ECLI:NL:GHAMS:2025:1830

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
200.350.703/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiekortgeding over dwangsommen door oud-werknemers van Fusion Trade tegen Chip 1 Exchange Nederland B.V.

In deze zaak gaat het om een executiekortgeding tussen oud-werknemers van Fusion Trade en Chip 1 Exchange Nederland B.V. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat de oud-werknemers, [appellant 1] en [appellant 2], dwangsommen hebben verbeurd door niet te voldoen aan de veroordelingen van een eerder kortgedingvonnis van 20 september 2024. Dit vonnis verplichtte hen om bepaalde bescheiden aan Fusion Trade te verstrekken, op straffe van verbeurte van dwangsommen. Fusion Trade had hen aangeklaagd wegens overtreding van postcontractuele bedingen en onrechtmatig handelen. Het hof bevestigt dat de oud-werknemers niet aan de veroordelingen hebben voldaan en dat de kantonrechter terecht aanvullende dwangsommen heeft opgelegd. De vorderingen van Fusion Trade tot verdere dwangsomveroordelingen worden afgewezen. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en veroordeelt de oud-werknemers in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.350.703/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 11404222 KK EXPL 24-779
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 juli 2025
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

wonend te [plaats 1] ,
2.
[appellant 2] ,
wonend te [plaats 1] ,
3.
[appellant 3] ,
wonend te [plaats 2] ,
4.
[appellant 4] ,
wonend te [plaats 2] ,
5.
[appellant 5] ,wonend te [plaats 1] ,
6.
[appellant 6] ,
wonend te [plaats 3] ,
7.
[appellant 7] ,
wonend te [plaats 2] ,
8.
[appellant 8] ,
wonend te [plaats 2] ,
9.
[appellant 9] ,
wonend te [plaats 4] ,
10.
CHIP 1 EXCHANGE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
tevens incidenteel geïntimeerden,
advocaat: mr. A.P.J.M. Verbeek te Amsterdam,
tegen
FUSION TRADE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. M.J. Bosselaar te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellanten] en Fusion Trade genoemd. Appellanten sub 1, 2 en 10 zullen afzonderlijk worden aangeduid als [appellant 1] , [appellant 2] respectievelijk Chip 1.

1.De zaak in het kort

[appellanten] en Fusion Trade hebben een geschil over - kort gezegd - overtreding van een aantal postcontractuele bedingen dan wel onrechtmatig handelen jegens Fusion Trade door meerdere oud-werknemers van Fusion Trade die thans in dienst zijn van Chip 1. Hierdoor handelt Chip 1 volgens Fusion Trade ook onrechtmatig jegens haar. Bij kortgedingvonnis van 20 september 2024 - dat gezag van gewijsde heeft - heeft de kantonrechter te [plaats 2] [appellant 1] , [appellant 2] en Chip 1 onder meer veroordeeld om bepaalde bescheiden aan Fusion Trade te verstekken op straffe van verbeurte van een dwangsom. In het onderhavige executiekortgeding hebben [appellanten] onder meer gevorderd dat Fusion Trade de executie van dit vonnis staakt. Fusion Trade heeft op haar beurt gevorderd [appellant 1] en [appellant 2] aanvullende dwangsommen op te leggen. Het hof oordeelt - net als de kantonrechter - dat [appellant 1] en [appellant 2] niet aan de veroordelingen van het vonnis hebben voldaan en dwangsommen hebben verbeurd. Ook is het hof van oordeel dat de kantonrechter de aanvullende dwangsomveroordelingen terecht heeft opgelegd. De in hoger beroep door Fusion Trade gevorderde (nog verdere) dwangsomveroordelingen worden afgewezen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 15 januari 2025 in hoger beroep gekomen van een kortgedingvonnis van 20 december 2024 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellanten] als eisers in conventie, tevens verweerders in reconventie en Fusion Trade als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie (hierna: het bestreden vonnis). De appeldagvaarding bevat de grieven en producties.
