ECLI:NL:GHAMS:2025:2089

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
200.339.366/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over artiestenovereenkomst en exploitatierechten tussen een artiest en Top Notch Music

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een artiest, aangeduid als [appellant], en Top Notch Music V.O.F. over een exclusieve artiestenovereenkomst die in 2012 werd gesloten. De overeenkomst gaf Top Notch het recht om de muziek van [appellant] exclusief te exploiteren in ruil voor een aandeel in de opbrengsten. Na verloop van tijd ontstond er een geschil over het aantal albums dat [appellant] moest aanleveren en de verdeling van de exploitatieopbrengsten. [appellant] vorderde onder andere de vernietiging van de overeenkomst op basis van dwaling en misbruik van omstandigheden, en stelde dat hij fonogrammenproducent was van de opnamen die door Top Notch waren uitgebracht. De rechtbank wees de vorderingen van [appellant] af, waarna hij in hoger beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep werden verschillende grieven aangevoerd, waaronder de onredelijke lange duur van de overeenkomst en de vraag of de bepalingen in de overeenkomst onredelijk bezwarend waren. Het hof oordeelde dat de overeenkomst op 22 september 2019 was geëindigd, maar verwierp de overige grieven van [appellant]. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank voor het overige en veroordeelde [appellant] in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.339.366/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/714130/HA ZA 22-167
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 augustus 2025
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. D.H.S. Donk te 's-Gravenhage,
tegen

1.TOP NOTCH MUSIC V.O.F.,

2. TOP NOTCH B.V.in hoedanigheid van vereffenaar van Top Notch Music V.O.F.,
3. TOP NOTCH MUSIC B.V.,
alle gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Appellant wordt hierna aangeduid als [appellant] . Geïntimeerden worden aangeduid als Top Notch Music VOF, Top Notch BV, Top Notch Music, en gezamenlijk als Top Notch (vrouwelijk enkelvoud).

1.De zaak in het kort

[appellant] en Top Notch zijn in 2012 een overeenkomst aangegaan op basis waarvan Top Notch muziek van [appellant] heeft geëxploiteerd. Na verloop van tijd is tussen partijen een geschil ontstaan over het aantal albums dat [appellant] volgens de overeenkomst moest aanleveren om te worden uitgebracht door Top Notch. Ook over de verdeling van de exploitatieopbrengsten en verdeling van kosten verschilden partijen van mening. De vorderingen van [appellant] zijn onder meer gericht op vernietiging van de overeenkomst. Daarnaast wil [appellant] dat wordt vastgesteld dat hij de fonogrammenproducent is van de opnamen van de muziek die hij heeft gemaakt en door Top Notch is uitgebracht. De rechtbank heeft zijn vorderingen afgewezen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 30 januari 2024 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 17 januari 2024 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Top Notch Music VOF, Top Notch BV en Top Notch Music als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens akte wijziging/vermeerdering eis, met producties;
- memorie van antwoord, met producties; en
- akte wijziging/vermeerdering eis van [appellant] .
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 22 mei 2025 aan de hand van overlegde spreekaantekeningen laten toelichten. [appellant] door mr. Donk voornoemd en mr. E.C. Bos, advocaat te ’s-Gravenhage, en Top Notch door mr. J. Klopper en mr. D.J.G. Visser, advocaten te Amsterdam. De advocaten van [appellant] hebben ter zitting tevens een powerpointpresentatie overgelegd.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben partijen aanvullende producties toegezonden: producties 64 t/m 79 namens [appellant] (op 13 mei) en producties 40 t/m 42 namens Top Notch (op 12 mei). Top Notch heeft bezwaar gemaakt tegen toelating van producties 67, 71, 73, 74, 75 en 76 omdat dit volgens haar verkapte conclusies zijn. De producties 67, 71 en 73 bevatten een eigen verklaring van [appellant] , een nadere toelichting op een eerder rapport van adviseur Rights Republic, en een opinie van een gespecialiseerde advocaat. Deze stukken zijn als productie toelaatbaar, zij het dat het hof met deze producties – zoals met alle producties – in beginsel alleen rekening houdt voor zover uit de daarop gegeven toelichting duidelijk is op welke daaruit blijkende feiten en omstandigheden een beroep wordt gedaan ter ondersteuning van een standpunt. Daarbij geldt de tweeconclusieregel onverkort. De stukken overgelegd als producties 74, 75 en 76 zijn kennelijk van de hand van de advocaat van [appellant] en bevatten een nader betoog. Dit zijn verkapte processtukken en daarom niet toelaatbaar.
Verder geldt dat, gelet op het bepaalde in artikel 87 lid 6 Rv, geen van de door partijen overgelegde nadere producties binnen de daarvoor bepaalde termijn (tot 10 dagen voor de zitting) in het geding zijn gebracht. Echter, gelet op de aard en omvang van de nadere producties, en de beschikbare tijd voor kennisneming daarvan tot aan de zitting, is toelating van deze producties bevorderlijk voor een goede rechtsbedeling zodat de goede procesorde zich verzet tegen het buiten beschouwing laten daarvan. De nagezonden producties – behalve producties 74 t/m 76 – behoren dus tot het procesdossier.
Ten slotte is een datum voor arrest bepaald.

3.Feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1
Appellant is een Nederlandse artiest, beter bekend onder zijn artiestennaam [appellant] . Hij is bij een breder publiek bekend geworden door verschillende nummer 1-hits.
3.2.
Top Notch Music VOF hield zich bezig met de exploitatie van onder meer de naburige rechten van artiesten. Haar vennoten waren Top Notch BV en Universal Music B.V.
3.3.
Op 17 juli 2012 hebben [appellant] en Top Notch Music VOF een ‘exclusieve artiestenovereenkomst’ getekend op grond waarvan Top Notch Music VOF gerechtigd werd de muziek van [appellant] exclusief te exploiteren in ruil voor een aandeel in de exploitatieopbrengsten. Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden (hierna: Algemene Bepalingen) van toepassing.
3.4.
Op 27 februari 2015 zijn [appellant] en Top Notch Music VOF een addendum bij de overeenkomst van 17 juli 2012 overeengekomen (hierna samen met de overeenkomst van 17 juli 2012: de Overeenkomst). Het addendum bevat een van de overeenkomst van juli 2012 afwijkende aan [appellant] toekomende vergoeding voor 11 geluids- en beeldopnamen voor het album “ [album 1] ”.
3.5.
Vanaf juni 2017 tot maart 2020 hebben partijen gesproken over aanpassing van de (financiële voorwaarden van de) Overeenkomst, waaronder de royaltyvergoedingen en bijdrage aan de kosten voor video’s.
3.6.
Bij e-mail van 9 april 2020 heeft de manager van [appellant] aan Top Notch onder meer het volgende bericht:
“(…) In de overeenkomst is opgenomen dat [appellant] een album zal aanleveren en dat TN nog 3 opties heeft op totaal nog maximaal drie albums. Inmiddels heeft [appellant] in samenwerking met TN de volgende albums gerealiseerd.
Album Release
1. [album 2] [in] 2014
2. [album 1] [in] 2015 Optie 1
3. [album 3] [in] 2017 Optie 2
4. [album 4] [in] 2018 Optie 3
Voor wat betreft de looptijd van de overeenkomst is het zo dat de overeenkomst 18 maanden na release van het laatste optionele album [album 4] is geëindigd. Dit betekent dat de overeenkomst tussen [appellant] en TN per 22 september 2019 is geëindigd. (…)”
3.7.
Op 26 maart 2020 is Universal Music B.V. gefuseerd met Universal International Music B.V., welke vennootschap onder algemene titel in het vermogen van verdwijnende vennootschap Universal Music B.V. is getreden. Top Notch BV en Universal International Music B.V. hebben hun rechten en verplichtingen onder de Overeenkomst op 25 juni 2020 overgedragen aan Top Notch Music.
3.8.
In een brief van 20 augustus 2020 heeft (de advocaat van) [appellant] (primair) de Overeenkomst vernietigd op grond van dwaling en (subsidiair) ontbonden wegens een tekortkoming in de nakoming.
