen in de geschillenregeling (hierna: de Leidraad) van toepassing zijn. Peildatum zal zijn 1 januari 2025. Zij hebben de Ondernemingskamer verzocht één onafhankelijke deskundige te benoemen die de waarde van de aandelen zal bepalen.
3.2
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. Partijen zijn overeengekomen dat [vennootschap 1] de aandelen van Jomabas zal inkopen tegen een nader vast te stellen prijs. Zodoende resteert de vaststelling van de door [vennootschap 1] te betalen prijs voor de door Jomabas over te dragen aandelen.
3.3
Voor de vaststelling door de Ondernemingskamer van de prijs van de over te dragen aandelen geldt als uitgangspunt dat Jomabas recht heeft op een reële en redelijke vergoeding voor zijn aandelen.
3.4
De Ondernemingskamer zal hierna op grond van artikel 2:343c lid 3 BW in samenhang met artikel 2:343 lid 2 BW en artikel 2:339 lid 1 BW, één deskundige benoemen en deze vragen een deskundigenonderzoek te verrichten en daarover schriftelijk te berichten. De Ondernemingskamer wijst in dat kader op de door de Ondernemingskamer gepubliceerde Leidraad, waarop de deskundige acht dient te slaan.
3.5
De Ondernemingskamer zal de te benoemen deskundige vragen om binnen zes weken – of zoveel eerder als mogelijk – een plan van aanpak met een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen. De Ondernemingskamer zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens de hoogte van het voor de kosten van de deskundige ter griffie te storten voorschot bepalen, tenzij partijen over dit laatste afwijkende afspraken maken. In diezelfde beschikking zal de Ondernemingskamer bepalen binnen welke termijn de deskundige het deskundigenbericht dient uit te brengen.
3.6
Na indiening van het deskundigenbericht zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk op het deskundigenbericht te reageren en hun zienswijze kenbaar te maken, waarna de Ondernemingskamer (tenzij alle partijen laten weten daarop geen prijs te stellen) een mondelinge behandeling zal bepalen ter bespreking van het deskundigenbericht en de vaststelling van de prijs van de over te dragen aandelen.
3.7
De Ondernemingskamer zal, op grond van artikel van artikel 2:343c lid 3 BW in samenhang met artikel 2:343 lid 2 BW en 2:340 lid 1 BW, in de beschikking waarin zij de prijs van de aandelen vaststelt, bepalen wie de kosten van het deskundigenonderzoek en -bericht draagt. Vooruitlopend daarop zal de Ondernemingskamer bepalen dat het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek ten laste komt van [vennootschap 1] .
3.8
Jomabas en [broer A] hebben het enquêteverzoek en het uittredingsverzoek ingetrokken en in plaats daarvan hebben partijen een gezamenlijk prijsbepalingsverzoek gedaan op grond van artikel 2:343c lid 1 BW. Bij die stand van zaken bestaat geen belang meer bij beoordeling van en beslissing op de oorspronkelijke verzoeken, zodat de Ondernemingskamer Jomabas en [broer A] niet ontvankelijk zal verklaren in hun oorspronkelijke verzoeken. Gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken bestaat er geen aanleiding een proceskostenveroordeling in de enquêteprocedure uit te spreken. Dit betekent dat daarmee de enquêteprocedure hierbij is beëindigd. De geschillenregelingsprocedure zal worden voorgezet als een procedure in de geschillenregeling op grond van artikel 2:343c lid 1 BW.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar de waarde van de door Jomabas B.V. gehouden aandelen in [vennootschap 1] ., per 1 januari 2025;
benoemt tot deskundige drs. PH. M. van Spaendonck RV;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig – in de zin van artikel 190 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat wil zeggen niet onder leiding van de Ondernemingskamer – zal verrichten;
bepaalt dat de griffier van de Ondernemingskamer onverwijld een afschrift van deze beschikking en het procesdossier aan de deskundige zal doen toekomen;
verzoekt de deskundige binnen zes weken – of zoveel eerder als mogelijk – een plan van aanpak met een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen;
bepaalt dat de deskundige, in het kader van zijn onderzoek, partijen in de gelegenheid dient
te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van
het onderzoek dient te blijken dat aan dit voorschrift is voldaan;
benoemt mr. E. Loesberg tot raadsheer-commissaris;
verklaart Jomabas B.V. niet ontvankelijk in haar verzoek tot uittreding als aandeelhouder van [vennootschap 1] . en verklaart Jomabas B.V. en [broer A] niet ontvankelijk in hun verzoek tot het instellen van een enquête bij [vennootschap 1] . en [vennootschap 2] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg, voorzitter, mr. W.A.H. Melissen en mr. M.P. Nieuwe Weme, raadsheren, en drs. A.G. Thomassen RT RV en drs. G. Eikelenboom AG, raden, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. W.A.H. Melissen op 4 juli 2025.