Nadat [appellanten] overeenkomstig de dagvaarding van grieven heeft gediend en producties heeft overgelegd, hebben partijen de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 11 juni 2025 laten toelichten aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. Namens [appellanten] voerden het woord
mr. Verbeek, voornoemd, en mr. R. Winters, advocaat te Amsterdam . Fusion Trade werd bijgestaan door mr. Bosselaar, voornoemd, alsmede door mr. M.C.A. te Poel en mr. M.A. Bronger, advocaten te Amsterdam . Mr. Verbeek heeft op 25 mei 2025 een aanvullende productie ingediend en daags voor de zitting, bij e-mail van 10 juni 2025 17:10 uur, een akte vermeerdering van eis.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
hun vorderingen in eerste aanleg alsnog - uitvoerbaar bij voorraad - zal toewijzen, met veroordeling van Fusion Trade in de kosten van het geding in beide instanties.
Fusion Trade heeft in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en in incidenteel appel tot - uitvoerbaar bij voorraad - oplegging van aanvullende dwangsommen, een en ander met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure met nakosten en rente.
[appellanten] heeft in incidenteel appel geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Fusion Trade althans tot afwijzing van de vordering tot verhoging van de dwangsommen, met
- uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Fusion Trade in de kosten van de procedure inclusief nakosten.

3.Feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten:
3.1.
Appellanten 1 t/m 9 zijn allen in dienst geweest bij Fusion Trade en binnen een tijdsbestek van twee weken uit dienst getreden. Vervolgens zijn zij per 1 april 2024 dan wel 1 mei 2024 bij het op 22 maart 2024 door het Duitse moederbedrijf opgerichte Chip 1 in dienst getreden.
3.2.
Fusion Trade is naar aanleiding hiervan een kortgeding tegen [appellanten] gestart, waarin Fusion Trade - kort gezegd – heeft gesteld dat [appellanten] in strijd met een aantal postcontractuele bedingen dan wel onrechtmatig jegens haar handelden.
3.3.
Bij kortgedingvonnis van 20 september 2024 (hierna: het vonnis van 20 september 2024) heeft de kantonrechter te [plaats 2] - samengevat - geoordeeld dat [appellant 1] en [appellant 2] hebben samengewerkt teneinde (meer) medewerkers van Fusion Trade te rekruteren en dat zij daarmee bepalingen uit hun arbeidsovereenkomsten hebben overtreden (rov. 4.12). Ook oordeelde de kantonrechter dat het voor de hand ligt dat Chip 1 onrechtmatig profiteert van de contractinbreuken omdat zij door het handelen van [appellant 1] en [appellant 2] omzet genereert (rov. 4.16). De kantonrechter heeft in verband daarmee een verbod opgelegd waaraan een dwangsom is gekoppeld. De kantonrechter heeft verder overwogen dat Fusion Trade een gerechtvaardigd belang heeft bij haar vordering ex artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tot overlegging van bescheiden en dat aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan (rov. 4.18). In verband daarmee heeft de kantonrechter onder meer beslist:
“5.4. beveelt [appellant 1] en [appellant 2] hoofdelijk, binnen 14 dagen na dit vonnis, alle correspondentie verstuurd en bestanden gewisseld tussen [appellant 1] en (alle of een deel van hen) in de Whatsapp-groep op enig moment genaamd ‘Festival season’ in de periode van 1 november 2023 tot 6 augustus 2024 in afschrift aan Fusion Trade te overleggen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 alsmede € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijven met voldoening aan dit bevel tot een maximum van € 100.000,00;
5.5.
beveelt [appellant 1] en [appellant 2] hoofdelijk, binnen 14 dagen na dit vonnis, alle andere correspondentie verstuurd en bestanden gewisseld tussen (alle of een deel van de) gedaagden met betrekking tot de uitdiensttreding van [appellant 1] en/of de voormalig werknemers bij Fusion Trade dan wel de indiensttreding van [appellant 1] en/of de voormalig werknemers bij Chip 1, in de periode van 1 november 2023 tot 6 augustus 2024, te overleggen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van
€ 10.000,00 alsmede € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijven met voldoening aan dit bevel tot een maximum van € 100.000,00;”.
