ECLI:NL:GHAMS:2025:1934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
23-002242-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak bij conflict tussen buren met betrekking tot mishandeling en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van mishandeling en bedreiging van twee buren op 20 oktober 2021 te Rijsenhout. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. Wat betreft de mishandeling kon niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld wat er precies is gebeurd. De verklaringen van de aangevers en de verdachte waren tegenstrijdig, en het hof kon niet concluderen dat de verdachte wederrechtelijk had gehandeld. Het verweer van de verdachte dat zij handelde uit noodweer werd niet als onaannemelijk terzijde geschoven. Voor de bedreiging met de woorden "Ik ga jullie koppen eraf snijden" was er eveneens onvoldoende bewijs, aangezien de verklaringen van de getuigen niet overtuigend genoeg waren. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002242-23
datum uitspraak: 22 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 juli 2023 in de strafzaak onder parketnummer
15-344671-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsman en de benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 20 oktober 2021 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 1] in het gezicht en/of armen, althans tegen het lichaam en/of hoofd, te slaan en/of te stompen, en/of die [benadeelde 2] in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen;
2.
zij op of omstreeks 20 oktober 2021 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie koppen eraf snijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Wat betreft feit 1 (mishandeling) heeft de verdachte gehandeld uit noodweer. De verdachte zag zich, zo begrijpt het hof, geconfronteerd met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. [benadeelde 2] heeft de verdachte aan de haren getrokken en [benadeelde 1] is de eerste geweest die de verdachte sloeg. De verdachte heeft zich hiertegen verdedigd en heeft toen, tijdens het lostrekken en afweren, het gezicht van de buurvrouw (
het hof begrijpt: [benadeelde 2]) geraakt. Subsidiair moet de verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat haar een beroep op noodweerexces toekomt. Wat betreft feit 2 (bedreiging) betwist de verdachte dat zij deze woorden heeft gezegd en, als dat al het geval is, is onduidelijk aan wie deze woorden waren gericht en waren zij niet geuit met de intentie iemand angst aan te jagen. De verklaring van de verdachte dat haar geduld op was, zag op het parkeerconflict en niet op de burenruzie.

Vrijspraak

Feit 1: mishandeling
Het hof is van oordeel dat de onder 1 tenlastegelegde mishandeling van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] door hen, kortgezegd, te slaan en/of te stompen, niet kan worden bewezen.
De verklaringen die de aangevers [benadeelde 1] , [benadeelde 1] en [benadeelde 2] enerzijds en de verdachte anderzijds hebben afgelegd over het incident dat zich op 20 oktober 2021 te Rijsenhout in de buurt van de woning van aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft afgespeeld, beschrijven elk een verschillend scenario. In het scenario van de drie aangevers is de verdachte de agressor, terwijl de verdachte een scenario schetst waarin [benadeelde 1] haar eerst in de hals had geslagen, waarop zij haar terugsloeg in het gezicht. Vervolgens had [benadeelde 2] haar bij de haren vastgepakt en hieraan getrokken, waarop zij haar met de vuist had geslagen om los te komen. Daarop kwam [benadeelde 1] weer met haar man naar de verdachte toe en die sloegen haar, waarop de verdachte [benadeelde 1] wederom in het gezicht heeft geslagen. Het in het dossier beschreven letsel van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] kan passen in zowel het door de aangevers als het door de verdachte aangevoerde scenario, terwijl het scenario van de aangevers voor het overige niet in doorslaggevende mate door ander bewijs in het dossier wordt ondersteund. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn, gelet op hun relatie tot de aangevers, niet onafhankelijk zodat hun verklaringen naar het oordeel van het hof in dit geval onvoldoende bewijskracht hebben. Voorts speelt in het oordeel van het hof een rol dat voor de verdachte mogelijk ontlastende getuigen door het hof op de regiezitting zijn afgewezen.
Kortom, het hof kan – hoe onbevredigend dat ook is – niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen wat er precies is gebeurd. Daarmee is nadrukkelijk niet gezegd dat de aangevers de boosdoeners zijn geweest. De verdachte zou wel degelijk de agressor kunnen zijn geweest, maar het is ook mogelijk dat zij reden had om zich te verdedigen. Hoe dan ook, het verweer van de verdachte dat zij handelde uit noodweer kan in elk geval niet als onaannemelijk ter zijde worden geschoven.
Gelet op deze stand van zaken heeft het hof niet te overtuiging dat de verdachte – toen zij zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] sloeg en/of stompte – wederrechtelijk heeft gehandeld. Dit betekent dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Feit 2: bedreiging
Het hof is van oordeel dat de onder 2 tenlastegelegde bedreiging van [benadeelde 1] met de woorden

Ik ga jullie koppen eraf snijden” niet kan worden bewezen.
De verklaring van aangever [benadeelde 1] – dat de verdachte deze of soortgelijke woorden jegens hem heeft geschreeuwd waardoor hij zich bedreigd voelde – vindt onvoldoende steun in het dossier. De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte de woorden ‘ik snij je kop er af’ heeft gebezigd, maar die waren volgens hem gericht tegen zijn vrouw, [benadeelde 1] , en derhalve niet tegen [benadeelde 1] . [benadeelde 2] heeft weliswaar over de verdachte verklaard “
Ik hoorde vervolgens de dochter schreeuwen naar ons: “Ik hak al jullie koppen eraf”, maar onduidelijk is wie [benadeelde 2] bedoelde met “ons” en of [benadeelde 1] – die volgens haar verklaring op dat moment ook buiten stond – daar onderdeel van uitmaakte. Nu de verdachte het feit heeft ontkend, is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat zij ook hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een
vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00 bestaande uit immateriële schade. De vordering
is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.455,96, bestaande uit € 855,96 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 414,42, bestaande uit € 14,42 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 264,42. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. M.J.A. Duker en mr. E.V. Dam, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 juli 2025.
De voorzitter en de oudste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]