ECLI:NL:GHAMS:2025:2153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
200.325.375/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van de bank in kredietovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een kredietovereenkomst tussen Deutsche Bank AG, Amsterdam Branch en Heijveld B.V. en haar dochters. De kredietrelatie, die in 2014 eindigde, leidde tot een geschil over de zorgplicht van de bank en de schadevergoeding die Heijveld c.s. vorderden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Deutsche Bank haar zorgplicht had geschonden en haar veroordeeld tot schadevergoeding. Deutsche Bank ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, terwijl Heijveld c.s. in incidenteel hoger beroep een uitbreiding van de schadevergoeding eisten. Het hof bevestigde in grote lijnen het oordeel van de rechtbank, waarbij het belang van de cliënt en de verwachtingen die bij hen waren gewekt, centraal stonden. Het hof oordeelde dat Deutsche Bank niet voldoende rekening had gehouden met de belangen van Heijveld c.s. en dat de bank haar zorgplicht had geschonden. De zaak werd verwezen naar de schadestaatprocedure voor verdere bepaling van de schade.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.325.375/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/702232/ HA ZA 21-477
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 augustus 2025
in de zaak van
DEUTSCHE BANK AG, AMSTERDAM BRANCH,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam,
tegen

1.HEIJVELD B.V.,

2.
HEIJVAR B.V.,
3.
HEIJPRO B.V.,
4.
HEIJBOUW B.V.,
alle gevestigd te Berlicum,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. C.H.D.W. van den Borne-Verheijen te Arnhem.
Partijen worden hierna Deutsche Bank en Heijveld c.s. (en ieder voor zich Heijveld, Heijvar, Heijpro en Heijbouw) genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deutsche Bank en Heijveld c.s. hebben een kredietverhouding met elkaar gehad, die in 2014 is geëindigd. Heijveld c.s. hebben Deutsche Bank onder meer aangesproken tot schadevergoeding, op de grond dat Deutsche Bank in het kader van haar kredietverlening is tekortgeschoten. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat Deutsche Bank haar zorgplicht jegens Heijveld c.s. heeft geschonden, haar veroordeeld tot vergoeding van de schade van Heijveld c.s. en partijen verwezen naar de schadestaatprocedure.
1.2.
Deutsche Bank komt in dit hoger beroep op tegen het oordeel van de rechtbank. Ze wil dat de vordering van Heijveld c.s. alsnog volledig wordt afgewezen. In incidenteel hoger beroep beogen Heijveld c.s. juist een uitbreiding van de schadevergoedingsveroordeling. Het hof komt in hoofdzaak tot een bekrachtiging van het bestreden vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Deutsche Bank is bij dagvaardingen van 22 december 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis dat de rechtbank Amsterdam op 28 september 2022 onder bovenvermeld zaak- en rolnummer heeft gewezen tussen Heijveld c.s. als eiseressen en (onder meer) Deutsche Bank als gedaagde.
2.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met
producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
2.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 27 juni 2025. Bij die gelegenheid hebben partijen de zaak laten toelichten, Deutsche Bank door mr. B.W. Wijnstekers en mr. L.W. Spelten, advocaten te Amsterdam, en Heijveld c.s. door hun voornoemde advocaat, steeds aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd.
Heijveld c.s. hebben ten behoeve van de mondelinge behandeling nog producties in het geding gebracht.
2.4.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2.5.
In het principale hoger beroep heeft Deutsche Bank geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de aan Heijveld c.s. toegewezen vorderingen alsnog zal afwijzen, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van Heijveld c.s. tot terugbetaling van alles wat Deutsche Bank op grond van het bestreden vonnis aan Heijveld c.s. heeft betaald, met rente, en met veroordeling van Heijveld c.s. in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
Heijveld c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Deutsche Bank in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten en rente.
In het incidentele hoger beroep hebben Heijveld c.s. geconcludeerd – na vermindering van de eis – dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover daarbij hun vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is afgewezen, en Deutsche Bank alsnog – uitvoerbaar bij voorraad – zal veroordelen om aan hen € 107.031,53, met rente, te betalen, met veroordeling van Deutsche Bank in de kosten van beide instanties, met rente en nakosten.