3.4.
Het vonnis van 20 september 2024 heeft gezag van gewijsde.
3.5.
Bij e-mail van 4 oktober 2024 hebben [appellanten] een aantal stukken toegezonden
aan Fusion Trade, waarvan bepaalde delen zwart waren gelakt. Bij e-mail van 9 oktober 2024 hebben [appellanten] toegelicht dat er niets meer te overleggen is en dat de weggelakte delen niet zien op Fusion Trade of op de uitdiensttreding van de werknemers. Bij e-mail van 11 oktober 2024 hebben [appellanten] daaraan nog toegevoegd dat Fusion Trade geen recht heeft op inzage in privéconversaties, maar dat [appellanten] bereid is de volledige conversaties aan de rechter te tonen.
3.6.
Op 1 november 2024 heeft Fusion Trade het vonnis van 20 september 2024 aan [appellant 1] en [appellant 2] (en de overige appellanten) laten betekenen.
3.7.
Op 20 november 2024 hebben [appellanten] de inleidende kortgedingdagvaarding uitgebracht. Op 20 december 2024 heeft de kantonrechter het bestreden vonnis gewezen
(zie hierna onder 4, eerste aanleg).
3.8.
Op 24 december 2024 hebben [appellanten] aanvullende bescheiden aan Fusion Trade verstrekt.
3.9.
Op 3 januari 2024 heeft Fusion Trade het bestreden vonnis aan [appellant 1] en [appellant 2] laten betekenen en de dwangsommen van het vonnis van 20 september 2024 laten aanzeggen.
3.10.
Op 3 januari 2025 zijn [appellanten] een tweede executiekortgeding gestart tegen Fusion Trade. Bij mondeling vonnis van 13 januari 2025 heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellanten] in conventie en die van Fusion Trade in reconventie afgewezen. Tegen dit vonnis hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld, dat onder zaaknummer 200.355.247/01 bij dit hof aanhangig is.
3.11.
Op 5 februari 2025 hebben [appellanten] een derde executiegeschil aanhangig gemaakt bij de kantonrechter te [plaats 2] . Bij vonnis van 14 maart 2025 zijn de vorderingen van [appellanten] in conventie en van Fusion Trade in reconventie wederom afgewezen. Ook van dit vonnis zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen.
3.12.
Fusion Trade heeft de deurwaarder op 2 mei 2025 opdracht gegeven executoriaal beslag te leggen op bankrekeningen en auto’s van [appellant 1] . Teneinde de beslagen opgeheven te krijgen heeft [appellant 1] op 13 mei 2025 € 200.000,- vermeerderd met beslagkosten aan Fusion Trade betaald.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellanten] hebben in eerste aanleg gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Fusion Trade te veroordelen de executie van het vonnis van 20 september 2024 te staken op straffe van verbeurte van een dwangsom en te verklaren voor recht dat [appellant 1] , [appellant 2] en Chip 1 hebben voldaan aan de veroordelingen als opgenomen onder 5.3 t/m 5.5 van dat vonnis, met veroordeling van Fusion Trade in de proceskosten inclusief nakosten.
4.2.
Fusion Trade heeft in reconventie gevorderd [appellant 1] en [appellant 2] aanvullende dwangsommen op te leggen met veroordeling van [appellant 1] en [appellant 2] in de proceskosten met rente.
