ECLI:NL:GHAMS:2025:1781

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
23-002793-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van beschermde orchideeën in strijd met de CITES-basisverordening

Op 8 juli 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 20 januari 2021 op Schiphol 10 zakjes van 15 gram Café Crown met als ingrediënt salep, een poeder van verschillende soorten orchideeën, heeft ingevoerd. De verdachte werd beschuldigd van het in strijd handelen met de CITES-basisverordening, die de bescherming van bedreigde plantensoorten regelt. Tijdens de rechtszaak werd de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie betwist vanwege vermeende vormverzuimen, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk handelde, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wist dat salep afkomstig was van beschermde orchideeën. De verdachte werd vrijgesproken van het tenlastegelegde opzet, maar het hof achtte het economisch delict wel bewezen. De verdachte kreeg een geldboete van € 75,00, subsidiair 1 dag hechtenis, en het vonnis van de economische politierechter werd vernietigd. Het hof benadrukte de ernst van het delict en de noodzaak om de CITES-basisverordening te handhaven, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002793-22
datum uitspraak: 8 juli 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 oktober 2022 in de strafzaak onder parketnummer 81-042971-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 juni 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging vanwege vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit verweer slaagt niet, gelet op hetgeen het hof hierna ten aanzien van het subsidiaire, tot bewijsuitsluiting strekkende, verweer overweegt.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2021, te Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer, heeft gehandeld in strijd met (een) bij de Regeling natuurbescherming aangewezen voorschrift(en) van (een) EU-verordening(en) te weten artikel 4, lid 1 en/of 2 van de Basisverordening (EG) nr. 338/97 door, al dan niet opzettelijk, specimen van de in bijlage B bij deze verordening genoemde soorten, te weten;
tien (10), zakjes a 15 gram, Café Crown, met als ingrediënt orchidee, Latijnse benaming Orchidaceae spp., familie Orchidaceae, in de Gemeenschap binnen te brengen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen.
De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring, kwalificatie en strafoplegging komt dan de economische politierechter.

Standpunten van partijen

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich, deels verwijzend naar zijn brief van 24 april 2025, op het standpunt gesteld dat het impliciet primair tenlastegelegde, de opzetvariant, kan worden bewezen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het etiket van een product, waarop de ingrediënten staan vermeld, leidend is. Als op het etiket een plantensoort staat die wordt genoemd in de bijlagen van de Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (hierna: de CITES-basisverordening), moet ervan worden uitgegaan dat het gaat om een product van een beschermde plant. Dat betekent dat er een invoervergunning is vereist, waarover de verdachte niet beschikte. De verdachte heeft voorts opzettelijk gehandeld in strijd met een voorschrift van de CITES-basisverordening. Ook als de verdachte niet op het etiket heeft gekeken (of dat wel heeft gedaan en zich niet heeft gerealiseerd dat salep een orchidee is) blijft sprake van voorwaardelijk opzet. Van een reiziger mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van wat hij meeneemt en van de geoorloofdheid van voorgenomen invoer van goederen.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van vormverzuimen in de zin van artikel
359a Sv. In de eerste plaats heeft zij hiertoe aangevoerd dat, ondanks de bewering op de verpakking, er in het geheel géén salep in de zakjes koffiepoeder van de verdachte zat. Dit volgt uit een specifiek onderzoek dat is gedaan naar de zakjes salep koffiepoeder van Ülker genaamd Café Crown, het merk dat bij de verdachte is aangetroffen. Voorts geldt: ook als er wél salep in de zakjes koffiepoeder zat, is aannemelijk dat de zakjes koffiepoeder van de verdachte salep bevatten die afkomstig is van gekweekte orchideeën. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de salep afkomstig is van natuurlijke orchideeën die door de CITES-basisverordening worden beschermd. Uit het voorgaande volgt dat een gedegen onderzoek naar de inhoud van de bij de verdachte aangetroffen verpakkingen van belang is, waar door de verdachte ook herhaaldelijk om is verzocht. Dit onderzoek kan, nu de zakjes koffiepoeder reeds vernietigd zijn, echter niet meer worden uitgevoerd.