3.9.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij de rechtbank (die heeft plaatsgevonden op 10 november 2022) heeft Top Notch c.s. ten gunste van [appellant] wijzigingen doorgevoerd in de Overeenkomst per datum van totstandkoming (17 juli 2012). Als gevolg van deze aanpassingen krijgt [appellant] vanaf de ingangsdatum van de Overeenkomst een royaltyvergoeding van 20% (als artiest) en 5% (als producer), ongeacht in welk land inkomsten worden gegenereerd. Ook worden er geen technische kosten meer afgetrokken en is geen sprake van een
breakvoor inkomsten uit het buitenland.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg vorderingen ingesteld gericht op, kort samengevat, vernietiging of het buiten toepassing verklaren van (bepalingen van) de Overeenkomst en de Algemene Bepalingen, ontbinding van de Overeenkomst, en wijziging van de rechtsgevolgen van de Overeenkomst. Daarnaast heeft [appellant] een verklaring voor recht gevorderd dat de Overeenkomst per 14 mei 2016, althans een door de rechtbank te bepalen datum, is geëindigd. Ten slotte heeft [appellant] een verklaring voor recht gevorderd dat hij fonogrammenproducent is van de opnamen van de uitvoeringen conform het door hem overgelegde overzicht “Tracks [appellant] ”, met veroordeling van Top Notch om medewerking te verlenen om [appellant] alle opnamen van zijn uitvoeringen te laten exploiteren, exploitatieopbrengsten aan [appellant] af te dragen etc.
4.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, met veroordeling van hem in de proceskosten.

5.Beoordeling

5.1
[appellant] heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het (alsnog) toewijzen van zijn vorderingen. De vorderingen zijn na de memorie van grieven nogmaals gewijzigd/vermeerderd. Aangezien Top Notch ter zitting heeft bevestigd daartegen geen bezwaar te hebben, zal het hof recht doen op de aldus vermeerderde/gewijzigde vorderingen. [appellant] vordert nu:
Primair:
I. te verklaren voor recht dat de Overeenkomst is vernietigd, althans dat de Overeenkomst wordt vernietigd;
Subsidiair:
II. te verklaren voor recht dat artikel 2 en artikel 3 van de [appellant] Overeenkomsten
in strijd zijn met artikel 25f Auteurswet en rechtsgeldig zijn vernietigd en/of te bepalen dat deze artikelen geheel of gedeeltelijk worden vernietigd, althans dat deze artikelen buiten toepassing dienen te blijven vanwege strijd met de redelijkheid en billijkheid en te bepalen dat
door het hof tevens in goede justitie een Einddatum wordt vastgesteld;
Meer subsidiair:
III. te bepalen dat het hof de gevolgen van de Overeenkomst wijzigt en in goede justitie een Einddatum vaststelt;
Verder subsidiair:
IV. te verklaren voor recht dat de Overeenkomst van rechtswege per 15 januari 2016, dan wel in alle redelijkheid per 17 juli 2016 is geëindigd, althans op een door het hof in goede justitie te bepalen Einddatum is geëindigd;
Subsidiair, meer subsidiair en verder subsidiair:
V. (a) te verklaren voor recht dat de artikelen 7 en 8 van de algemene bepalingen van Top Notch niet van kracht zijn, en dat de door [appellant] aan Top Notch verstrekte eeuwigdurende licenties zoals verwoord in artikel 8 van de algemene bepalingen van Top Notch namens [appellant] is opgezegd of beëindigd, althans dat deze beide bepalingen door [appellant] zijn vernietigd, althans door het hof worden vernietigd, althans dat deze bepalingen buiten toepassing dienen te blijven wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid;
( b) te verklaren voor recht dat Artikel 13.4 van de algemene bepalingen van Top Notch tussen partijen niet van kracht is, althans dat deze rechtsgeldig zijn vernietigd, althans dat deze bepaling door het hof wordt vernietigd, althans dat deze bepaling buiten toepassing dient te blijven wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid;
( c) te verklaren voor recht dat de volgende onredelijk bezwarende bepalingen uit de [appellant] Overeenkomsten reeds namens [appellant] rechtsgeldig zijn vernietigd, althans door het hof worden vernietigd, althans dat deze artikelen buiten toepassing dienen te blijven wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid:
- Artikel 5.1 van de Exclusieve [appellant] Overeenkomst 2012;
- Artikel 5.3 van de Exclusieve [appellant] Overeenkomst 2012; en
- Artikel 6 van de Exclusieve [appellant] Overeenkomst 2012;
( d) te verklaren voor recht dat Top Notch uit hoofde van de exploitatie van de Exclusieve [appellant] Opnamen 2012 aan [appellant] de billijke vergoedingen in de zin van artikel 25c lid 1 Auteurswet en/of aanvullende billijke vergoedingen in de zin van artikel 25d lid 1 Auteurswet dient te betalen;
( e) Top Notch hoofdelijk te veroordelen om (mede in het licht van hetgeen hiervoor onder (d) is bepaald) alle opbrengsten en kosten ter zake van exploitatie van de Exclusieve [appellant] Opnamen 2012 en gedurende de daarin genoemde Exploitatieperiode conform de "Verdeling Exclusieve [appellant] Opnamen 2012" zoals weergegeven in de Memorie van Grieven te verdelen, althans deze opbrengsten en kosten conform de door het hof in goede justitie te bepalen percentages en gedurende een in goede justitie te bepalen Exploitatieperiode te verdelen;
Primair, subsidiair, meer subsidiair en verder subsidiair:
VI. (a) Top Notch hoofdelijk te veroordelen om opbrengsten en kosten ter zake van
exploitatie van de Nieuwe [appellant] Opnamen gedurende de daarin genoemde Exploitatieperiode conform de "Verdeling Nieuwe [appellant] Opnamen" te verdelen; althans deze opbrengsten en kosten conform de door het hof in goede justitie te bepalen percentages en Exploitatieperiode te verdelen;
( b) te bepalen dat Top Notch niet gerechtigd is om de door Top Notch gestelde "Kosten [album 6] " te verrekenen en dat Top Notch het bedrag van € 154.484, althans een door het hof in goede justitie te betalen bedrag, met rente, dient te betalen;
( c) te bepalen dat Top Notch niet gerechtigd is om de door Top Notch gestelde inkomsten uit live-optredens te verrekenen en dat Top Notch het bedrag van € 109.786,50, althans een door het hof in goede justitie te betalen bedrag, met rente dient te betalen;
( d) te bepalen dat Top Notch niet gerechtigd is om de door Top Notch gestelde inkomsten uit sponsoring te verrekenen en dat Top Notch het bedrag van € 112.500, althans een door het hof in goede justitie te betalen bedrag, met rente, dient te betalen;
( e) te verklaren voor recht dat [appellant] Fonogrammenproducent is van de Exclusieve [appellant] Opnamen 2012 en/of de Nieuwe [appellant] Opnamen, althans dat [appellant] voor de door uw Gerechtshof te bepalen percentages mede als fonogrammenproducent van deze [appellant] Opnamen dient te worden aangemerkt;
( f) Top Notch hoofdelijk te veroordelen om volledige medewerking te verlenen om te bewerkstelligen dat [appellant] bij de diverse collectieve rechtenorganisaties waaronder Sena (mede) als fonogrammenproducent van de opnamen van de uitvoeringen van [appellant] zal worden geregistreerd;
( g) Top Notch hoofdelijk te veroordelen om alle opbrengsten die Top Notch ten onrechte als zijnde (volledige) fonogrammenproducent van opnamen van uitvoeringen van [appellant] van de collectieve rechtenorganisaties waaronder Sena of anderszins heeft ontvangen conform hetgeen hieromtrent door het hof is bepaald te betalen aan [appellant] ;
( h) te bepalen dat Top Notch hoofdelijk ten behoeve van [appellant] een dwangsom van € 25.000,-- (zegge: vijfentwintigduizend euro) verbeurt per dag of een gedeelte daarvan dat Top Notch niet tijdig en/of/of niet volledig heeft voldaan aan enig hiervoor onder (b), (c), (e), (f) en/of (g) gegeven gebod; en
( i) Top Notch hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten - waaronder de nakosten - in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten vanaf veertien dagen na uitspraak van het te dezer zake te wijzen arrest.