4.3.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering in conventie afgewezen, met veroordeling van [appellant 1] en [appellant 2] in de proceskosten. In reconventie heeft de kantonrechter [appellant 1] en [appellant 2] - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeeld tot betaling aan Fusion Trade van:
- een dwangsom van € 100.000,- ineens indien zij niet binnen zeven dagen na het vonnis voldoen aan rov. 5.4 van het vonnis van 20 september 2024 en tot € 25.000,- per (gedeelte van een) dag dat zij daar daarna mee in gebreke blijven met een maximum van € 500.000,-;
- een dwangsom van € 100.000,- ineens indien zij niet binnen zeven dagen na het vonnis voldoen aan rov. 5.5 van het vonnis van 20 september 2024 en tot € 25.000,- per (gedeelte van een) dag dat zij daar daarna mee in gebreke blijven met een maximum van € 500.000,-;
- de proceskosten, begroot op nihil.
4.4.
De kantonrechter oordeelde - samengevat -:
- dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat [appellant 1] en [appellant 2] niet alle informatie als opgenomen onder 5.4 van het vonnis van 20 september 2024 hebben verstrekt voor wat betreft de WhatsApp correspondentie (rov. 14);
- dat de kantonrechter in het vonnis van 20 september 2024 reeds een belangenafweging heeft gemaakt met betrekking tot het openbaar worden van gegevens van de voormalig werknemers van Fusion Trade (rov. 17);
- dat er geen onderbouwing is gegeven dat de weggelakte delen op goede gronden zijn weggelakt en dat er geen aanleiding bestaat het belang van [appellant 1] en [appellant 2] bij het niet verstreken van de zwart gelakte informatie zwaarder te laten wegen dan het belang van Fusion Trade bij overlegging van die informatie (rov. 18);
- dat het vermoeden dat er ook e-mailadressen zijn gebruikt voorshands terecht is, zodat inzage in het mailverkeer onder de veroordeling valt (rov. 19);
- dat voorshands wordt geconcludeerd dat [appellant 1] en [appellant 2] in ieder geval door het weglakken van gedeelten van de overgelegde bescheiden en het niet verstrekken van
e-mailcorrespondentie niet hebben voldaan aan de onder rov. 5.4 en 5.5 van het vonnis van 20 september 2024 opgenomen bevelen en dat het gevolg daarvan is dat dit tot het verbeuren van de maximum dwangsommen heeft geleid (rov. 20);
- dat de kantonrechter voorshands van oordeel is dat er geen prikkel meer aanwezig is om de bescheiden zonder weggelakte delen of de aanvullende informatie te verstrekken, zodat aanvullende dwangsommen zullen worden opgelegd, maar gemaximeerd tot ieder € 500.000,- en met hantering van een termijn van zeven in plaats van twee dagen (rov 21).

5.Beoordeling

Kern van het geschil
5.1.
Dit executiegeschil spitst zich toe op de vraag of [appellant 1] en [appellant 2] dwangsommen hebben verbeurd doordat zij de onder rov. 5.4 en 5.5 van het vonnis van 20 september 2024 opgenomen veroordelingen niet zijn nagekomen.
Vermeerdering van eis
5.2.
Fusion Trade heeft tijdens de zitting in hoger beroep bezwaar gemaakt tegen de hiervoor onder 2 genoemde vermeerdering van eis van [appellanten] Die vermeerdering van eis komt erop neer dat [appellanten] vordert dat het hof Fusion Trade bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest veroordeelt tot terugbetaling aan [appellant 1] van het door hem betaalde bedrag aan dwangsommen vermeerderd met rente ter hoogte van € 201.207,42 vermeerderd met wettelijke rente wegens onverschuldigde betaling.
5.3.
Ingevolge artikel 353 juncto 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is een eisvermeerdering in hoger beroep mogelijk, tenzij deze in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Door de op een andere grondslag en (gedeeltelijk) andere feiten gebaseerde vermeerdering van eis pas daags voor de zitting toe te sturen (de behandelende combinatie ontving deze eerst de dag van de zitting zelf) is sprake van strijd met de goede procesorde. Fusion Trade heeft daartegen terecht bezwaar gemaakt. Het hof zal de vermeerdering van eis buiten beschouwing laten.