3.Feiten

3.1.
De rechtbank heeft in rov. 2 (2.1 tot en met 2.35) van het bestreden vonnis de feiten opgesomd die tussen partijen vaststaan. Met haar eerste grief komt Deutsche Bank onder meer op tegen de beschrijving van de vaststaande feiten in rov. 2.8 en 2.11 van het bestreden vonnis. Het hof houdt daarmee in zijn eigen opsomming van de vaststaande feiten rekening.
3.2.
De volgende feiten, voor zover in hoger beroep van belang, staan tussen partijen vast.
( i) Heijveld is een financiële holding. Heijvar, Heijbouw en Heijpro zijn actief in respectievelijk de varkenshouderij, de (agrarische) bouw en de projectontwikkeling. Zij zijn 100%-dochters van Heijveld; tot 28 oktober 2014 hield Heijveld slechts de helft van de aandelen in Heijpro.
(ii) Heijveld c.s. hadden al voor 2007 een kredietrelatie met de rechtsvoorganger van Deutsche Bank.
(iii) Op 2 februari 2007 heeft Heijvar met de rechtsvoorganger van Deutsche Bank een kredietovereenkomst gesloten, bestaande uit vier rentedragende leningen voor in totaal € 2,9 miljoen euro, tegen zekerheden. Op 23 februari 2007 is tussen Heijvar en de rechtsvoorganger van Deutsche Bank een renteswapovereenkomst tot stand gekomen, waarbij de door Heijvar te betalen variabele rente over deze leningen is geruild tegen een vaste rente van 4,30% met een looptijd van tien jaar, met ingangsdatum 2 januari 2008 en een hoofdsom van € 2.764.545.
(iv) Op 12 maart 2007 heeft Heijpro met de rechtsvoorganger van Deutsche Bank een kredietovereenkomst gesloten, bestaande uit een rentedragende lening van € 1,1 miljoen, met een looptijd tot en met 1 april 2012, tegen zekerheden. Op 5 juni 2007 heeft Heijpro met de rechtsvoorganger van Deutsche Bank een renteswapovereenkomst gesloten waarbij de variabele rente over haar lening van € 1,1 miljoen is geruild tegen een vaste rente van 4,73% met een looptijd van tien jaar, met ingangsdatum 2 juli 2007 en een hoofdsom van € 1.090.000. De lening strekte tot financiering van de aankoop en ontwikkeling van een voormalig garagebedrijf in Nuland, dat was verhuurd en werd gebruikt als sportschool, spuiterij en een pension voor arbeidsmigranten, en dat Heijpro op enig moment wilde herontwikkelen tot appartementen en starterswoningen. Uit de huurinkomsten uit het vastgoed kon Heijpro de rente voldoen die ze krachtens deze renteswap verschuldigd was.
( v) Op 1 april 2010 heeft Deutsche Bank de positie van haar rechtsvoorganger overgenomen, kort nadat die laatste had bericht dat de overgang van hun bankrelatie de rechtspositie van Heijveld c.s. niet zou veranderen. Bij overeenkomst van 4 juni 2011 heeft Deutsche Bank de kredietverhouding met Heijveld, Heijvar en Heijbouw geactualiseerd. Partijen zijn onder andere een verhoging van de limiet van het rekeningcourantkrediet van € 935.000 naar € 1.035.000 overeengekomen, onder gelijktijdige verlaging van de individuele opslag van 1,60% naar 1,55%. Daarnaast verstrekte Deutsche Bank twee nieuwe Euribor-leningen aan Heijvar.
(vi) Vanaf het voorjaar van 2012 hebben Deutsche Bank en Heijveld c.s. besprekingen gevoerd over de kredietfaciliteiten in verband met onder andere, in de woorden van Deutsche Bank, “de verlieslatende exploitatie 2010 en 2011 en de onder druk staande liquiditeitspositie”. Daarbij ging het Deutsche Bank vooral om de resultaten in Heijvar en de voortgang van de ontwikkeling van het vastgoed in Heijpro. Volgens Deutsche Bank werden in Heijvar in 2010 en 2011 hoge verliezen geleden, terwijl ook de mededeling van Heijpro dat haar plan tot herontwikkeling van het vastgoed door de economische ontwikkelingen geen doorgang had kunnen vinden, Deutsche Bank zorgen baarde, omdat Heijpro daardoor het vastgoed niet kon verkopen en haar leenschuld van op dat moment € 945.000 niet kon aflossen. Heijpro wilde de kredietfaciliteit verlengen om daarna via een andere weg tot aflossing van de lening te komen.