Gelet op de ernst van de verzuimen en het nadeel dat de verdachte daardoor heeft ondervonden, dient hieraan – voor zover het openbaar ministerie al ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte, hetgeen volgens het primaire standpunt van de verdediging niet het geval is – (subsidiair) het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting te worden verbonden, met als gevolg dat de verdachte, wegens onvoldoende ander bewijs, moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
Indien het hof van oordeel is dat geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, dient de verdachte op inhoudelijke gronden te worden vrijgesproken. Nu geen onderzoek is gedaan naar de daadwerkelijke inhoud van de zakjes koffiepoeder die onder de verdachte zijn aangetroffen, kan niet worden vastgesteld dat de verpakkingen daadwerkelijk poeder van orchideeën bevatten, laat staan dat het om beschermde orchideesoorten ging.

Bewijsoverweging

Feiten en omstandigheden
Het hof stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 januari 2021 op of omstreeks 17.20 uur zijn bij een douanecontrole op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, de volgende voorwerpen aangetroffen in de ruimbagage van de verdachte: 10 zakjes à 15 gram betreffende koffie met als vermeld ingrediënt Salep. De verdachte, die met vluchtnummer [nummer] vanuit Turkije op Schiphol was aangekomen, is hiervan de eigenaar. [1] De aangetroffen goederen zijn door een daartoe opgeleide verbalisant gedetermineerd. Door deze verbalisant is vastgesteld dat hierop – het hof begrijpt: met grote letters op de voorzijde [2] – onder andere de opdruk ‘Café crown’ en ‘Sütlü salep’ stond en dat ieder van de verpakkingen een gewicht had van 15 gram. Op de achterzijde van alle verpakkingen stonden de ingrediënten vermeld voor de vervaardiging van het product, waaronder: ‘Salep tozu’, vertaling: Salep poeder. Salep is een verzamelnaam voor poeder bestaande uit diverse soorten orchideeën. Er wordt geen soort orchidee genoemd die in Bijlage A van de CITES-basisverordening staat. Salep valt zodoende onder ‘Orchidaceae spp.’ (familie ‘Orchidaceae’) genoemd in Bijlage B van de CITES-basisverordening. [3] De verdachte heeft verklaard dat hij voornoemde goederen heeft gekocht in de supermarkt en heeft meegenomen om op te drinken als hij keelpijn heeft. Hij beschikte niet over een vergunning om deze goederen in te voeren, omdat hij niet ervan op de hoogte was dat zo’n vergunning nodig was. [4] Volgens de verdachte hoorde hij op de luchthaven voor het eerst dat salep van orchideeën wordt gemaakt en dat de orchidee een beschermde plant is. [5]
Beoordeling van het hof
Vormverzuim
Het hof dient eerst de vraag te beantwoorden of sprake is van een vormverzuim nu de daadwerkelijke samenstelling van de bij de verdachte aangetroffen verpakkingen niet meer kan worden onderzocht op de aan- of afwezigheid van (natuurlijke) orchidee. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend.
Ingevolge artikel 2, aanhef onder t), van de CITES-basisverordening wordt – voor zover relevant – onder „specimen” verstaan: elke plant, dood of levend, van de in de bijlagen A tot en met D genoemde soorten, elk deel daarvan en elk daarvan verkregen produkt, al dan niet in andere goederen vervat,
alsmede alle goederen waarvan op grond van een verpakking of etiket moet worden aangenomen dat het gaat om delen of produkten van tot deze soorten behorende planten, tenzij deze delen of produkten door middel van een aanduiding in die zin in de bijlagen waarin de betrokken soorten genoemd worden, expliciet van het toepassingsgebied van de Verordening of van de bepalingen met betrekking tot de betrokken bijlage zijn uitgesloten. Van een dergelijke uitsluiting is in dezen geen sprake. Nu de verpakking/het etiket met daarop de vermelde ingrediënten inhoudt dat het goed ‘salep’ (poeder bestaande uit diverse soorten orchideeën) bevat, is sprake van een specimen als bedoeld in de CITES-basisverordening. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de CITES-basisverordening mogen specimens van daarbij in bijlage B genoemde soorten slechts in de Gemeenschap worden binnengebracht indien de nodige controles zijn verricht en vooraf in het douanekantoor aan de grens waar de specimens worden binnengebracht, een invoervergunning is voorgelegd die werd afgegeven door een administratieve instantie van de Lid-Staat van bestemming. Of ook daadwerkelijk orchidee in het product zit en, zo ja, wat hiervan de herkomst is (natuurlijk of gekweekt), is tegen die achtergrond niet relevant voor de vraag of bewezen kan worden dat in strijd is gehandeld met het verbod om zonder vergunning specimens van in bijlage B bij de CITES-basisverordening genoemde soorten de Gemeenschap binnen te brengen. Hetzelfde geldt voor het door de verdediging voorgestelde onderzoek.