Principaal appel
5.4.
Het hof ziet aanleiding de
grieven 1 t/m 4gezamenlijk te bespreken. Daarmee voeren [appellanten] aan dat de kantonrechter het bestreden vonnis slechts tegen [appellant 1] en [appellant 2] had moeten uitspreken en richten zij zich tegen de weergave van de feiten en overwegingen door de kantonrechter.
5.5.
De kantonrechter hééft het vonnis slechts uitgesproken ten aanzien van [appellant 1] en [appellant 2] . Dit blijkt uit het dictum van het bestreden vonnis. Eisers 3 t/m 10 staan in de kop van het vonnis vermeld aangezien zij (mede) de procedure tegen Fusion Trade zijn begonnen en daarbij dus partij zijn. Omdat zij de vorderingen tegen Fusion Trade tijdens de zitting in eerste aanleg hebben ingetrokken, zoals onder het procesverloop van het bestreden vonnis is vermeld, zijn er geen vorderingen van of namens hen toe- of afgewezen. Wat de feiten betreft, is het aan de rechter te bepalen welke feiten hij aan zijn beslissing ten grondslag legt. Overigens heeft het hof, voor zover relevant, bij de weergave van de feiten onder 3 zoveel mogelijk rekening gehouden met de grieven van [appellanten] Ook is de kantonrechter niet gehouden om overwegingen op te nemen over kwesties die niet voorliggen in de onderhavige procedure. Nu dit hoger beroep, zoals hiervoor onder 5.1 is overwogen, ziet op de vraag of [appellant 1] en [appellant 2] aan de veroordelingen van rov. 5.4 en 5.5 van het vonnis van 20 september 2024 hebben voldaan, hoefde de kantonrechter geen overwegingen te wijden aan het al dan niet voldoen aan de onder rov. 5.3 van dat vonnis opgenomen veroordeling. De grieven 1 t/m 4 falen.
5.6.
Grief 5houdt in dat de kantonrechter in het bestreden vonnis had moeten opnemen dat Fusion Trade bewijs diende te leveren dat [appellant 1] en [appellant 2] niet aan de veroordelingen hadden voldaan.
5.7.
Alhoewel juist is dat Fusion Trade - als executant - in een bodemprocedure de stelplicht en bij voldoende betwisting de bewijslast heeft van het verbeurd zijn van de dwangsommen (en dus van het niet voldoen aan de hiervoor genoemde veroordelingen onder rov. 5.4 en 5.5), gelden de normale bewijsregels in kortgeding niet, in die zin dat een kort geding zich niet leent voor nadere bewijsvoering. Voldoende is dat de feiten aannemelijk zijn. Fusion Trade hoefde dus niet tot (nader) bewijs te worden veroordeeld, zij hoefde de door haar gestelde feiten en omstandigheden slechts aannemelijk te maken. Grief 5 slaagt niet.
5.8.
De
grieven 6 t/m 15lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zijn - samengevat weergegeven - gericht tegen het voorshandse oordeel van de kantonrechter dat [appellant 1] en [appellant 2] niet aan de veroordeling van het onder rov. 5.4 en 5.5 van het vonnis van 20 september 2024 hebben voldaan en het maximum van de dwangsommen hebben verbeurd.
5.9.
Vaststaat dat het vonnis van 20 september 2024 gezag van gewijsde heeft. Op grond
van dat vonnis dienden [appellant 1] en [appellant 2] (i) alle bestanden en correspondentie verstuurd in de WhatsAppgroep op enig moment genaamd ‘Festival season’ (hierna: de Festival season chat) in de periode van 1 november 2023 tot 6 augustus 2024 te overleggen, alsmede (ii) alle andere correspondentie en bestanden verstuurd tussen gedaagden met betrekking tot de uitdiensttreding van [appellant 1] en of de voormalig werknemers bij Fusion Trade dan wel hun indiensttreding bij Chip1 in de periode van 1 november 2023 tot 6 augustus 2024.
