ECLI:NL:GHAMS:2025:1827

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
200.348.585/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopig deskundigenbericht in civiele procedure tussen B.V. en Sunprojects B.V.

In deze zaak heeft [appellant] B.V. een verzoek ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een eerder vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin een deel van de schadevergoeding van [appellant] werd afgewezen. Het hof heeft op 15 juli 2025 besloten het verzoek toe te wijzen. De zaak betreft een geschil over de levering en installatie van zonnepanelen door Sunprojects B.V. aan [appellant] voor twee bedrijfspanden. [appellant] heeft de overeenkomsten ontbonden wegens niet-nakoming door Sunprojects en heeft aanspraak gemaakt op schadevergoeding voor meerkosten en gemiste stroomopbrengsten. De rechtbank heeft de meerkosten toegewezen, maar de schadepost voor gemiste stroomopbrengsten afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. In hoger beroep heeft [appellant] verzocht om een deskundige te benoemen om deze gemiste stroomopbrengsten te berekenen. Sunprojects heeft zich verzet tegen dit verzoek, maar het hof oordeelde dat er geen afwijzingsgronden zijn en dat het verzoek toewijsbaar is. De deskundige, Straightforward te Urmond, zal de gemiste stroomopbrengsten over een specifieke periode berekenen. [appellant] is verantwoordelijk voor de kosten van de deskundige, die op € 1.930,- zijn vastgesteld. De deskundige moet zijn rapport vóór 18 november 2025 indienen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.348.585/01
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 juli 2025
inzake
[appellant] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. P.L. Nijmeijer te Breda,
tegen
SUNPROJECTS B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
verweerster,
advocaat: mr. J.R.M. Schravenmade te Maarssen.
Partijen worden hierna [appellant] en Sunprojects genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellant] verzoekt een voorlopig deskundigenbericht te bevelen omdat zij een door de rechtbank afgewezen schadepost nader wenst te onderbouwen. Het hof wijst het verzoek toe.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] heeft bij verzoekschrift, met producties, ontvangen ter griffie van het hof op
2 december 2024, verzocht een voorlopig deskundigenbericht te bevelen, kosten rechtens.
Het verzoek betreft een nog bij dit hof aanhangig te maken hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 september 2024 met zaaknummer C 13-742425 HA ZA 23-1044, waarbij de rechtbank een onderdeel van de vorderingen van [appellant] heeft afgewezen.
Bij op 12 mei 2025 ter griffie van het hof ingekomen verweerschrift heeft Sunprojects verzocht het verzoek af te wijzen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten inclusief nakosten.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 21 mei 2025 laten toelichten door hun hiervoor genoemde advocaten.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.
[appellant] en Sunprojects hebben in de zomer van 2021 een tweetal overeenkomsten (hierna: de overeenkomsten) gesloten met betrekking tot de levering en installatie door Sunprojects van zonnepanelen ten behoeve van twee bij [appellant] in gebruik zijnde bedrijfspanden in Etten-Leur.
3.2.
[appellant] heeft beide overeenkomsten op 10 december 2021 buitengerechtelijk ontbonden vanwege niet-nakoming door Sunprojects.
3.3.
[appellant] heeft aansluitend aanspraak gemaakt op schadevergoeding, bestaande uit enerzijds € 73.852,56 aan meerkosten vanwege levering en installatie door een derde en anderzijds € 171.273,61 aan gemiste stroomopbrengsten. Sunprojects weigerde de schade te vergoeden, waarna [appellant] een procedure is gestart tegen haar.
3.4.
De rechtbank heeft bij het hiervoor genoemde vonnis van 11 september 2024 - kort gezegd - geoordeeld (i) dat er op 3 september 2021 overeenkomsten tot stand zijn gekomen tussen partijen met een niet eenzijdig te wijzigen prijs van € 0,42 Wattpiek, (ii) dat Sunprojects in verzuim was omdat zij herhaald heeft meegedeeld dat zij niet tegen de overeengekomen prijs zou nakomen en (iii) dat [appellant] de overeenkomsten als gevolg daarvan mocht ontbinden. De rechtbank heeft daarom voor recht verklaard dat [appellant] de overeenkomsten rechtsgeldig heeft ontbonden op 10 december 2021 en de eerste schadepost aan schadevergoeding (meerkosten) met rente en kosten toegewezen. De tweede post (gemiste stoomopbrengsten) heeft de rechtbank als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
3.5.
Bij appeldagvaarding van 14 oktober 2024 heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De zaak wordt op 15 juli 2025 aanhangig gemaakt bij dit hof.