Het hof is aldus van oordeel dat geen sprake is van enig vormverzuim in het voorbereidend onderzoek zoals bedoeld in artikel 359a Sv. De verweren van de raadsvrouw in dit kader worden derhalve verworpen.
Economisch delict
Nu geen sprake is van (tot bewijsuitsluiting strekkende) vormverzuimen, zal het hof de resultaten van het
onderzoek naar de bij de verdachte aangetroffen producten bij het bewijs betrekken.
Bewezen kan worden dat de verdachte op 20 januari 2021 op de luchthaven van Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, 10 zakjes à 15 gram Café Crown, met als ingrediënt orchidee de Gemeenschap heeft binnengebracht. De orchidee is een beschermde plant blijkens bijlage B van de CITES-basisverordening. Zoals in het voorgaande reeds opgenomen, mag een specimen van orchideeën slechts met een invoervergunning Nederland worden binnengebracht. De verdachte heeft verklaard dat hij niet over een vergunning beschikte om deze goederen in te voeren. Het was ingevolge artikel 3.37, eerste lid, van de Wet natuurbescherming jo. artikel 3.14 sub a van de Regeling natuurbescherming verboden in strijd te handelen met artikel 4, tweede lid, van de CITES-basisverordening. Een overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel 3.37, eerste lid, van de Wet natuurbescherming leverde een economisch delict op ingevolge artikel 1a onder 1̊ van de Wet op de economische delicten (WED).
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte – door zonder vergunning specimens van in bijlage B bij de CITES-basisverordening genoemde soorten, namelijk goederen waarvan op grond van de verpakking en het etiket moet worden aangenomen dat zij delen of produkten van orchidee bevatten, Nederland binnen te brengen – een economisch delict heeft begaan. De tot vrijspraak strekkende verweren van de raadsvrouw worden verworpen.
Opzet
De vraag die vervolgens voorligt, is of de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en daarmee een misdrijf heeft gepleegd, of een (onopzettelijke) overtreding heeft begaan.
In de onderhavige zaak houdt de tenlastelegging in dat de verdachte “
(…) opzettelijk, specimen van de in bijlage B bij deze verordening genoemde soorten, te weten; tien (10), zakjes a 15 gram, Café Crown, met als ingrediënt orchidee, Latijnse benaming Orchidaceae spp. (…)” in de Gemeenschap heeft binnengebracht. In deze formulering van het verwijt ligt besloten dat het opzet zich mede uitstrekt tot de tenlastegelegde specimen van de in bijlage B genoemde soort (orchidee, Latijnse benaming Orchidaceae spp.).
Anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, volgt naar het oordeel van het hof uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet dat de verdachte wist dat het betreffende poeder orchidee bevatte. Het hof gaat ervan uit dat de verdachte, die het poeder gebruikte tegen zijn keelpijn, de verpakking van het poeder voorafgaand aan 20 januari 2021 zal hebben gezien, en tevens – in aanmerking genomen dat die verpakking niet alleen op de ingrediëntenlijst, maar ook met grote letters voorop ‘Salep’ vermeldt – bekend was met het feit dat het poeder het ingrediënt ‘salep’ bevatte. Niet kan echter worden vastgesteld dat de verdachte daarmee ook (voorwaardelijk) opzet had op de omstandigheid dat ‘salep’ uit orchidee (Orchidaceae spp.) bestond. Hetgeen door de advocaat-generaal in dit verband is aangevoerd, te weten dat van een reiziger mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van wat hij meeneemt en zich op de hoogte stelt van de geoorloofdheid van voorgenomen invoer van goederen, is daarvoor (onder de vastgestelde feiten en omstandigheden) niet voldoende. Ook anderszins is niet gebleken dat sprake was van (voorwaardelijk) opzet.