5.2.
Top Notch heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
Vernietiging Overeenkomst
5.3.
Met grief I voert [appellant] aan dat hij een verkeerde voorstelling van zaken heeft gehad en dat hij bij een juiste voorstelling van zaken de Overeenkomst niet zou zijn aangegaan. Deze verkeerde voorstelling had volgens hem betrekking op i) de periode waarin de opnamen van uitvoeringen op exclusieve basis bij Top Notch werden ondergebracht, welke periode in de Overeenkomst afhankelijk werd gesteld van meerdere in toekomst gelegen onzekere factoren en door Top Notch eenzijdig kon worden beïnvloed, ii) de exploitatieperiode, waarbij in de Algemene Bepalingen is bepaald dat [appellant] voor opnamen gerealiseerd tijdens de looptijd van de Overeenkomst zijn naburige rechten overdraagt of een eeuwigdurend exploitatierecht verleent aan Top Notch, en iii) (onevenredige) kostenverdelingen. Volgens [appellant] heeft hij deze verkeerde voorstelling van zaken gehad omdat Top Notch niet aan haar mededelingsplicht heeft voldaan. [appellant] stelt in dit verband dat Top Notch hem ofwel had moeten adviseren om zich te laten bijstaan door een gespecialiseerde advocaat, of zelf de belangrijkste rechtsgevolgen van de Overeenkomst aan hem had moeten voorhouden.
Top Notch betwist dat [appellant] een verkeerde voorstelling van zaken heeft gehad, alsook dat op haar de door [appellant] gestelde mededelingsplicht rustte.
5.4.
Het hof overweegt dat in artikel 2.1 van de Overeenkomst ten aanzien van de looptijd uitdrukkelijk is bepaald dat de Overeenkomst begint op de datum van ondertekening van de Overeenkomst en achttien maanden na
release(het uitbrengen) van het laatste album eindigt. In de artikelen 3.1 en 3.2 van de Overeenkomst is uitdrukkelijk bepaald dat in elk geval één album zal worden uitgebracht, en dat aan Top Notch een exclusieve optie wordt verleend op nog drie albums. Daarmee is voldoende duidelijk dat Top Notch aanspraak kon maken op vier albums, en dat de Overeenkomst in dat geval zou eindigen achttien maanden na het uitbrengen van het vierde album. Uit de aard van de wederzijdse prestaties – het uitbrengen van door [appellant] te creëren muziek – en de aan Top Notch verleende optierechten, volgt dat van tevoren niet zeker was wanneer de Overeenkomst uiteindelijk zou eindigen, en dat de duur, de verlenging en het einde van de Overeenkomst in zekere mate door beide partijen kon worden beïnvloed.
In de artikelen 7.1 en 8.1 van de Algemene Bepalingen is vervolgens uitdrukkelijk bepaald dat [appellant] zijn naburige rechten als uitvoerend kunstenaar van alle krachtens de Overeenkomst gemaakte opnames van uitvoeringen aan Top Notch overdraagt, en dat aan Top Notch een eeuwigdurend exploitatierecht toekomt voor deze opnames. Daarmee is voldoende duidelijk dat naburige rechten werden overgedragen en dat het exploitatierecht langer zou duren dan de looptijd van de Overeenkomst. Ook de door [appellant] genoemde vergoedingen en kostenverdelingen, en de hoogte daarvan, zijn in artikel 4.2 van de Overeenkomst en de artikelen 10 en 13 van de Algemene Bepalingen in detail en duidelijk beschreven.
5.5.
Gelet op de tekst van de desbetreffende bepalingen en het feit dat [appellant] elke bladzijde van de Overeenkomst en de Algemene Bepalingen heeft geparafeerd, mocht Top Notch er in de gegeven omstandigheden in beginsel van uitgaan dat [appellant] de inhoud van deze bepalingen begreep en daarmee akkoord was. Hierbij is van belang dat [appellant] , op dat moment nog jong en betrekkelijk onervaren, werd bijgestaan door [naam 1] die destijds meer ervaring had in de muziekindustrie. [naam 1] is in de Overeenkomst (artikel 7.1) met pen ingevuld als de partij aan wie de afrekeningen moesten worden geadresseerd en op wiens rekening de door Top Notch verschuldigde bedragen moesten worden voldaan. [appellant] heeft [naam 1] dus naar voren geschoven als zijn zaakwaarnemer. Uit de e-mailwisseling tussen Top Notch, [appellant] en [naam 1] van 15 augustus 2012, kort na de ondertekening van de Overeenkomst, volgt dat [naam 1] zich daarbij aanduidt als “Management [appellant] ”. Verder is van belang dat niet is gesteld dat [appellant] ten tijde van het aangaan van de Overeenkomst op enigerlei wijze te kennen heeft gegeven dat hij bepalingen uit de Overeenkomst of Algemene Bepalingen niet begreep of dat hem niet duidelijk was wat de (voornaamste) rechten en verplichtingen waren die hieruit voor hem en Top Notch voortvloeiden. In de gegeven omstandigheden mocht Top Notch ervan uitgaan dat daarover aan de zijde van [appellant] geen onduidelijkheden bestonden, en bestond geen aanleiding om te wijzen op de mogelijkheid van het inschakelen van juridische expertise. Gelet op de aanwezigheid van een management, mocht Top Notch ervan uitgaan dat aan de zijde van [appellant] dergelijke expertise zou worden ingeschakeld als daaraan behoefte zou bestaan.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat op Top Notch geen mededelingsplicht rustte, in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek (BW), inhoudende dat zij [appellant] had moeten adviseren om juridische bijstand in te schakelen of dat zij zelf de belangrijkste rechtsgevolgen van de Overeenkomst aan hem had moeten voorhouden. Daarmee faalt het beroep op dwaling.
Uit het voorgaande volgt tevens dat de gestelde onwetendheid en onervarenheid van [appellant] niet kwalificeren als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 3:44 lid 4 BW die een beroep op misbruik van omstandigheden rechtvaardigen. Dit beroep vereist immers dat Top Notch wist of had moeten begrijpen dat [appellant] door deze omstandigheden werd bewogen tot het accepteren van de Overeenkomst en dat zij [appellant] hiervan had moeten weerhouden. Daarmee faalt grief I.
Looptijd Overeenkomst
5.7.
Met grief II doet [appellant] een beroep op vernietiging van de artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst op grond van artikel 25f lid 1 Auteurswet (Aw) jo. artikel 2b Wet op de naburige rechten (Wnr). Volgens hem is sprake van een onvoldoende bepaalde en onredelijk lange termijn waarin Top Notch aanspraak kan maken op exploitatie van zijn toekomstige werken. Top Notch betwist dat de termijn onvoldoende bepaald is.
5.8.
Het hof stelt voorop dat in artikel 25f lid 1 Aw is bepaald dat een beding dat voor een onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn aanspraken op de exploitatie van toekomstige werken van de maker inhoudt, vernietigbaar is. Met een onvoldoende bepaalde termijn wordt gedoeld op een termijn die een maker niet in staat stelt de periode te bepalen waarin de exploitant aanspraak kan maken op exploitatie van toekomstige werken van de maker. Wat onder een onredelijke lange termijn wordt verstaan, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Looptijd voldoende bepaalbaar
5.9.
