ECLI:NL:GHAMS:2025:1957

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
23-000415-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van de verdachte in hoger beroep tegen vrijspraak door rechtbank Noord-Holland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 februari 2022. De verdachte, geboren in 1970 en uit andere hoofde gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de rechtbank voor feiten 1, 2, 3 en 5. Het openbaar ministerie had eveneens hoger beroep ingesteld, maar trok dit in voor de vrijgesproken feiten. Het hof oordeelde dat een verdachte geen hoger beroep kan instellen tegen een beslissing tot vrijspraak, en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor deze feiten. Voor de feiten 4 en 6 had de verdediging geprobeerd het hoger beroep in te trekken, maar het hof oordeelde dat dit niet mogelijk was omdat het onderzoek al was aangevangen. De advocaat-generaal en de verdediging handhaafden hun bezwaren niet langer, wat leidde tot de beslissing van het hof om zowel de verdachte als het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000415-22
datum uitspraak: 27 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-871603-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
uit andere hoofde gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 mei 2025.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Ontvankelijkheid van de verdachte en het openbaar ministerie in het hoger beroep
Zowel het openbaar ministerie als de verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 3 februari 2022.
Uit de appelakte blijkt dat het openbaar ministerie op 17 februari 2022 onbeperkt hoger beroep heeft ingesteld. Het openbaar ministerie heeft nog voor de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 25 januari 2023 het hoger beroep ingetrokken ten aanzien van de feiten waarvan de verdachte door de rechtbank is vrijgesproken (feiten 1, 2, 3 en 5). Hiermee blijft het hoger beroep van het openbaar ministerie ten aanzien van de aan de verdachte onder 4 en 6 tenlastegelegde feiten voortduren.
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feiten 1, 2, 3 en 5 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte op 17 februari 2022 onbeperkt ingesteld en is daardoor mede gericht tegen deze vrijspraken. Een verdachte kan echter geen hoger beroep instellen tegen een beslissing tot vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom ten aanzien van feiten 1, 2, 3 en 5 niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.
Ten aanzien van de feiten 4 en 6 heeft de verdediging blijkens een akte intrekking hoger beroep van 15 mei 2025 geprobeerd het hoger beroep in te trekken. Op 16 mei 2025 heeft de raadsman per e-mailbericht aan het hof kenbaar gemaakt dat de verdediging de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren niet meer handhaaft. De voorzitter heeft daarop per e-mail op 16 mei 2025 aan de verdediging en het openbaar ministerie laten weten dat de verdachte het hoger beroep niet meer kan intrekken, omdat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al is aangevangen. In diezelfde e-mail heeft de voorzitter meegedeeld dat het hof uit de intrekking en het e-mailbericht van de verdediging opmaakt dat de verdediging niet langer de bezwaren tegen het vonnis handhaaft. Op 19 mei 2025 heeft de advocaat-generaal per e-mailbericht te kennen gegeven dat ook het openbaar ministerie de bezwaren tegen het vonnis niet langer handhaaft.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 27 mei 2025 heeft de advocaat-generaal dit standpunt herhaald en het hof verzocht het openbaar ministerie en de verdediging niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep.
Het hof is ook daarnaast niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met een nader onderzoek van de zaak. Onder deze omstandigheden zullen de verdachte en het openbaar ministerie gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. J. Piena en mr. N.C. Laatsch, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 mei 2025.