ECLI:NL:GHAMS:2025:1933

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
23-003285-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling in een lijnbus met verwerping van noodweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte heeft in een lijnbus een andere passagier mishandeld door hem een vuistslag in het gezicht te geven, te schoppen en aan zijn haren te trekken. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn geleden. De verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer, maar dit werd door het hof verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte de confrontatie had opgezocht en de agressor was geweest, waardoor er geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 26 uren, subsidiair 13 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, maar heeft dit niet als een verzachtende omstandigheid meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003285-22
datum uitspraak: 22 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 november 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-213992-22 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door
  • voornoemde [slachtoffer] een (vuist)slag in zijn gezicht te geven en/of
  • voornoemde [slachtoffer] te schoppen en/of
  • voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of
  • aan de haren van voornoemde [slachtoffer] te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Standpunten van partijen

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Uit de beelden volgt dat het gedrag van de verdachte aanvallend was. Een beroep op noodweer kan daarom niet slagen.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van de verdachte door het slachtoffer. Uit de beelden volgt dat het slachtoffer de verdachte bij de keel heeft gegrepen. Deze situatie is aan te merken als een situatie waarin de noodzaak bestond tot verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.

Bewijsoverweging

Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte zich tegen de buschauffeur boos uitlaat over het gebrek aan frisse lucht in de bus en dat hij vervolgens achterin de bus gaat zitten. Ook achterin de bus schreeuwt de verdachte tegen de buschauffeur. Het slachtoffer, dat als passagier schuin voor hem zit, draait zich vervolgens om en zegt tegen de verdachte ‘dat hij normaal moet doen’ of woorden van gelijke strekking. De verdachte loopt daarop naar het slachtoffer toe en gaat dicht voor hem staan. Daarop ontstaat een worsteling tussen beiden. Het slachtoffer verklaart dat de verdachte hem een vuistslag in het gezicht heeft gegeven. Dit vindt bevestiging in de verklaring van de buschauffeur. Omdat de kwaliteit van de beelden beperkt is, neemt het hof dit ook als vaststaand aan ondanks dat het op beeld niet goed zichtbaar is. Kort na deze worsteling komt het slachtoffer ter hoogte van de achteringang van de bus terecht. De verdachte geeft het slachtoffer vervolgens een schop. In de daarop volgende worsteling pakt het slachtoffer de verdachte bij de keel, waarna beiden elkaar vastpakken en de verdachte aan de haren van het slachtoffer trekt. Hierdoor voelde het slachtoffer pijn.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is ingevolge artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het eigen of anders lijf, eerbaarheid of goed. Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard wanneer de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als ‘verdedigend’, maar – naar de kern bezien – als aanvallend moet worden gezien.
Op grond van hetgeen hierboven aan feiten en omstandigheden is vastgesteld, is het hof van oordeel dat geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding tegen de verdachte. Hieruit blijkt namelijk dat verdachte de (verbale) confrontatie heeft opgezocht en doen escaleren door in het gezicht te slaan en hem vervolgens te schoppen en dat hij aldus de agressor is geweest. Dit gebeurde al voordat het slachtoffer de verdachte bij de keel pakte. De geweldshandelingen vonden plaats in een gangpad van een rijdende bus en het slachtoffer kon zich niet aan de situatie onttrekken. Daarmee heeft de verdachte zelf gezorgd voor een situatie waarin juist het slachtoffer zich gerechtvaardigd mocht verdedigen, in het bijzonder door de verdachte bij de keel te pakken en zo te doen stoppen. Dat de verdachte in reactie daarop aan de haren van het slachtoffer heeft getrokken, is dus nog steeds als wederrechtelijk handelen van de verdachte aan te merken. Op grond hiervan kan aan de verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomen. Het hof verwerpt dit verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 augustus 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [slachtoffer] heeft mishandeld door
  • voornoemde [slachtoffer] een vuistslag in zijn gezicht te geven en
  • voornoemde [slachtoffer] te schoppen en
  • aan de haren van voornoemde [slachtoffer] te trekken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van aangifte van 23 augustus 2022, in de wettelijke vorm op gemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 3-8).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 23 augustus 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer] :
Op 23 augustus 2022 om 17:35 uur bevond ik mij in lijnbus [nummer]. De bus stond stil bij bushalte
[halte] Zaandam. Ik had gezien dat er een man (
het hof begrijpt steeds: deverdachte) in de omgeving van de [straat] was ingestapt.
Ik hoorde dat deze man op een gegeven moment vanuit achterin de bus, schreeuwde in de
richting van de chauffeur. Ik hoorde dat hij schreeuwde: “Stommerik, slechterik, klootzak, jullie
zijn gemeen, het is heel heet in de bus”. Ik hoorde dat de man echt heel hard schreeuwde.
Vervolgens zei ik tegen de man dat hij moest ophouden met schreeuwen en dat hij zijn mond
moest houden. Hierbij was ik opgestaan. Ik bevond mij op dit moment in het midden van de bus.
Ik zag dat de man naar mij toe liep en hoorde dat hij tegen mij schreeuwde: “Rot op, hou je bek”