(vii) Bij brief van 14 juni 2012 heeft Deutsche Bank Heijveld c.s. bericht dat zij onder haar afdeling Bijzonder beheer werden geplaatst.
(viii) Bij brief van 18 oktober 2012 heeft Deutsche Bank Heijpro bericht dat zij bereid was om de kredietverlening aan Heijpro voor een periode van maximaal twee jaar te continueren, onder nadere voorwaarden ten laste van Heijveld c.s., waaronder strikte aflossingsverplichtingen en een inspanningsverplichting met betrekking tot de verkoop van het vastgoed. Heijpro heeft hiermee ingestemd. Op 19 juni 2014 heeft ze het vastgoed verkocht.
(ix) Bij brief van 16 april 2013 heeft Deutsche Bank aan Heijveld c.s. bericht dat ze haar focus had aangescherpt en zichzelf niet langer zag als de geschikte bank voor Heijveld c.s.
( x) Bij e-mail van 14 augustus 2013 heeft Deutsche Bank Heijveld c.s. bericht dat zij de kredietlimiet in rekening-courant vanaf 1 oktober 2013 wenste te reduceren met € 50.000 per kwartaal, tot nihil. De financieel adviseur van Heijveld c.s., Exitus B.V. (hierna: Exitus), heeft daarop aan de hand van een cash flow-overzicht, een resultaatrekening en de balans aan Deutsche Bank uitgelegd dat die inperkingen te vroeg en te groot waren, Heijveld c.s. de ruimte ontnamen om te ondernemen en een verdubbeling van de aflossingsverplichtingen inhielden. Bij brief van 24 september 2013 heeft Exitus de door Deutsche Bank genoemde gronden voor de inperking van het kredietmaximum bestreden en Deutsche Bank nogmaals voorgehouden dat die inperking zal leiden tot liquiditeitstekorten bij Heijveld c.s.
(xi) Deutsche Bank heeft evenwel bij haar beslissing gepersisteerd en Heijveld c.s. in overweging gegeven om elders risicodragend vermogen aan te trekken.
(xii) Bij brief van 6 november 2013 heeft Deutsche Bank Heijveld c.s. te kennen gegeven dat zij op termijn de relatie met Heijveld c.s. wenst te beëindigen en haar geadviseerd om bij een andere kredietverstrekker een volledige herfinanciering te regelen.
(xiii) Bij brief van 15 november 2013 heeft Exitus Deutsche Bank (onder meer) geschreven dat dat de renteswapovereenkomst met Heijvar een negatieve waarde had van € 222.000, en dat dit voor Heijveld c.s. een beletsel was om een nieuwe financier te vinden.
(xiv) Overeenkomstig haar aankondiging van 14 augustus 2013 heeft Deutsche Bank het kredietmaximum in rekening-courant op 1 oktober 2013 verlaagd. Op 8 januari 2014 schreef Heijvar Deutsche Bank dat die inperking ertoe leidde dat zij de lopende rekeningen en haar personeel niet tijdig kon betalen. Daarop heeft de Deutsche Bank een verruiming van drie weken gegeven, maar voor het overige vastgehouden aan haar reductie-eisen.
(xv) Op 27 juni 2014 zijn Heijveld c.s. met ABN AMRO Bank een financiering ter oversluiting van de bestaande leningen bij Deutsche Bank overeengekomen.
(xvi) In het kader van het Uniform Herstelkader (hierna: UHK) heeft Deutsche Bank aan Heijveld c.s. een compensatievoorstel gedaan met betrekking tot de renteswapovereenkomst van 5 juni 2007, à € 184.044,64 plus een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand van € 10.000,00, dat Heijveld c.s. hebben geaccepteerd nadat de Geschillencommissie UHK MKB-Rentederivaten bij beslissing van 29 oktober 2018 haar bezwaren had afgewezen.