4.Beoordeling

4.1.
[appellant] wenst de gemiste stroomopbrengsten over de periode van 1 april 2022 tot en met 30 juni 2022 door een deskundige te laten berekenen en verzoekt het hof in verband daarmee een (deskundige van een) onafhankelijk technisch adviesbureau gespecialiseerd in zonnestroominstallaties te benoemen.
4.2.
Sunprojects voert tegen het verzoek van [appellant] aan dat er geen noodzaak tot het benoemen van een deskundige bestaat, dat er geen rol is voor een deskundige omdat de feitelijke onderbouwing gebrekkig is, dat Sunprojects onevenredig belast wordt (vanwege (advocaat)kosten, onzekerheid en vertraging) en dat er sprake is van misbruik van procesrecht (omdat het verzoek alleen dient om een eerder afgewezen post ‘op te poetsen’).
4.3.
Bij de beoordeling van een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht geldt als hoofdregel dat de rechter het deskundigenbericht gelast tenzij het verzoek niet ter zake dienend of onvoldoende concreet is of het feiten betreft die niet met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is anders indien er sprake is van misbruik van bevoegdheid, strijd met de goede procesorde dan wel een ander zwaarwichtig geoordeeld bezwaar of indien er met het verzoek geen rechtens te respecteren belang gediend is. De rechter komt in de beoordeling van het verzoek dus geen discretionaire bevoegdheid toe.
4.4.
Het hof zal het verzoek van [appellant] toewijzen omdat geen van de afwijzingsgronden zich voordoet. Een voorlopig deskundigenbericht kan ertoe dienen een partij in staat te stellen aan haar stelplicht te voldoen. Dit is precies wat [appellant] wil doen: de afgewezen schadepost in hoger beroep nader onderbouwen. Met haar stelling dat dit misbruik van recht zou opleveren, miskent Sunprojects dit mogelijke doel van het voorlopig deskundigenbericht en de herstelfunctie van het hoger beroep. Onjuist is dat er een noodzaak tot het benoemen van een deskundige zou moeten bestaan, zoals Sunprojects heeft gesteld. Ook de enkele omstandigheid dat met het deskundigenbericht mogelijk vertraging of extra kosten gepaard gaan voor Sunprojects, is onvoldoende om het verzoek af te wijzen. Dit levert op zichzelf beschouwd nog geen strijd met de goede procesorde of een ander zwaarwichtig belang op. Dat de deskundige zijn opdracht niet goed zou kunnen uitvoeren vanwege een gebrekkige feitelijke onderbouwing is betwist en niet gebleken. In dit verband is van belang dat [appellant] onder 14 van haar verzoek heeft aangegeven de schade aan gemiste stoomopbrengsten te beperken tot de periode 1 april 2022 tot en met 30 juni 2022.
4.5.
Tijdens de zitting heeft [appellant] voorgesteld Straightforward te Urmond als deskundige te benoemen en Sunprojects heeft verklaard daar geen bezwaar tegen te hebben. Het hof zal dan ook tot benoeming van deze deskundige overgaan.
4.6.
Aan de deskundige zullen de volgende vragen worden gesteld:
1. Wat zijn de gemiste stroomopbrengsten over de periode van 1 april 2022 tot en met 30 juni 2022?
2. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?
4.7.
[appellant] zal als verzoekende partij met de betaling van het voorschot van de deskundige worden belast.
4.8.
Tot het uitspreken van een kostenveroordeling in deze procedure ziet het hof geen aanleiding.

5.Beslissing

Het hof:
beveelt een voorlopig deskundigenbericht ter beantwoording van de onder 4.6 volgende vragen;
benoemt tot deskundige voor dit onderzoek: Straightforward te Urmond;
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden;
bepaalt dat beide partijen
vóór 10 augustus 2025kopieën van de overige gedingstukken aan de deskundige zullen doen toekomen, alsmede, na een verzoek daartoe van de deskundige, de andere door deze noodzakelijk geachte stukken, voor zover mogelijk;
wijst de deskundige op het bepaalde in artikel 198 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name op de verplichting om bij het onderzoek partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en om in het schriftelijk bericht te doen blijken dat aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de inhoud van de opmerkingen en/of verzoeken;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek overigens zelfstandig - in de zin van artikel 198 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat wil zeggen niet onder leiding van het hof - zal verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskundige te bepalen tijdstip;
bepaalt dat [appellant] de kosten van de deskundige, die - overeenkomstig de aan deze beschikking gehechte offerte - zijn geoffreerd op € 1.930,- inclusief btw, zal betalen;
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het desbetreffende voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen;
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk, ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van het hof vóór 18 november 2025;
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit bericht haar declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van zaaknummer 200.348.585/01;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W. Aardenburg, F.J. van de Poel en K.G.F. van der Kraats en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.