Uit de artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst volgt dat deze in werking treedt op de datum van ondertekening en achttien maanden na het uitbrengen van het laatste album eindigt, waarbij Top Notch aanspraak kan maken op vier albums. Deze bepalingen geven bij het aangaan weliswaar geen zekerheid over het moment waarop de Overeenkomst zal eindigen, en dus over de precieze periode waarin Top Notch aanspraak kan maken op exploitatie van toekomstige werken van [appellant] , maar dat betekent niet dat deze periode onvoldoende bepaald is. In artikel 1 van de Algemene Bepalingen is bepaald dat onder een album wordt verstaan een verzameling opnamen bestaande uit tenminste 10 tracks met een speelduur van tenminste 45 minuten. Uit de stellingen van [appellant] volgt dat een artiest doorgaans tussen de tien tot vijftien maanden nodig zal hebben om voldoende opnamen voor een afzonderlijk album te realiseren. Na het uitbrengen van het eerste album loopt de Overeenkomst nog achttien maanden door (artikel 2.1 Overeenkomst). Uiterlijk binnen deze achttien maanden dient Top Notch haar optie op een volgend album op te nemen (artikel 3.2 Overeenkomst), in welk geval de Overeenkomst wordt verlengd tot achttien maanden na het uitbrengen van dit tweede album (artikel 2.2 Overeenkomst). Top Notch kan vervolgens op dezelfde voorwaarden nog een optie opnemen op een derde en een vierde album. Uiterlijk achttien maanden na het uitbrengen van het vierde album eindigt de Overeenkomst, en daarmee de periode waarin Top Notch aanspraak kan maken op exploitatie van toekomstige werken van [appellant] (artikel 3.2 Overeenkomst). Met deze bepalingen zijn het aantal werken waarop Top Notch aanspraak kan maken en de termijnen waarbinnen zij dat uiterlijk moet doen, duidelijk begrensd. Daarmee is de periode waarin Top Notch aanspraak kan maken op exploitatie van toekomstige werken, bij het aangaan van de Overeenkomst voldoende bepaald. Hierbij moet bovendien in aanmerking worden genomen dat de desbetreffende bepalingen [appellant] ook de nodige flexibiliteit geven wat betreft het aanleveren van voldoende titels voor een album, waarmee hij substantiële invloed kan uitoefenen op de looptijd van de Overeenkomst.
5.10.
Anders dan [appellant] aanvoert, volgt uit de Overeenkomst niet dat Top Notch bepaalt of de door [appellant] aangeleverde opnamen als single, EP (Extended Play) of album worden uitgebracht, en dat daarmee het uitbrengen van een album – en dus de looptijd van de Overeenkomst – door Top Notch eenzijdig kan worden verlengd. In artikel 3.1 is bepaald dat over het aantal uit te voeren titels in onderling overleg tussen [appellant] en Top Notch zal worden besloten. Ook de vorm waarin en de wijze waarop opnamen worden uitgebracht, zullen – bij gebreke van uitdrukkelijk bepalingen daarover in de Overeenkomst – in onderling overleg tussen partijen moeten worden bepaald. Dit is kennelijk ook hoe partijen uitvoering hebben gegeven aan de Overeenkomst, aangezien onweersproken is gesteld door Top Notch dat het uitbrengen van opnamen (als single, EP of album) steeds in overleg is gegaan met [appellant] , en hij daarover op de desbetreffende momenten niet heeft geklaagd. Ten slotte volgt uit artikel 3.1 van de Overeenkomst, gelezen in samenhang met artikel 1 (definitie album) en artikel 2.9 van de Algemene Bepalingen, dat op het moment dat [appellant] voldoende geschikte titels voor een album heeft aangeleverd en deze als zodanig wenst uit te brengen, Top Notch redelijkerwijze eraan kan worden gehouden om deze ook daadwerkelijk en zonder vertraging als album uit te brengen. Ook deze aspecten doen daarom niet af aan de voldoende bepaalbaarheid van de periode waarin Top Notch aanspraak heeft op toekomstige werken.
Looptijd niet onredelijk lang
5.11.
Wat betreft de stelling dat sprake is van een onredelijk lange termijn, heeft [appellant] aangevoerd dat de Overeenkomst, met name als gevolg van het opnemen van de verlengingsopties door Top Notch, gedurende een zeer lange termijn van acht jaar of meer van kracht zal zijn. Top Notch heeft gemotiveerd betwist dat de termijn onredelijk lang is.
5.12.
Het hof overweegt dat uit wat hiervoor is overwogen over de bepalingen van de Overeenkomst over opties en de verlenging van de Overeenkomst niet zonder meer volgt dat de Overeenkomst acht jaar of langer zal duren; in werkelijkheid heeft de Overeenkomst overigens korter geduurd (zie hierna 5.25). De stelling van [appellant] dat in de muziekindustrie in algemene zin wordt aangenomen dat een exclusieve overeenkomst met een beginnend artiest voor maximaal 3 jaar mag worden aangegaan, vindt geen steun in de ter onderbouwing daarvan aangehaalde publicatie (productie 69) en is voor het overige niet onderbouwd, zodat het hof deze stelling passeert. Verder heeft [appellant] niet weersproken dat het in de branche gebruikelijk is dat een samenwerking tussen een platenmaatschappij en een beginnend artiest meerdere jaren duurt en dat aan de platenmaatschappij daarbij opties op meerdere albums worden verleend, een en ander ter bescherming van de investeringen die de platenmaatschappij doet tijdens met name de beginjaren van de artiest. Gelet hierop, en aangezien de exploitatieopbrengsten in de vorm van een royaltyvergoeding mede toekomen aan [appellant] , is het hof van oordeel dat de looptijd van de Overeenkomst zoals mede bepaald door de aan Top Notch verleende optierechten, niet onredelijk lang is in de zin van artikel 25f lid 1 Aw.
Looptijd niet onredelijk bezwarend
5.13.
Met grief II doet [appellant] verder een beroep op vernietiging van de artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst op grond van artikel 25f lid 2 Aw. Hiertoe voert hij aan dat de combinatie van een onduidelijke inbrengperiode (de looptijd zoals bepaald in de artikelen 2 en 3) en een eeuwigdurende exploitatieperiode van de ingebrachte opnamen onredelijk bezwarend zijn. Daarnaast is volgens hem een duur van meer dan vier jaar voor een beginnend artiest onredelijk bezwarend vanwege diens ontwikkelpotentieel.
5.14.
Het hof stelt voorop dat in artikel 25f lid 2 Aw is bepaald dat een beding dat, gelet op de aard en inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen of de overige omstandigheden van het geval, voor de maker onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is. Blijkens de wetsgeschiedenis dient hierbij een lichtere toets te worden gehanteerd dan op grond van artikel 6:2 BW geldt. De toetsing aan artikel 25f lid 2 Aw – welke bepaling als sanctie een vernietigingsgrond bevat – houdt naar haar aard een beoordeling in van omstandigheden die zich hebben voorgedaan voor of ten tijde van het sluiten van de overeenkomst (
ex tunc). Artikel 25f lid 2 Aw heeft geen betrekking op omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het moment van contractsluiting. Bij de beoordeling of de toepassing van een beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikelen 6:2 lid 2 en 6:248 lid 2 BW), kunnen ook omstandigheden worden meegewogen die zich na de contractsluiting hebben voorgedaan, zoals de wijze waarop de overeenkomst is uitgevoerd.
5.15.
Zoals overwogen onder 5.9 is de periode waarin Top Notch aanspraak kan maken op exploitatie van toekomstige werken van [appellant] , door hem de inbrengperiode genoemd, voldoende bepaald en daarmee niet onduidelijk. Het feit dat Top Notch, op grond van artikel 8 lid 1 van de Algemene Bepalingen, het recht heeft verkregen om de opnamen die tijdens de looptijd van de Overeenkomst zijn gemaakt, eeuwigdurend te exploiteren, maakt niet zonder meer dat de artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst, al dan niet in samenhang met artikel 8 lid 1 van de Algemene Bepalingen, onredelijk bezwarend zijn. Hierbij is mede van belang dat dit eeuwigdurend exploitatierecht slechts betrekking heeft op werken die in aantal zijn beperkt en in een van tevoren voldoende afgebakende periode dienden te worden gemaakt (zie onder 5.9-5.12), en dat de opbrengsten van de exploitatie in de vorm van een royaltyvergoeding mede aan [appellant] ten goede komen. Ten slotte is het hof van oordeel, gelet op wat is overwogen onder 5.12, dat de omstandigheid dat een beginnend artiest zich na verloop van tijd kan ontwikkelen niet maakt dat een looptijd van meer dan vier jaar als onredelijk bezwarend moet worden beschouwd.