5.10.
De vraag of [appellant 1] en [appellant 2] (niet) aan de veroordelingen rov. 5.4 en 5.5 van het vonnis van 20 september 2024 hebben voldaan en daarmee dwangsommen hebben verbeurd, dient te worden beoordeeld aan de hand van de op 4 oktober 2024 door hen toegezonden stukken. [appellant 1] en [appellant 2] hebben op 4 oktober 2024 verstrekt:
(a) screenshots van berichten tussen 20 en 22 februari 2024 van de Festival season chat, alsmede een uitdraai van diezelfde berichten; en
(b) een uitdraai van de berichten tussen 16 november 2023 en 5 juli 2024 uit een andere WhatsAppchat van de ex-werknemers van Fusion Trade, waarvan delen zijn zwart- en weggelakt.
In de begeleidende e-mail van 4 oktober 2024 en de vervolgmails van 9 en 11 oktober 2024 (zie 3.5) valt te lezen dat de Festival season chat pas op 20 februari 2024 was aangemaakt door [appellant 2] en dat de berichten na 21 februari 2024 automatisch zijn gewist. Verder blijkt hieruit volgens [appellant 1] en [appellant 2] dat de weggelakte delen niet zien op Fusion Trade of de uitdiensttredingen en dat Fusion Trade geen recht heeft op inzage van privé conversaties.
5.11.
Het hof oordeelt voorshands dat [appellant 1] en [appellant 2] , anders dan zij aanvoeren, op grond van het vonnis van 20 september 2024 in beginsel gehouden waren
alletussen de ex-werknemers van Fusion Trade in de door de kantonrechter genoemde periode gewisselde correspondentie te verstrekken. Deze verplichting gold zonder beperkingen behalve de beperking in tijd. Dat in de veroordeling onder rov. 5.5 is bepaald dat het moet gaan om correspondentie die ziet op uitdiensttreding bij Fusion Trade of indiensttreding bij Chip 1 leidt niet tot een ander oordeel. Aannemelijk is dat dit in algemene zin bedoeld is, dus dat beoogd is [appellant 1] en [appellant 2] te veroordelen alle berichten en bestanden die op de overstap van de werknemers zagen te verstrekken en niet alleen die berichten uit de chats en correspondentie waarin iets staat over uitdienst- of indiensttreding. Deze bedoeling blijkt ook uit rov 4.18 van het vonnis van 20 september 2024, waar de kantonrechter heeft overwogen:
“Er is in zoverre niet sprake van een ‘fishing expedition’. Dat sprake is of kan zijn van gewichtige redenen aan de kant van Chip 1 dan wel de voormalig werkgevers, is niet gebleken. Dat de bescheiden gegevens bevatten van persoonlijke en bedrijfsmatige aard ligt voor de hand maar dat belang moet wijken voor het zwaarwegende maatschappelijk belang dat in rechte de waarheid aan het licht komt.”
Hieruit volgt ook dat de kantonrechter die het inhoudelijke geschil in kort geding heeft beoordeeld de belangen tussen partijen reeds heeft afgewogen en heeft geoordeeld dat het belang van Fusion Trade om de waarheid te achterhalen het zwaarst weegt.
5.12.
