ECLI:NL:GHAMS:2025:1858

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
23-001746-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besturen van een personenauto onder invloed van alcohol met een ongeldig verklaard rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van het besturen van een personenauto op 24 oktober 2023 te Schiphol, terwijl hij onder invloed van alcohol was en een ongeldig verklaard rijbewijs had. De verdachte heeft geen bemoeienis van de reclassering gewenst en heeft een gevangenisstraf van 4 weken, een geldboete van € 850,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 7 maanden opgelegd gekregen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman in overweging genomen, maar heeft besloten de straffen van de politierechter te handhaven. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat in zijn nadeel weegt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich weinig aantrekt van verkeersveiligheid en heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001746-24
datum uitspraak: 15 juli 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 juli 2024 in de strafzaak onder de parketnummers 96-115447-24 en 96-194052-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juli 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 24 oktober 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 680 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

2.hij op of omstreeks 24 oktober 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Vetrekpassage, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 24 oktober 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 680 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

2.hij op 24 oktober 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Vertrekpassage, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (680 microgram).
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken en een geldboete van € 850,00 subsidiair 17 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegd van 7 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 56 uur en een geldboete van € 850,00 subsidiair 17 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegd van 7 maanden.
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een personenauto bestuurd op de openbare weg terwijl hij onder invloed was van een forse hoeveelheid alcohol. Door zo te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol de rijvaardigheid nadelig beïnvloedt. Dat deze rit geen grotere en ernstigere gevolgen heeft gehad is niet aan de verdachte te danken. De verdachte heeft de risico's en gevaren, voor zichzelf én voor anderen, voor lief genomen. Tegelijkertijd heeft de verdachte een personenauto bestuurd met een ongeldig verklaard rijbewijs. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig aan te trekken van besluiten van het bevoegd gezag die met het oog op de verkeersveiligheid worden genomen. Bovendien heeft hij een onaanvaardbaar risico genomen door onverzekerd aan het verkeer deel te nemen.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden van het geval ligt in beginsel oplegging van de straffen die door de politierechter zijn opgelegd in de rede, mede gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd, en die zijn beschreven in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Oplegging van onder meer een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf geldt temeer als een aangewezen straf, nu blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 juni 2025 de verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De advocaat-generaal heeft voorgesteld om weliswaar de straffen van de politierechter over te nemen, maar de opgelegde gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf. Het hof gaat hier niet in mee en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft het hof geen aanknopingspunten gegeven om de strafmodaliteit in zijn voordeel te wijzigen, integendeel. Hij heeft op eigen verzoek de kans gekregen om ten behoeve van de inhoudelijk behandeling in hoger beroep in gesprek te gaan met de reclassering. Uit het daarop uitgebrachte reclasseringsadvies van 24 juni 2025 kan worden afgeleid dat de verdachte een afkeur van (hulpverlenings)instanties lijkt te hebben en geen bemoeienis wenst. Hij was in eerste instantie telefonisch en schriftelijk uitgenodigd voor een gesprek, maar hij was afwezig zonder opgaaf van redenen. Uiteindelijk is hij telefonisch bereikt, waarbij hij met name aan het woord is geweest en een volledige afkeer van bemoeienis liet blijken. Zo heeft hij gezegd: “Ik heb geen hulp of sturing nodig. Laat me met rust. Ik heb alleen een eigen plek nodig!”
Voorts heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte in gesprek is met een persoon/begeleider in het kader van een verdenking van huiselijk geweld. Het hof ziet hierin, anders dan de raadsman, geen aanknopingspunt voor bereidheid tot acceptatie van hulp of bemoeienis in onderhavige zaak. Tevens is gebleken dat de verdachte geen vast woonadres heeft in Nederland en dit ook niet wil in verband met schuldenproblematiek. Dit maakt dat de verdachte lastig te bereiken zal zijn voor de reclassering in het kader van de executie van een eventuele taakstraf.
Al met al acht het hof, alles afwegende, de straffen die door de politierechter zijn opgelegd – inclusief de gevangenisstraf – van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging (96-194052-20)
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die door de politierechter van de rechtbank Noord-Holland op 7 maart 2023 voorwaardelijk is opgelegd. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof acht geen termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. De verdachte is op 7 maart 2023 bij verstek veroordeeld. Niet is gebleken dat de verdachte op grond van één van de situaties als bedoeld in artikel 366, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bekend moet worden verondersteld met de aan die veroordelingen ten grondslag liggende terechtzittingen. Evenmin is gebleken dat de mededelingen inhoudende de voorwaardelijk opgelegde straf overeenkomstig artikel 366a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering aan de verdachte in persoon zijn betekend. Nu ook overigens niet is komen te staan dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde op de hoogte was van de opgelegde voorwaardelijke veroordeling, zal de vordering worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 850,00 (achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 6 mei 2024 strekkende tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Holland van 7 maart 2023, parketnummer 96-194052-20.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr P.J. van Eekeren en mr. E.V. Dam, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 juli 2025.
=========================================================================
[…]