Uit het voorgaande volgt dat grief II faalt.
Looptijd niet onaanvaardbaar
5.16.
[appellant] betoogt, met grief IV, dat toepassing van de artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hiertoe voert hij in de eerste plaats aan dat hij als gevolg van de Overeenkomst een verlies heeft geleden van € 90.433,48. Hierbij verwijst [appellant] naar een ‘Artist Summary Statement’ van Top Notch [in] 2022 waarin is weergegeven welke bedragen aan royaltyvergoeding [appellant] volgens Top Notch op dat moment nog te goed had na aftrek van bedragen die Top Notch nog van [appellant] te goed stelt te hebben (kosten van niet uitgebrachte muziek, en nog te ontvangen inkomsten uit liveoptredens en sponsoring) (productie 46 [appellant] ).
Top Notch heeft gemotiveerd betwist dat het bedrag van € 90.433,48 betrekking heeft op een door [appellant] te betalen bedrag of door hem geleden verlies, en in ruimere zin dat uitvoering van de Overeenkomst heeft geresulteerd in een verlies voor [appellant] .
5.17.
Het hof overweegt dat uit het statement [in] 2022 niet volgt dat [appellant] een verlies heeft geleden van € 90.433,48. Uit dit statement volgt dat dit een bedrag is dat [appellant] volgens Top Notch op dat moment te goed had van Top Notch. Ook anderszins volgt uit de stellingen van [appellant] niet dat de uitvoering van de Overeenkomst voor hem heeft geresulteerd in een verlies. Een door hem gegeven overzicht van genoten opbrengsten en gemaakte kosten in verband met de uitvoering van de Overeenkomst ontbreekt. Het hof passeert deze stelling daarom als onvoldoende onderbouwd.
5.18.
Daarnaast stelt [appellant] in dit verband dat Top Notch aan hem geen billijke vergoeding in de zin van artikel 25c lid 1 Aw heeft betaald, en dat hij aanspraak maakt op een aanvullende billijke vergoeding in de zin van artikel 25d lid 1 Aw. Het hof overweegt dat uit artikel III van de Wet auteurscontractenrecht volgt dat de artikelen 25c lid 1 en 25d lid 1 Aw (jo. artikel 2b Wnr) slechts van toepassing zijn op overeenkomsten van na 1 juli 2015. Aan deze bepalingen kunnen dus, in het kader van de corrigerende werking van de redelijkheid en billijkheid of anderszins, door [appellant] geen aanspraken worden ontleend. Het geldt ook voor het in juli 2015 gedateerde addendum. Daarvan heeft de rechtbank onbestreden vastgesteld dat partijen dit al op 27 februari 2015 zijn overeengekomen. In elk geval zijn daarbij slechts, in afwijking van de Overeenkomst van 2012, aan [appellant] gunstigere royaltyvergoedingen toegekend met betrekking tot het album [album 1] dat in april 2015 is verschenen. Dat biedt geen grondslag voor toepassing van de artikelen 25c en 25d Aw op de Overeenkomst.
5.19.
Ten slotte voert [appellant] aan dat het feit dat op grond van de onvoorziene omstandigheid dat de exploitatie van de opnamen van zijn uitvoeringen die na 2016 zijn uitgebracht niet meer fysiek maar digitaal plaatsvindt – voor zover dit niet meeweegt bij het bepalen van de billijke vergoeding op grond van artikel 25c lid 1 Aw – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongewijzigde instandhouding van de Overeenkomst niet van [appellant] mag worden verwacht. [appellant] vordert daarom om de gevolgen van de Overeenkomst conform artikel 6:258 BW te wijzigen.
Het hof overweegt dat in de Overeenkomst, en met name in artikel 8.1 van de Algemene Bepalingen, uitdrukkelijk is voorzien in het digitaal exploiteren van opnamen door Top Notch. Gelet hierop kan het enkele feit dat opnames die na 2016 zijn uitgebracht alleen nog digitaal zijn geëxploiteerd door Top Notch niet zonder meer als onvoorziene omstandigheid worden aangemerkt.
5.20.
Uit het voorgaande volgt dat grief IV faalt.
Einde Overeenkomst
5.21.
Met grief III en de gewijzigde eis beoogt [appellant] dat wordt vastgesteld wat de datum is waarop de Overeenkomst is geëindigd. [appellant] vordert te verklaren voor recht dat de Overeenkomst is geëindigd op 15 januari 2016, danwel op 17 juli 2016, althans op een door het hof te bepalen datum.
5.22.
Wat betreft de gestelde einddatum van 15 januari 2016 stelt [appellant] dat hij volgens de Overeenkomst maximaal vier albums bestaande uit (minimaal) tien opnamen per album zou moeten realiseren, en dat hij in de periode tot 15 januari 2016 in totaal 48 opnamen aan Top Notch ter exploitatie heeft aangeleverd en daarmee Top Notch in de gelegenheid heeft gesteld om de door hem vervaardigde opnamen door middel van vier albums te exploiteren. Top Notch heeft deze uitleg van de Overeenkomst betwist.
Het hof overweegt dat in artikel 2 lid 1 van de Overeenkomst is bepaald dat de Overeenkomst achttien maanden na release van het laatste album eindigt. Daarmee is voor de einddatum dus niet bepalend hoeveel opnamen [appellant] heeft aangeleverd. In artikel 1 van de Algemene Bepalingen is bepaald dat onder album wordt verstaan een verzameling opnamen bestaande uit tenminste 10 tracks, maar hierbij gaat het om een minimum. Een album kan dus ook meerdere tracks (opnamen) bevatten. Hieruit volgt dat uit het aantal door [appellant] aangeleverde opnames niet kan worden afgeleid wanneer de Overeenkomst is geëindigd, en dit dus geen grond biedt voor de conclusie dat de Overeenkomst op 15 januari 2016 is geëindigd.
5.23.
Verder betoogt [appellant] dat een langere looptijd dan vier jaar (dus tot 17 juli 2016) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij wordt slechts verwezen naar de stellingen over het aantal opnamen en de stelling dat het een keuze van Top Notch is geweest om deze opnamen niet op vier albums uit te brengen maar (deels) op EP en als singles. Gelet op wat hierover al is overwogen in 5.10 en 5.22 kunnen deze stellingen een beroep op de corrigerende werking van de redelijkheid en billijkheid niet dragen.
5.24.
Voor zover [appellant] betoogt dat de Overeenkomst vanwege de onderhandelingen die sinds medio 2017 zijn gevoerd, is geëindigd, verwerpt het hof dit betoog. Uit hetgeen [appellant] heeft gesteld over de onderhandelingen die partijen hebben gevoerd over betere condities, met name hogere royaltyvergoedingen, kan niet worden afgeleid dat partijen het erover eens waren dat de Overeenkomst als geëindigd werd beschouwd. Ook uit een toezegging van Top Notch om hogere royaltyvergoedingen met terugwerkende kracht toe te passen, zelfs wanneer geen overeenstemming zou worden bereikt over een nieuwe samenwerking, kan niet worden afgeleid dat de bepalingen van de Overeenkomst voor het overige, zoals de duur, niet meer van kracht zouden zijn.
5.25.