Inmiddels is gebleken dat [appellant 1] en [appellant 2] op 4 oktober 2024 niet alle beschikbare informatie hebben gedeeld met Fusion Trade. In de eerste plaats hebben zij erkend dat de hiervoor onder 5.10 sub (a) genoemde berichten niet volledig waren. Er miste een pagina van de uitdraai, die bij e-mail van 24 december 2024 (naar aanleiding van het bestreden vonnis) alsnog is toegezonden. [appellant 1] en [appellant 2] voeren aan dat het wel de bedoeling was de ontbrekende pagina mee te zenden, maar dat dit door een fout van hun advocaat (niet dubbelzijdig kopiëren) per ongeluk is misgegaan. Volgens [appellant 1] en [appellant 2] betreft deze omissie een ondergeschikt punt, de fout kon eenvoudig worden hersteld en dit is ook gebeurd, zodat er volgens [appellant 1] en [appellant 2] geen dwangsommen zijn verbeurd. Fusion Trade heeft dit betwist en heeft erop gewezen dat er in de aanvankelijk ontbrekende pagina iets over een klant van Fusion Trade wordt gezegd, namelijk:
“(…) as daniel does not know about you leaving, ask him tomorrow about this deal that he missed out on with americas. You remeber that he got penalised for not sharing the info about a customer? We need to know which customer that was and what items he was selling (…)”. Gelet op het grote aantal werknemers dat binnen zeer korte tijd van Fusion Trade naar het concurrerende Chip 1 is overgestapt, betreft het hiervoor weergegeven citaat relevante informatie. [appellant 1] en [appellant 2] hebben betoogd dat dit bericht op een niet door Fusion Trade toegekende commissie zag, maar hebben dit onvoldoende onderbouwd. Dit volgt in ieder geval niet duidelijk uit de overgelegde verklaring van U. Vergouw. Naar het voorlopig oordeel van het hof was de missende pagina dan ook niet van ondergeschikt belang.
5.13.
Ook anderszins acht het hof het aannemelijk dat [appellant 1] en [appellant 2] niet alle informatie hebben gedeeld uit de Festival season chat. Terwijl er op 20 februari 2024 eerst veelvuldig werd gecommuniceerd tot 20:05 uur, bleef het vervolgens van 20.05 uur tot 23:37 uur stil, waarna het gesprek is hervat. Dit ‘gat’ van ruim drieënhalf uur valt precies vóór de missende pagina, waarbij opvalt dat de naam van de groep tussentijds is gewijzigd. Het laatste bericht om 20:05:13 uur vermeldt dat de groepsnaam is gewijzigd naar
‘Revolution’, terwijl het eerste bericht op de missende pagina inhoudt (23:37:11 uur):
“Chip 1 Dream Team: U hebt de groepsafbeelding gewijzigd”. Deze omstandigheid is een aanwijzing dat er (nog steeds) berichten ontbreken en vraagt om een verklaring, die [appellant 1] en [appellant 2] niet hebben gegeven. Anders dan de kantonrechter in rov. 14 van het bestreden vonnis heeft geoordeeld, is het hof voorshands van oordeel dat [appellant 1] en [appellant 2] niet aan de veroordeling onder rov. 5.4 van het vonnis van 20 september 2024 hebben voldaann en dus ook uit dien hoofde dwangsommen hebben verbeurd.
5.14.
Datzelfde geldt voor de veroordeling onder rov. 5.5 van het vonnis van 20 september 2024. Zoals hiervoor overwogen, dienden [appellant 1] en [appellant 2]
alletussen de oud-werknemers gewisselde berichten en bestanden aan Fusion Trade te verstrekken en niet die berichten en bestanden die beperkt waren tot de uit- en indiensttreding van de betrokken werknemers. Het stond [appellanten] dan ook niet vrij om naar gelieven delen zwart te maken of weg te lakken in de chat, zoals zij hebben gedaan. Zij hadden meteen de ongecensureerde versie moeten sturen. Fusion Trade heeft bovendien aan de hand van verschillende voorbeelden aannemelijk gemaakt dat de weggelakte delen wel degelijk zagen op kwesties die de overstap betroffen. Zo hebben [appellanten] in hun e-mail van 24 december 2024 (zie 3.8) toegegeven dat in de eerder toegezonden chat per abuis namen waren weggelakt in een bericht van 12 april 2024 van [appellant 2] . Dat bericht, dat op 24 december 2024 alsnog is toegezonden luidt als volgt
: “Salaam!! I need to drop by the office for a meeting with Volkan and Bobby about the contracts. Do not have my laptop with me.”. Ook staat vast dat er bestanden, zoals in ieder geval een persbericht van 23 april 2024 over het vertrek van [appellant 1] van Fusion Trade naar Chip 1, niet zijn gedeeld. Ook dit is een relevant bestand dat meteen overhandigd had moeten worden. Bovendien blijkt uit de overgelegde chat dat er vele bestanden zijn verzonden tussen de oud-werknemers van Fusion Trade onderling. Fusion Trade heeft gemotiveerd gesteld dat die bestanden inclusief de bestanden zelf te transporteren zijn, ook al zijn deze destijds niet opgeslagen. [appellant 1] en [appellant 2] hebben dit betwist door te verwijzen naar twee e-mails van Pro Warehouse, waarin staat dat het niet mogelijk is om bijlagen bij specifieke chats te exporteren en weer te geven in dezelfde chats. Deze e-mails leggen echter onvoldoende gewicht in de schaal, al was het maar omdat Pro Warehouse zelf verklaart dat het wel mogelijk is losse bijlagen te downloaden in een aparte map.