De verdachte zal derhalve van het tenlastegelegde opzet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 januari 2021, te Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer, heeft gehandeld in strijd met een bij de Regeling natuurbescherming aangewezen voorschrift van een EU-verordening te weten artikel 4 lid 2 van de Basisverordening (EG) nr. 338/97 door specimen van de in bijlage B bij deze verordening genoemde soorten, te weten; tien (10), zakjes a 15 gram, Café Crown, met als ingrediënt orchidee, Latijnse benaming Orchidaceae spp., familie Orchidaceae, in de Gemeenschap binnen te brengen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3.37, eerste lid, van de Wet natuurbescherming.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het (impliciet primair) tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 75,00 subsidiair 1 dag hechtenis.
De raadsvrouw heeft verzocht om, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Ter onderbouwing heeft zij gewezen op de geringe hoeveelheid salep die de verdachte de Gemeenschap heeft binnengebracht – het zou gaan om in totaal ongeveer 13 zoutkorrels aan saleppoeder – en de negatieve consequenties voor zijn werk bij en zijn reisverplichtingen voor het grootste IT-consultancy bedrijf ter wereld. Ook wil de verdachte de risico’s bij het aanvragen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) zoveel mogelijk beperken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in strijd met de daarvoor geldende regels zakjes ingevoerd, waarop stond dat dit salep bevatte; een verzamelnaam voor een poeder bestaande uit verschillende soorten orchideeën. De desbetreffende regelgeving dient ertoe bedreigde (dieren- en) plantensoorten te beschermen. Het
verdwijnen van een dier- of plantensoort leidt tot verstoring van het ecosysteem. Met de advocaat-generaal, en anders dan de economische politierechter, is het hof van oordeel dat de import van producten van met uitsterven bedreigde (dieren- en) plantensoorten geen feit is van zodanig geringe ernst dat strafoplegging geheel achterwege zou moeten blijven. Voor een gram gemalen salep heeft men, afhankelijk van de leeftijd en daarmee grootte, 1 tot 4 knollen nodig. De handel in salep is daarmee een bedreiging voor wilde orchideeënsoorten, omdat de planten in hun geheel worden geoogst en niet opnieuw kunnen groeien. Bovendien vormen de ogenschijnlijk beperkte hoeveelheden van een binnen de Gemeenschap binnengebracht dier of plant tezamen een grote hoeveelheid. Tegen deze achtergrond is het van belang dat de CITES-basisverordening geen tandeloze tijger wordt; handelen in strijd met de CITES-basisverordening dient reële consequenties te hebben voor de persoon die zich er niet aan houdt, zodat niet kan worden volstaan met de toepassing van artikel 9a Sr. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de raadsvrouw naar voren gebracht, leiden niet tot een andere conclusie.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in hoger beroep is overschreden, omdat het hoger beroep namens de verdachte op 25 oktober 2022 is ingesteld, terwijl het hof eerst thans arrest wijst. Dit betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met ruim 8 maanden. Gelet op de omstandigheid dat niet meer dan een geldboete ter hoogte van € 75,00 zal worden opgelegd, wordt volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23 en 24c Sr, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 3.37 van de Wet natuurbescherming, artikel 3.14 van de Regeling natuurbescherming en artikel 4 en bijlage B van de CITES-basisverordening.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is
bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 23 februari 2021 onder CJIB nummer [CJIB-nummer] .
Ten aanzien van het bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 75,00 (vijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling
en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. P. Greve en mr. T.J. Kelder, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 juli 2025.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Een proces-verbaal met nummer 2021-0213-00778 van 21 januari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (digitale pagina’s 1-5).
2.Zoals blijkt uit de foto die als bijlage is gevoegd bij het proces-verbaal met nummer 2021-0213-00778A van 21 januari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (pagina 6 van 7).
3.Een proces-verbaal met nummer 2021-0213-00778A van 21 januari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (digitale pagina’s 11-17).
4.Een proces-verbaal met nummer 2021-0213-00778 van 20 januari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (digitale pagina’s 6-7).
5.Verzetschrift van de verdachte van 2 maart 2021, pagina 1 (los opgenomen in het digitale dossier).