Bepalend voor de datum waarop de Overeenkomst eindigt is het verstrijken van achttien maanden na het uitbrengen van het laatste album. Partijen zijn het erover eens dat het album ‘ [album 2] ’ (uitgebracht op [in] 2014) het eerste album is dat onder de Overeenkomst is uitgebracht. Partijen verschillen van mening over de vraag of ‘ [album 1] ’ (uitgebracht op [in] 2015) kan worden aangemerkt als tweede album van [appellant] in de zin van de Overeenkomst. Wat betreft het album ‘ [album 5] ’ (uitgebracht [in] 2016) heeft [appellant] ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij dit niet beschouwt als zijn album maar als een album van [naam 2] . Daarmee zijn partijen het eens dat dit album niet kan worden aangemerkt als album in de zin van de Overeenkomst. Dit is ook in lijn met de e-mail van 9 april 2020 van de manager van [appellant] . Partijen zijn het er verder over eens dat de albums [album 3] en [album 4] door [appellant] zijn gemaakt en door Top Notch zijn uitgebracht op [in] 2017 respectievelijk [in] 2018. Het album [album 4] was volgens [appellant] het vierde album onder de Overeenkomst (zie e-mail 9 april 2020), terwijl dit volgens Top Notch het derde album was. Wat hiervan ook zij, uiteindelijk heeft Top Notch geaccepteerd dat [appellant] geen album meer bij haar zou uitbrengen en dat [album 4] het laatste album was van [appellant] dat Top Notch met zijn instemming heeft uitgebracht (brief raadsman Top Notch 18 januari 2021, memorie van antwoord par. 76-77). Dit betekent dat de Overeenkomst is geëindigd na verloop van achttien maanden na het uitbrengen van het album [album 4] op [in] 2018, en dus is geëindigd op 22 september 2019. Top Notch heeft aangevoerd dat wat haar betreft 6 november 2020 de einddatum is omdat [appellant] op deze dag voor het laatst een bijdrage leverde aan een release van een andere artiest van Top Notch. Het leveren van een dergelijke bijdrage is echter gelet op het bepaalde in artikel 2 lid 1 van de Overeenkomst niet relevant voor het moment waarop de Overeenkomst eindigt. De datum waarop de Overeenkomst is geëindigd is dus 22 september 2019. Daarmee slaagt grief III in zoverre. Het bestreden vonnis zal op dit punt worden vernietigd en de gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar.
(Financiële) gevolgen einde Overeenkomst
5.26.
[appellant] vordert in hoger beroep dat aan de hand van de einddatum tevens wordt vastgesteld op welke wijze opbrengsten en kosten in verband met de exploitatie van nieuwe opnamen – die na de einddatum tot stand zijn gebracht – zullen moeten worden verdeeld.
Het hof overweegt dat, gelet op de datum waarop de Overeenkomst is geëindigd, de albums [album 3] en [album 4] – anders dan [appellant] meent – wel onder de Overeenkomst vallen en daarvoor dus de verdeling van opbrengsten en kosten geldt volgens de condities van de Overeenkomst en Algemene Bepalingen. Top Notch heeft voorts onweersproken gesteld dat zij geen werken van [appellant] exploiteert die tot stand zijn gebracht na 22 september 2019. De desbetreffende vorderingen van [appellant] zijn daarom niet toewijsbaar.
5.27.
[appellant] heeft daarnaast in hoger beroep gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat Top Notch niet gerechtigd is bepaalde bedragen te verrekenen met de royaltyvergoeding, zoals Top Notch gedaan heeft met het Artist Summary Statement [in] 2022. De verschuldigdheid van deze bedragen houdt (mede) verband met de datum waarop de Overeenkomst is geëindigd. Het gaat om een bedrag van € 154.483,52 (kosten niet uitgebrachte muziek), € 109.678,50 (nog te ontvangen inkomsten uit liveoptredens vanaf juli 2016) en € 112.500,- (nog te ontvangen inkomsten uit sponsoring vanaf juli 2016). Het hof gaat ervan uit dat wat [appellant] in de toelichting op grief IV over deze bedragen naar voren heeft gebracht mede dient ter onderbouwing van deze gevorderde verklaringen voor recht.
5.28.
Wat betreft het bedrag van € 154.483,52 stelt [appellant] dat dit bedrag volgens Top Notch betrekking heeft op de kosten die zij heeft gemaakt voor het maken van opnamen voor het album met de werktitel ‘ [album 6] ’ en dat de Overeenkomst bij het maken van deze kosten al was geëindigd zodat deze kosten niet op grond van de Overeenkomst, of op andere grondslag, voor zijn rekening kunnen worden gebracht.
Top Notch heeft erkend dat een deel van deze kosten, ter hoogte van € 59.450.90, ten onrechte door haar is verrekend en heeft toegezegd dat zij dit bedrag bij een volgende royaltyafrekening ten gunste van [appellant] zal corrigeren. In zoverre heeft [appellant] onvoldoende belang bij de gevorderde verklaring voor recht. Voor het overige heeft Top Notch betwist dat voor het in rekening brengen van deze kosten geen grondslag bestaat. In dit verband voert Top Notch aan dat zij met instemming en medeweten van [appellant] kosten heeft gemaakt voor dit album, waaronder kosten die zien op de totstandkoming van de opnamen. Dit album heeft [appellant] uiteindelijk niet bij Top Notch uitgebracht maar bij een ander label. Als [appellant] deze kosten niet voor zijn rekening neemt, zou hij ongerechtvaardigd worden verrijkt, aldus Top Notch.
Het hof overweegt dat het feit dat de Overeenkomst al was geëindigd op het moment dat de kosten voor het nieuwe album werden gemaakt door Top Notch niet zonder meer met zich brengt dat geen grondslag bestaat voor vergoeding van deze kosten door [appellant] . Gelet op de stelling van Top Notch dat deze kosten met instemming althans medeweten van [appellant] zijn gemaakt, en dat het album bij een ander label wordt geëxploiteerd – en dus voor Top Notch geen opbrengsten oplevert – kan zonder nadere toelichting, die [appellant] niet heeft gegeven, niet worden vastgesteld dat geen grondslag bestaat voor een verplichting voor [appellant] om deze kosten, al dan niet deels, te vergoeden op grond van partijafspraak, redelijkheid en billijkheid of ongerechtvaardigde verrijking.
5.29.
Wat betreft de bedragen van € 109.678,50 en € 112.500,- stelt [appellant] dat Top Notch ter zake van live optredens en sponsoring uitsluitend een vergoeding verschuldigd kan zijn geweest ter zake optredens en sponsoring gedurende de looptijd van de Overeenkomst, volgens [appellant] uiterlijk tot juli 2016.
Top Notch voert aan dat zij gedurende de looptijd van de Overeenkomst recht heeft op een vergoeding van 10% over de bruto inkomsten uit liveoptredens van [appellant] en gerechtigd is tot 50% van de netto-inkomsten uit sponsoring. Volgens Top Notch heeft zij de verrekende bedragen gebaseerd op een schatting van de desbetreffende inkomsten gegeven door de manager van [appellant] .
Het hof overweegt dat voor zover [appellant] betoogt dat de artikelen 5 en 6 van de Overeenkomst die betrekking hebben op inkomsten uit sponsoring/merchandise en liveoptredens vernietigbaar zijn vanwege de onredelijke of onvoldoende bepaalbare duur van de Overeenkomst, dit betoog wordt verworpen gelet op wat daarover is overwogen in 5.9 e.v.
Het betoog van [appellant] dat toepassing van artikel 6 van de Overeenkomst vanaf 2016 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is omdat Top Notch gedurende de eerste 4 jaar van de Overeenkomst geen bijdrage heeft geleverd aan de liveoptredens van [appellant] , verwerpt het hof gelet op wat de rechtbank in 4.20 van het vonnis onbestreden heeft geoordeeld over (de relevantie van) de investeringen van Top Notch in dit verband.
Uit de artikelen 5.1 en 6.1 van de Overeenkomst, en artikel 11 van de Algemene Bepalingen, volgt dat Top Notch recht heeft op 50% van de netto-inkomsten uit sponsoring en 10% over de bruto-inkomsten uit liveoptredens gedurende de looptijd van de Overeenkomst, en dus tot 22 september 2019. Naar eigen zeggen is [appellant] vanaf 2016 niet meer bereid geweest om uitvoering te geven aan de Overeenkomst en heeft hij om die reden aan Top Notch geen opgave meer verstrekt van zijn inkomsten uit sponsoring en liveoptredens. Volgens de e-mail van 26 augustus 2019 van de manager van [appellant] aan Top Notch bedroeg zijn omzet uit sponsoring gemiddeld € 250.000 per jaar en zijn omzet uit liveoptredens gemiddeld € 650.000 per jaar. Gelet op de hoogte van deze bedragen en de periode die sinds juli 2016 is verstreken tot het einde van de Overeenkomst, volgt uit wat [appellant] heeft aangevoerd niet dat de bedragen die Top Notch heeft verrekend hoger zijn dan de bedragen waarop zij ingevolge genoemde bepalingen van de Overeenkomst aanspraak heeft.