5.15.
Op grond van het voorgaande acht het hof het waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [appellant 1] en [appellant 2] met de stukken van 4 oktober 2024 niet aan de veroordelingen in rov. 5.4 en 5.5 van het vonnis van 20 september 2024 hebben voldaan en de maximale dwangsommen hebben verbeurd. De grieven 5 t/m 15 slagen niet en de overige stellingen van [appellanten] behoeven geen bespreking omdat deze, als deze zouden komen vast te staan, niet tot een ander oordeel leiden.
5.16.
Met
grief 16betogen [appellanten] dat de kantonrechter geen nadere dwangsommen had moeten opleggen.
5.17.
Deze grief faalt eveneens. Niet gemotiveerd weersproken is dat de maximale dwangsommen zijn verbeurd door niet te voldoen aan de veroordelingen in rov. 5.4 en 5.5. Teneinde [appellanten] een nadere prikkel te geven om deze alsnog na te komen, bestond er voor de kantonrechter aanleiding de dwangsommen verhogen.
Incidenteel appel
5.18.
In incidenteel appel heeft Fusion Trade betoogd - onvoorwaardelijk, zo heeft zij tijdens de zitting nader toegelicht - dat de kantonrechter ten onrecht heeft geoordeeld dat [appellant 1] en [appellant 2] hebben voldaan aan de veroordeling van rov. 5.4 van het vonnis van 20 september 2024 en de aanvullende dwangsommen niet had moeten beperken.
5.19.
Over het eerste onderdeel is reeds geoordeeld onder 5.13 en het tweede deel van het betoog wordt niet gevolgd. Het is aan de rechter om de hoogte van de dwangsom te bepalen. Bovendien kunnen niet eindeloos dwangsommen worden opgelegd. Op enig moment houdt het op. Zoals tijdens de zitting in hoger beroep besproken, geeft het hof partijen in overweging om te bewerkstelligen dat een deskundige namens Fusion Trade de originele telefoons en laptops onderzoekt, zodat zij zelf kunnen zien welke informatie er nog voorhanden is. [appellant 1] en [appellant 2] hebben zich bereid verklaard mee te werken aan een dergelijke oplossing.
5.20.
Om dezelfde reden zullen de in hoger beroep door Fusion Trade gevorderde aanvullende dwangsomveroordelingen worden afgewezen.
Slotsom
5.21.
De slotsom luidt dat de grieven geen doel treffen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en de vordering van Fusion Trade in incidenteel appel zal worden afgewezen. [appellant 1] en [appellant 2] zullen in de proceskosten in principaal appel worden veroordeeld en Fusion Trade in die in incidenteel appel.

6.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant 1] en [appellant 2] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Fusion Trade vastgesteld op € 827,- aan verschotten en € 2.428,- aan salaris, en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
veroordeelt Fusion Trade in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant 1] en [appellant 2] vastgesteld op € 1.214,- aan salaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. van de Poel, W. Aardenburg en F.J. Bloem-Timmermans en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.