ECLI:NL:GHAMS:2025:1856

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
23-002273-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal, oplichting en opzetheling van elektrische bakfietsen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor tweemaal diefstal met verbreking, oplichting en opzetheling, allemaal gerelateerd aan de handel in gestolen elektrische bakfietsen. Het hof heeft de gevangenisstraf van 30 dagen opgelegd, waarvan 19 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, onder bijzondere voorwaarden. De verdachte had een gokschuld en was betrokken bij de diefstal van bakfietsen, waarbij hij ook gestolen accu's en opladers verhandelde. Het hof voegde een bewijsoverweging toe met betrekking tot de opzetheling en bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de gevangenisstraf die werd aangepast. De verdachte moet zich houden aan reclasseringstoezicht en andere voorwaarden om recidive te voorkomen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002273-24
datum uitspraak: 15 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2024 in de strafzaak onder de parketnummers 13-234277-24 en 09-049054-23 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juli 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
  • een bewijsoverweging over de onder 4 bewezenverklaarde opzetheling toevoegt;
  • de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen vervangt door de bewijsmiddelen die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de aanvulling op dit arrest.

Aanvullende bewijsoverweging feit 4

Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen stelt het hof allereerst vast dat de in beslag genomen accu en acculader van misdrijf, te weten van diefstal, afkomstig waren. Het hof stelt voorts vast dat niet is gebleken van een aanwijzing dat verdachte zelf op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de diefstal van deze goederen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard - zakelijk weergegeven - dat hij een gokschuld had bij bepaalde personen. Teneinde deze schuld af te betalen, moest hij bakfietsen stelen en deze doorverkopen. Op 30 juni 2024 heeft hij in Amsterdam een bakfiets gestolen. Hij moest deze vervolgens verkopen en kreeg van de personen van wie hij dit moest doen, de gestolen batterij en oplader mee. Vervolgens heeft hij de bakfiets met daarin de gestolen batterij en oplader overgedragen aan de koper.
De verdachte stelt dat hij niet wist dat deze goederen van een misdrijf afkomstig waren. Het hof gaat hier niet in mee en is van oordeel dat de verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de goederen een criminele herkomst hadden. De verdachte had immers op dat moment al eerder criminele activiteiten verricht voor de personen bij wie hij een gokschuld had. Zij lieten hem bakfietsen stelen en iemand oplichten. Deze criminele handelingen hebben alle betrekking op elektrische bakfietsen. Ook de batterij en de oplader hoorden bij elektrische fietsen. Op het moment dat de verdachte van deze personen de batterij en de oplader kreeg, wist hij dus dat zij zich bezighielden met het (laten) stelen en het vervolgens (laten) verkopen van elektrische bakfietsen. Daarmee heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat ook deze goederen – net zoals de twee bakfietsen die hij in opdracht van hen had gestolen – van diefstal of verduistering afkomstig waren. De bewuste aanvaarding blijkt naar de uiterlijke verschijningsvorm uit het handelen van de verdachte tijdens bepaalde beslismomenten, in elk geval toen hij de goederen aannam en toen hij deze verkocht. Aldus kom het hof tot een bewezenverklaring van de onder 4 tenlastegelegde opzetheling.

Oplegging van gevangenisstraf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand met aftrek van het voorarrest waarvan 19 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder het stellen van bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde gevangenisstraf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. De raadsman heeft zich bij dit standpunt aangesloten en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor het stellen van bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van bijna acht maanden schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten, te weten tweemaal diefstal met verbreking, oplichting en opzetheling. Al deze feiten hangen samen met de handel in gestolen elektrische (bak)fietsen. De verdachte heeft door zijn handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Daarmee heeft de verdachte schade en hinder voor de gedupeerden veroorzaakt. Opzetheling is daarnaast een uitermate ergerlijk en hinderlijk strafbaar feit, dat nadeel voor de rechthebbende van de fiets veroorzaakt. Door heling wordt bovendien in een afzetmarkt voor gestolen goederen voorzien, waarbij ook indirect van het misdrijf van een ander wordt geprofiteerd.
Een en ander rechtvaardigt in beginsel een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meeneemt, langer dan de periode die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Dit geldt temeer nu de verdachte blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 juni 2025 eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof zal echter een straf opleggen zodat hij niet terug naar de gevangenis hoeft en houdt daarbij in strafmatigende zin rekening met het volgende. Blijkens een reclasseringsadvies van 27 september 2024 is een toezicht geïndiceerd waarin de verdachte kan werken aan zijn financiën en er aandacht is voor zijn psyche, houding en keuzeproces in relatie tot de begane vermogensdelicten. De reclassering denkt dat de verdachte responsief is voor dit toezicht omdat hij medewerking heeft toegezegd en hij benadrukt veel te verliezen te hebben bij detentie. De reclassering ziet instabiliteit op financieel gebied en constateert dat de verdachte de zorg draagt voor zijn huisgenote en haar kinderen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte uitgelegd dat hij zeven dagen per week werkt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Weliswaar is deze feitelijk gelijk aan de gevangenisstraf die door de politierechter is opgelegd, maar vanwege executieredenen gelet op het voorwaardelijk strafdeel wordt de duur van een maand omgezet naar een gelijk aantal dagen. Gelet op het reclasseringsadvies zal het hof bij het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden stellen zoals hierna vermeld.
Ten overvloede merkt het hof op dat de strafoplegging in het vonnis enkel is vernietigd voor zover het gaat over de opgelegde gevangenisstraf. Dit betekent dat de opgelegde taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, onverminderd in stand blijft.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van 17 dagen die bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 2 mei 2023 voorwaardelijk is opgelegd. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf wordt gelast en dat deze wordt omgezet in een taakstraf van 34 uur subsidiair 17 dagen hechtenis. De raadsman heeft zich bij dit standpunt aangesloten.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbaar feiten heeft schuldig gemaakt. Als uitgangspunt geldt dat het voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, essentieel is dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan consequenties worden verbonden. Daarom ligt het gelasten van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in beginsel in de rede.
Het hof zal echter in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten, gelet op de te stellen bijzondere voorwaarden zoals het hof hiervoor heeft overwogen. Voor de omzetting neemt het hof, anders dan de advocaat-generaal, als uitgangspunt de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bij artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 311, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
19 (negentien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De verdachte meldt zich indien hij daartoe wordt opgeroepen bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
De verdachte laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
De verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
De verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast, in plaats van het bevel van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 2 mei 2023 met parketnummer 09-049054-23, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 17 dagen, een
taakstrafvoor de duur van
72 (tweeënzeventig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
36 (zesendertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr P.J. van Eekeren en mr. E.V. Dam, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 juli 2025.
=========================================================================
[…]