5.30.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde verklaringen voor recht over de door Top Notch verrekende bedragen niet toewijsbaar zijn.
Overdracht rechten / exploitatie
5.31.
[appellant] betoogt, met grief V, dat de inhoud van artikel 7 (overdracht naburige rechten) en artikel 8 (eeuwigdurend exploitatierecht) van de Algemene Bepalingen tegenstrijdig is en (daarmee) onduidelijk en onbegrijpelijk. Daarom dient de voor hem meest gunstige uitleg te prevaleren volgens het contra-proferentembeginsel neergelegd in artikel 6:238 lid 2 BW, wat betekent dat door [appellant] alleen een eeuwigdurende licentie is verleend en geen rechten zijn overgedragen. [appellant] stelt vervolgens deze licentie op te zeggen per 1 januari 2025 althans per de datum dat de exploitatie van opnamen tien jaar heeft geduurd.
Top Notch betwist dat sprake is van onduidelijke of onbegrijpelijke bepalingen, en dat de licentie opzegbaar is.
5.32.
Het hof overweegt dat uit artikel 7 lid 1 van de Algemene Bepalingen volgt dat [appellant] zijn rechten als uitvoerend kunstenaar met betrekking tot de krachtens de Overeenkomst gemaakte opnamen aan Top Notch overdraagt. In artikel 8 lid 1 van de Algemene Bepalingen is bepaald wat de gevolgen zijn van die overdracht, namelijk dat aan Top Notch het recht toekomt om de desbetreffende opnamen eeuwigdurend te exploiteren. De inhoud van deze bepalingen is dus niet tegenstrijdig, onduidelijk of onbegrijpelijk. Overigens kan [appellant] geen beroep doen op het bepaalde in artikel 6:238 lid 2 BW omdat hij niet als consument partij is bij de Overeenkomst. Een opzegging per 1 januari 2025 of na tien jaar exploitatie is in strijd met de in artikel 8 lid 1 bepaalde duur van het exploitatierecht, zodat aan de gestelde opzegging geen gevolg toekomt.
5.33.
[appellant] voert verder aan dat de overdracht van rechten en het eeuwigdurende exploitatierecht een onredelijk lange termijn behelzen in de zin van artikel 25f lid 1 Aw jo. artikel 2b Wnr. Een dergelijke overdracht of eeuwigdurend exploitatierecht is daarnaast onredelijk bezwarend in de zin van artikel 25f lid 2 Aw en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus [appellant] .
5.34.
Het hof overweegt dat artikel 25f lid 1 Aw betrekking heeft op de periode waarin aanspraak bestaat op de exploitatie van toekomstige werken. De artikelen 7 lid 1 en 8 lid 1 van de Algemene Bepalingen hebben echter geen betrekking op een periode waarin aanspraak bestaat op toekomstige werken maar op de periode waarin een tot stand gebracht werk mag worden geëxploiteerd. Zoals al overwogen in 5.15, is het overdragen van naburige rechten op een werk of een als gevolg daarvan eeuwigdurend exploitatierecht, niet zonder meer onredelijk bezwarend of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het al dan niet gebruikelijk zijn van een retentieperiode of het al dan niet marktconform zijn van de overeengekomen exploitatievoorwaarden, zoals [appellant] stelt, brengen ook niet zonder meer met zich dat een dergelijke overdracht of exploitatierecht onredelijk bezwarend is of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Concrete feiten waaruit de juistheid van deze stellingen volgt, zijn overigens niet gesteld zodat ze daarom ook worden gepasseerd.
5.35.
Uit het voorgaande volgt dat grief V faalt.
Fonogrammenproducent
5.36.
Met grief VI bestrijdt [appellant] het oordeel van de rechtbank dat hij niet als fonogrammenproducent kan worden aangemerkt. [appellant] betoogt dat hij, in elk geval gedeeltelijk, wel als zodanig moet worden aangemerkt. Gelet op de vorderingen zoals gewijzigd in hoger beroep gaat het hierbij om de opnamen van de uitvoeringen van [appellant] die gedurende de Overeenkomst zijn gerealiseerd en ten aanzien waarvan Top Notch bij Sena is geregistreerd als fonogrammenproducent. Uit de stellingen van Top Notch volgt dat dit laatste niet het geval is ten aanzien van opnames die na het einde van de Overeenkomst zijn gerealiseerd, te weten 22 september 2019, zodat [appellant] geen belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de door hem zogenoemde ‘Nieuwe [appellant] Opnamen’.
5.37.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat hij als fonogrammenproducent moet worden aangemerkt, stelt [appellant] dat hij de organisatie van de eerste vastlegging van de opnamen op zich heeft genomen, en dat hij daarvoor de (financiële) verantwoordelijkheid had. Wat betreft de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de eerste vastlegging van de opnamen stelt [appellant] dat iedere opname van een uitvoering altijd bij hemzelf is begonnen, dat hij telkens zelf het initiatief heeft genomen om te bezien met welke featureartiest(en) en producer de opnamen van de track nader zou kunnen worden vormgegeven, en dat de eerste vastleggingen van de opnamen samen met [naam 3] of een andere producer zijn gerealiseerd. [appellant] heeft hierbij toegelicht dat tijdens het creatieve proces van het maken van een nieuw muziekwerk de eerste opnamen daarvan telkens gelijktijdig heeft plaatsgevonden en deze door hemzelf zijn vervaardigd zonder dat Top Notch daar enige bemoeienis mee had. Het was volgens artikel 9.1 van de Overeenkomst ook zijn verantwoordelijkheid om de opnamen te produceren, aldus [appellant] . Hij stelt voorts dat hij zelf financieel verantwoordelijk was voor het realiseren van opnamen.
Top Notch heeft deze stellingen gemotiveerd betwist.
5.38.
Het hof stelt voorop dat onder ‘producent van fonogrammen’ wordt verstaan de natuurlijke of rechtspersoon die een fonogram voor de eerste maal vervaardigt of doet vervaardigen (artikel 1, aanhef en onder d Wnr). Blijkens de wetsgeschiedenis staat in deze definitie het vervaardigen centraal. Dit begrip moet zodanig worden uitgelegd dat de persoon die de organisatie van de eerste opname op zich neemt en die daarvoor de financiële verantwoordelijkheid heeft, als de fonogrammenproducent wordt aangemerkt (Hoge Raad 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1923).
5.39.
Uit artikel 3.1 van de Overeenkomst volgt dat de opnamen van de door [appellant] uit te voeren titels voor de uit te brengen albums worden vervaardigd door Top Notch. In de artikelen 2.1 en 3 van de Algemene Bepalingen is bepaald dat het exclusieve recht om deze opnamen te maken door [appellant] is verleend aan Top Notch, en dat het [appellant] niet is toegestaan zelf opnames te vervaardigen voor eigen rekening. Uit deze bepalingen volgt dat de verantwoordelijkheid voor het vervaardigen van de opnamen die door Top Notch vervolgens worden uitgebracht en geëxploiteerd is opgedragen aan Top Notch. Daarmee was Top Notch contractueel jegens [appellant] gehouden deze opnamen op haar kosten te vervaardigen. Dat Top Notch daarmee in beginsel de fonogrammenproducent zou worden van deze opnamen, is in lijn met het bepaalde in artikel 7.1 van de Algemene Bepalingen waarin is beschreven dat Top Notch na overdracht door [appellant] van zijn naburige rechten als uitvoerend kunstenaar daarover kan beschikken “naast haar eigen rechten als fonogrammenproducent”. De in artikel 8.1 van de Algemene Bepalingen als toebehorend aan Top Notch genoemde rechten betreffen dan ook (onder meer) de rechten die aan een fonogrammenproducent toekomen op grond van artikel 6 lid 1 Wnr.
5.40.
