ECLI:NL:GHAMS:2025:1783

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
23-000820-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van opgelegde straf en beslagbeslissing in zaak van medeplegen van witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 maart 2022. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden voor het medeplegen van witwassen. In hoger beroep heeft het hof de opgelegde straf herzien en vastgesteld op 148 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Dit arrest is tot stand gekomen na procesafspraken tussen het openbaar ministerie en de verdediging, waarbij rekening is gehouden met de lange duur van de procedure en de omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de procesafspraken goedgekeurd, waarbij de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis, omdat hij de straf al heeft uitgezeten. De ernst van het feit, het witwassen van gestolen goederen, is door het hof erkend, maar de omstandigheden van de verdachte en de lange tijdsduur van de procedure hebben geleid tot een lagere straf. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de straf en de beslagbeslissing, die zijn vernietigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000820-22
datum uitspraak: 8 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-870145-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht, waaronder begrepen de door procespartijen ondertekende procesafspraken van 28 maart 2025.

Vonnis waarvan beroep

Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van het medeplegen van witwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en voorts is een detector onttrokken aan het verkeer.
Tegen dit vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de beslagbeslissing. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Daarbij is rekening gehouden met de tussen het openbaar ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken, als hierna te melden.

Procesafspraken

Op 28 maart 2025 zijn procesafspraken gemaakt tussen het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door de advocaat-generaal, en de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman. Deze procesafspraken zijn op schrift gesteld, door de advocaat-generaal en de verdachte ondertekend en op 1 april 2025 door de advocaat-generaal aan het hof verstrekt. Op 3 april 2025 is namens de raadsman per e-mailbericht meegedeeld dat de overeenkomst abusievelijk niet is geparafeerd en dat zowel de verdachte als de raadsman akkoord zijn met de inhoud van alle pagina’s van de overeenkomst.
In deze procesafspraken is, voor zover relevant, het volgende vermeld over de achtergrond van de gemaakte procesafspraken:

Gezien de ouderdom van het feit (december 2016) en de aard van het feit (witwassen) heeft het OM contact gezocht met de raadslieden van [verdachte] en [persoon] in verband met mogelijke procesafspraken over de afdoening van deze strafzaak. Naar aanleiding van het overleg tussen partijen is met instemming van beide partijen deze overeenkomst opgemaakt”.
Het openbaar ministerie en de verdachte zijn – samengevat – tot de volgende procesafspraken gekomen:
  • het openbaar ministerie en de verdachte aanvaarden de bewezenverklaring en de kwalificatie daarvan door de rechtbank met dien verstande dat de verdachte niet verplicht is een bekennende verklaring af te leggen;
  • het openbaar ministerie zal ter terechtzitting een gevangenisstraf vorderen voor de duur van 148 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht;
  • de verdachte dient geen nadere onderzoekswensen in;
  • de verdachte zal geen (inhoudelijke) verweren voeren, zal gedurende het (verdere) proces in hoger beroep in beginsel geen aanhoudingsverzoeken indienen, zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken en zal in beginsel geen cassatie instellen;
  • de verdachte doet afstand van (1) stuks Detector type: mpd-300x GSM & Signal, Detector merk onbekend, welk voorwerp door de rechtbank is onttrokken aan het verkeer.
Voornoemde procesafspraken kunnen – zo vult het hof aan – enkel zijn gemaakt onder de opschortende voorwaarde dat het hof aan het openbaar ministerie en de verdachte ondubbelzinnig heeft meegedeeld dat het de procesafspraken aanvaardt.
Beoordeling
Procedurele waarborgen
Ter terechtzitting in hoger beroep van 24 juni 2025 zijn de procesafspraken voorgehouden en is de inhoud en de totstandkoming daarvan door de verdediging en de advocaat-generaal bevestigd en toegelicht. De verdachte was, voorzien van rechtsbijstand, op deze terechtzitting aanwezig. Op basis van de op de terechtzitting door de verdachte afgelegde verklaringen stelt het hof vast dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Gelet op het voorgaande komen de procesafspraken voor een beoordeling door het hof in aanmerking.
Inhoudelijke beoordeling
De procesafspraken komen er in de kern op neer dat de verdachte de op te leggen gevangenisstraf, gelet op de aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, reeds heeft uitgezeten en derhalve niet terug hoeft naar de gevangenis.
Voor het overnemen van de procesafspraken kijkt het hof niet alleen of zij bijdragen aan het verkorten
van de procedure en het efficiënter en effectiever afdoen van de zaak waar de afspraken op zien, maar
ook of is voldaan aan de vereisten van de artikelen 348 en 350 Sv en of de overeengekomen afspraken voor de beëindiging van de zaak in een redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak, mede gelet op de in die artikelen genoemde vraagpunten. Het hof neemt bij de beoordeling van de procesafspraken – naast de in de volgende paragraaf opgenomen overwegingen omtrent de aard en ernst van het feit – in aanmerking het langdurige tijdsverloop tot op heden; het feit dateert uit 2016. De redelijke termijn van 2 jaren is in eerste aanleg met 2 jaren en ruim 10 maanden overschreden en is in hoger beroep, ten tijde van het wijzen van onderhavig arrest, met 1 jaar en ruim 3 maanden overschreden. Voorts overweegt het hof dat de verdachte – blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 juni 2025 – weliswaar niet is te beschouwen als
first offender, maar dat de eerdere strafzaken van lang geleden dateren en/of betrekking hebben op andersoortige feiten die niet relevant zijn voor deze procesafspraken. Voorts is de verdachte na het bewezenverklaarde feit niet opnieuw veroordeeld voor strafbare feiten. Tot slot neemt het hof in de overwegingen mee dat zich in deze strafzaak geen (rechts)personen als benadeelde partij hebben gevoegd en dat van (niet vergoede) schade bij (een) slachtoffer(s) niet is gebleken.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat van het afdoeningsvoorstel
nietkan worden gesteld dat het niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep. Het hof zal daarom de gemaakte procesafspraken overnemen, met dien verstande dat het doen van afstand van het recht om cassatieberoep in te stellen pas kan plaatsvinden na de uitspraak in deze zaak.
Nu het hof de procesafspraken overneemt, zal het hof het vonnis waarvan beroep bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de beslagbeslissing.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft op basis van de tussen het openbaar ministerie en de verdachte overeengekomen procesafspraken gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 148 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen door een groot aantal producten van het merk Apple (mobiele telefoons en iPads) voorhanden te hebben, terwijl hij wist dat deze producten uit enig misdrijf afkomstig waren. Hij heeft een initiërende rol gehad door de opslagruimte te regelen waar de gestolen producten zijn opgeslagen. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële - en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving. Het kan niet anders dan dat de verdachte zich bij dit alles enkel heeft laten drijven door winstbejag, zulks ten koste van de samenleving. Het hof rekent dit de verdachte aan.
De ernst van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf
zoals door de rechtbank is opgelegd. Het hof heeft bij het bepalen van de duur van de op te leggen
gevangenisstraf echter in aanmerking genomen dat – zoals hiervoor is overwogen – het feit meer dan 8 jaar geleden is gepleegd, de redelijke termijn in zowel eerste aanleg als hoger beroep (fors) is overschreden, de verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 juni 2025 recentelijk niet voor soortgelijke feiten strafrechtelijk is veroordeeld en de verdachte na het bewezenverklaarde feit niet opnieuw is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de sanctieoplegging in de procesafspraken in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting. Daarom ziet het hof aanleiding de tot stand gekomen procesafspraken in zijn uitspraak over te nemen en de verdachte een gevangenisstraf conform deze afspraken op te leggen.

Beslag

In de procesafspraken zijn het openbaar ministerie en de verdachte overeengekomen dat de verdachte afstand doet van (1) stuks Detector type: mpd-300x GSM & Signal, Detector merk onbekend. Om die reden zal het hof ten aanzien van dat voorwerp geen beslissing nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslagbeslissing en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
148 (honderdachtenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. B.E. Dijkers en mr. T.J. Kelder, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 juli 2025.
=========================================================================
[…]