en nog veel meer woorden van gelijke strekking.
Toen de man mij benaderd had zag en voelde ik dat hij mij bij mijn linker schouder beet pakte.
Hierop raakten wij in een worsteling en voelde ik een vuistslag in mijn gezicht. Tevens schopte
de man mij. Ik voelde tijdens het schoppen en slaan hevige pijnen ik was even duizelig door de
klap. Hierna kon ik de man fixeren om te voorkomen dat ik weer en verder zou worden
mishandeld. Opeens voelde ik dat hij mij hard aan mijn haren trok. Hierdoor voelde ik hevige
pijn.
2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 23 augustus 2022, in de wettelijke vorm op gemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 11-15).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
getuige [getuige] :
Op 23 augustus 2022, omstreeks 17.40 uur, was ik aan het werk als buschauffeur voor
[bedrijf], in buslijn [nummer] richting [plek]. Op de [straat] te Zaandam stapte een man de
bus in. De man had een witte pet op (
het hof begrijpt steeds: de verdachte).
Toen ik ter hoogte van het Weerpad te Zaandam reed, werd de man erg agressief tegen
mij. Ik zag dat er een andere passagier met donker haar in een staart (
het hof begrijpt steeds:[slachtoffer]), in de bus zich omdraaide richting de man met de witte pet en ik hoorde deze
passagier met de staart zeggen dat de man normaal moest doen of iets in die trant.
Ik hoorde dat dit leidde tot een woordenwisseling. Ik weet niet precies wat er allemaal werd
gezegd, omdat ik ondertussen mijn bus aan het besturen was. Ik zag uiteindelijk dat de man met
de witte pet richting de andere passagier liep waarmee hij een woordenwisseling had. Ik zag dat,
toen de man met de witte pet bij de andere passagier aankwam, de man met de witte pet direct
met zijn rechterhand gebald tot vuist uithaalde in de richting van de andere passagier. Ik zag dat
de andere passagier werd geraakt door deze vuistslag. Hierop ontstond een vechtpartij tussen
beide mannen. Ik heb hierop mijn bus stilgezet bij bushalte de [halte] en heb de vechtende
mannen uit elkaar gehaald.
3.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 30-34).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:
Vragen van de verbalisanten worden aangegeven met de letter ‘V’.
De antwoorden van de verdachte worden aangegeven met de letter ‘A’.
V: U wordt verdacht van mishandeling in de lijnbus. Wat kunt u daarover verklaren?
A: Ik had die jongen bij zijn haren vastgepakt en eraan getrokken om los te komen.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 39-53) (inclusief bijlage).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In het onderhanden zijnde lopende dossier beschreef ik de bij het lopende dossier aangeleverde
camerabeelden. Het onderzoek heeft thans het strafbare feit mishandeling, gepleegd op 23
augustus 2022 te Zaandam.
Camerafragment 3:
Tijdstip 17:35:50Ik zag dat [persoon 1] (
het hof begrijpt steeds: de verdachte) in het gangpad stond te praten (zie foto
6).
Ik zag dat [persoon 1] gebaren aan het maken was met zijn handen.
Ik zag dat [persoon 2] (
het hof begrijpt steeds: [slachtoffer]) zich omdraaide en iets tegen [persoon 1] zei
(zie foto 7).
Ik zag dat [persoon 1] naar [persoon 2] liep (zie foto 8).
Ik zag dat [persoon 2] begon te duwen.
Ik zag dat [persoon 2] zijn evenwicht verloor.
Ik zag dat [persoon 1] met zijn rechterbeen tegen [persoon 2] schopte (zie foto 9).
Camerafragment 4:
Tijdstip 17:35:54
OV: Dit is hetzelfde beeld als camerafragment 3.
Ik zag dat [persoon 1] met zijn rechterbeen tegen [persoon 2] aan schopte (zie foto 10).
Ik zag dat [persoon 1] en [persoon 2] in een worsteling terecht kwamen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen, waarvan 8 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde, subsidiair om een geldboete op te leggen. De raadsman heeft voorts verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij
in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in een lijnbus een man een vuistslag in zijn gezicht gegeven, hem geschopt en hem
aan zijn haren getrokken. Hierdoor heeft het slachtoffer pijn geleden. Hieraan voorafgaand heeft de
verdachte zich op een luidruchtige en agressieve manier uitgelaten tegen de buschauffeur, hetgeen hoorbaar was voor de andere passagiers van de bus. Door het handelen van de verdachte kan overigens ook de veiligheid van passagiers in het geding zijn doordat de buschauffeur te veel is afgeleid.
Het valt de verdachte zwaar aan te rekenen dat hij het feit heeft gepleegd in een rijdende bus, zichtbaar voor anderen, waarbij ontsnappen niet mogelijk was. Het openbaar vervoer is van wezenlijk belang voor het maatschappelijk - en economisch verkeer in Nederland en het is van groot belang dat mensen zich via deze vervoermiddelen vrij kunnen bewegen zonder dat zij lastig gevallen worden, laat staan dat zij met strafbare feiten worden geconfronteerd. Door het handelen van de verdachte ontstaat een toenemend gevoel van onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 juni 2025 is hij eerder ter zake van bedreigingen met geweld onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in hoger beroep is overschreden, omdat het hoger beroep namens de verdachte op 12 december 2022 is ingesteld, terwijl het hof eerst thans arrest wijst. Dit betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met ruim 6 maanden.
Gelet op de omstandigheid dat niet meer dan een taakstraf voor de duur van 26 uren, subsidiair 13 dagen hechtenis, zal worden opgelegd, wordt volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 300 Sr.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is
bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel
27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de
uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E.V. Dam, mr. C.J. van der Wilt en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 juli 2025.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]