Uit de stellingen van [appellant] over zijn initiatief en werkwijze bij de totstandkoming van een muziekwerk, en de rol van hem en andere producers bij de productie daarvan, volgt niet zonder meer dat hij kan worden aangemerkt als de persoon die de organisatie op zich heeft genomen van de eerste opnamen die door Top Notch worden geëxploiteerd. Wat betreft de productie van de muziekwerken volgt uit artikel 2.4 van de Algemene Bepalingen dat de op te nemen titels, de opnamestudio en de producer(s) door [appellant] en Top Notch in onderling overleg zullen worden gekozen, waarbij de keuze van Top Notch zo nodig bindend is. Top Notch heeft aangevoerd dat de producers van de titels en albums die Top Notch heeft uitgebracht door Top Notch zijn ingeschakeld. Top Notch heeft in dit verband onder meer overgelegd de overeenkomsten met [naam 3] en andere producers voor de productie van (titels voor) de albums ‘ [album 2] ’, ‘ [album 3] ’ en ‘ [album 4] ’. Volgens deze overeenkomsten hebben deze producers hun eventuele rechten als producer van de opnamen overgedragen aan Top Notch. Ook [appellant] had een productietaak volgens artikel 9.1 van de Overeenkomst, waarbij uit het bepaalde in artikel 9.2 volgt dat alle rechten welke eventueel ontstaan door het opnemen, produceren en vervaardigen van de opnamen, alsmede de eigendom van de opnamen (masters), worden geacht aan Top Notch te zijn overgedragen conform artikel 7 van de Algemene Bepalingen. In dit verband is verder in artikel 2.3 van de Algemene Bepalingen bepaald dat alle met [appellant] ingevolge de Overeenkomst vervaardigde opnamen het uitsluitend eigendom zijn van Top Notch, inclusief eventuele demo- en/of proefopnamen, onvoltooide of afgekeurde opnamen.
Uit het voorgaande volgt dat het feit dat [appellant] al dan niet samen met andere producers, met name [naam 3] , de opnamen die Top Notch heeft uitgebracht, heeft geproduceerd en eventueel gemixed, niet met zich brengt dat [appellant] de verantwoordelijkheid had voor de productie van de opnamen, aangezien de producers steeds door Top Notch zijn ingeschakeld. In elk geval heeft Top Notch in eerste aanleg terecht aangevoerd dat alle betrokken producers hun rechten hebben overgedragen aan Top Notch. Top Notch heeft daarnaast aangevoerd dat de aldus geproduceerde opnamen vervolgens zijn gemastered door personen die door Top Notch zijn ingeschakeld, wat [appellant] niet heeft betwist.
Gelet op het voorgaande heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat hij, en niet Top Notch, de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen voor de organisatie van de eerste opnamen die Top Notch krachtens de Overeenkomst heeft uitgebracht.
5.41.
Met betrekking tot het album [album 1] geldt daarnaast dat de stelling van [appellant] dat hij tijdens het schrijverskamp voor dit project steeds gezamenlijk met andere artiesten en producers het initiatief heeft genomen voor de eerste opnamen niet is onderbouwd met concrete feiten. In het licht van wat Top Notch ter betwisting hiervan heeft aangevoerd, namelijk dat zij de organisatie van het schrijverskamp op zich heeft genomen, alsook de bouw van de opnamestudio en het inschakelen van technici voor het maken van de opnames, is de stelling van [appellant] onvoldoende onderbouwd.
Met betrekking tot het album [album 5] mist de stelling van [appellant] dat hij de opnamen daarvan mede nader heeft vormgegeven elke concretisering en onderbouwing, zodat het hof deze passeert.
5.42.
Wat betreft de financiële verantwoordelijkheid voor de organisatie van de eerste opnamen heeft [appellant] aangevoerd dat zijn stelling dat deze (mede) bij hem lag, blijkt uit het feit dat hij de apparatuur heeft betaald waarop de eerste vastlegging van veel opnamen zijn gerealiseerd en uit het feit dat hij vele uren in de eerste vastleggingen heeft geïnvesteerd. Uit de documenten die [appellant] daartoe in eerste aanleg heeft overgelegd, en die betrekking hebben op de bouw van een studio aan huis en de aanschaf van apparatuur, kan een dergelijke financiële verantwoordelijkheid echter niet worden afgeleid. Uit dergelijke investeringen en urenbesteding volgt zijn betrokkenheid als maker van de muziekwerken en (co-)producent, alsook dat hij in zoverre ook financieel risico liep, maar – gelet op wat is overwogen in 5.40 over de context waarbinnen dat is gebeurd – kan daaruit niet worden afgeleid dat [appellant] de financiële verantwoordelijkheid heeft gehad voor het maken van de opnamen die Top Notch onder de Overeenkomst heeft uitgebracht.
5.43.
Uit wat Top Notch ter betwisting van de stellingen van [appellant] op dit punt heeft aangevoerd, volgt bovendien dat Top Notch aanzienlijke kosten heeft gedragen voor het maken van de opnamen voor (de titels van) de albums ‘ [album 2] ’, ‘ [album 3] ’ en ‘ [album 4] ’. Uit de specificatie die Top Notch als productie 9 heeft overgelegd, onder ‘recording costs’, blijkt dat zij aanzienlijke kosten heeft gemaakt voor deze opnames, zoals studiohuur, producer fees, en kosten voor mixing en mastering. De correspondentie overgelegd als productie 10 ondersteunt de stelling van Top Notch dat zij de kosten van het maken van de opnames voor [album 1] heeft gedragen. [appellant] heeft een en ander niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dat de kosten van andere producers (deels) voor rekening van [appellant] zijn gekomen, zoals in de spreekaantekeningen in hoger beroep is aangevoerd, kan niet worden afgeleid uit het feit dat royalties zijn verdeeld over meerdere deelnemende artiesten/producers zoals [appellant] betoogt onder verwijzing naar de toelichting van Rights Republic (productie 71). Het dragen van genoemde kosten door Top Notch bevestigt dat zij haar financiële verantwoordelijkheid voor het maken van de opnamen, zoals was voorzien in de Overeenkomst, ook daadwerkelijk heeft genomen. Het is in dit verband niet relevant, zoals [appellant] aanvoert, dat bepaalde kosten eerst door anderen zijn voorgeschoten of dat fees aan derden pas bij het uitbrengen van een titel door Top Notch werden betaald. Bepalend is immers dat deze kosten door Top Notch moesten worden gedragen, ongeacht de hoogte van eventuele (toekomstige) opbrengsten, en dat zij deze kosten ook heeft gedragen. Dat [appellant] , of anderen die bij het proces van het maken van de opnamen door Top Notch zijn ingeschakeld, zelf ook een zeker financieel risico liepen, is niet onverenigbaar met het dragen door Top Notch van de financiële verantwoordelijkheid voor het tot stand brengen van de opnamen waartoe zij volgens de Overeenkomst gehouden was. Gelet op het voorgaande heeft [appellant] de door hem gestelde financiële verantwoordelijkheid onvoldoende onderbouwd.
Daarmee faalt grief VI.
Conclusie
5.44.
De slotsom is dat grief III deels slaagt en voor recht zal worden verklaard dat de Overeenkomst is geëindigd op 22 september 2019. De grieven falen voor het overige en de gewijzigde vorderingen zijn voor het overige niet toewijsbaar.
[appellant] is in beide instanties aan te merken als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zodat het hof geen aanleiding ziet voor een andere beslissing over de proceskosten dan gegeven in eerste aanleg. Het bestreden vonnis zal op dit punt, en voor het overige, worden bekrachtigd. [appellant] zal worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof begroot deze kosten aan de zijde van Top Notch als volgt:
- griffierecht € 798,-
- salaris advocaat
€ 3.642,-(tarief II, 3 punten)
Totaal € 4.440,-.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis uitsluitend voor zover daarbij de gevorderde verklaring voor recht over het eindigen van de Overeenkomst is afgewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat de Overeenkomst is geëindigd op 22 september 2019;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Top Notch vastgesteld op € 4.440,-, en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders in hoger beroep gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.H. Molin, D. Kingma en A.W.G. Artz en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.