4.Eerste aanleg en grieven

4.1.
In eerste aanleg hebben Heijveld c.s. een aantal, op verschillende grondslagen gebaseerde vorderingen ingesteld tegen onder andere Deutsche Bank. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank voor recht verklaard dat Deutsche Bank jegens Heijveld c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als bankier, en haar veroordeeld tot vergoeding van de bij staat op te maken schade die Heijveld c.s. hierdoor hebben geleden, en tot betaling aan Heijveld c.s. van een bedrag van € 6.775, met rente, wegens buitengerechtelijke incassokosten, onder afwijzing van het meer of anders gevorderde. Deutsche Bank is veroordeeld in de kosten van de procedure.
4.2.
Deutsche Bank is met vijf grieven opgekomen tegen haar veroordeling tot vergoeding van de schade van Heijveld c.s. In incidenteel hoger beroep hebben Heijveld c.s. een grief aangevoerd tegen de beperking van hun schadevergoedingsvordering wegens kosten op de voet van art. 6:96 lid 2 onder b en c BW.

5.Beoordeling

5.1.
Deutsche Bank bestrijdt met dit hoger beroep het oordeel van de rechtbank dat zij jegens Heijveld c.s. toerekenbaar is tekortgeschoten en schadeplichtig is geworden. Haar eerste drie grieven strekken tot weerlegging van de verwijten die de rechtbank in dat verband gegrond heeft bevonden. Met haar vierde grief betoogt ze dat ze in elk geval Heijpro al, tegen finale kwijting, heeft gecompenseerd. De vijfde grief is een veeggrief zonder zelfstandige betekenis.
De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
Deutsche Bank heeft aangevoerd dat zij in 2012 niet gehouden was om de vijfjarige lening die in 2007 aan Heijpro was verstrekt en waarop in 2012 nog een schuld openstond van € 945.000, te verlengen. Ze heeft zich in dat verband beroepen op een verslag van een gesprek dat haar rechtsvoorganger op 5 juni 2007 met Heijpro zou hebben gevoerd. Volgens dat verslag, dat die dag per e-mail aan Heijpro zou zijn verstuurd, is Heijpro gewezen op de mismatch tussen de lening (vijf jaar) en de renteswap (tien jaar) en zou haar te kennen zijn gegeven dat zij er niet zonder meer van kon uitgaan dat de lening in 2012 zou worden verlengd, en dat in geval van niet-verlenging van haar verlangd zou kunnen worden de renteswap te beëindigen en dat deze op dat moment een positieven dan wel negatieve waarde kon hebben. Heijveld c.s. hebben gemotiveerd ontkend dat er een gesprek met deze inhoud is geweest en dat het gespreksverslag aan hen is verstuurd respectievelijk door hen is ontvangen. Ter zitting van het hof heeft Deutsche Bank erkend dat zij het bewijs van het tegendeel niet kan leveren. Er kan daarom niet van worden uitgegaan dat Heijpro in 2007 over het risico van een mismatch is geïnformeerd, waarbij nog komt dat Deutsche Bank in hoger beroep niet de overweging van de rechtbank heeft bestreden dat de waarschuwing in het gespreksverslag in elk geval een te algemeen karakter heeft om Heijpro voldoende van de risico’s van een mismatch te doordringen.
Desgevraagd heeft Deutsche Bank ter zitting van het hof nader uitgelegd dat de beslissing om in 2007 de duur van de lening vooralsnog te beperken tot vijf jaar, is genomen door Heijpro zelf en berustte op een financiële afweging, in die zin dat ze destijds ook voor een lening met een looptijd van tien jaar had kunnen kiezen maar dat de daarmee gemoeide kosten hoger zouden zijn uitgevallen. Dit doet evenwel – indien al juist – niet af aan hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot het niet-waarschuwen voor eventuele nadelige financiële gevolgen van de mismatch. Aangenomen moet worden dat Heijpro in 2007 met zulke gevolgen geen rekening hoefde te houden en ervan mocht uitgaan dat het verschil in looptijd in 2012 door verlenging van de lening zou worden rechtgetrokken.
5.3.
Net zomin als de rechtbank ziet het hof in de feiten aanknopingspunten voor de stelling van Deutsche Bank dat Heijpro in 2012 afspraken had geschonden of schond doordat zij het vastgoed nog niet had ontwikkeld of verkocht en daarvoor op dat moment ook geen concrete plannen had waardoor ze haar openstaande schuld uit de geldlening niet kon aflossen. Die (door Deutsche Bank dus ten onrechte gestelde) omstandigheid rechtvaardigde dan ook niet dat Deutsche Bank de voorwaarden van kredietverlening in het nadeel van Heijveld c.s. aanpaste, door hen onder bijzonder beheer te plaatsen en de lening aan Heijpro met slechts twee jaar te verlengen onder de voorwaarde dat Heijpro het vastgoed zou verkopen.
5.4.
Deutsche Bank heeft toegegeven dat zij de verliezen van Heijvar in 2010 en 2011 heeft overdreven, maar gehandhaafd dat er in 2012 bij Heijvar sprake was van een verlieslatende exploitatie en een liquiditeitspositie die onder druk stond. Wat daarvan ook zij, gesteld noch gebleken is dat Heijvar ernstige, niet voorziene verliezen had geleden en er sprake was van een wezenlijke toename van financiële risico’s voor Deutsche Bank of een reële dreiging dat de financiële risico’s voor Deutsche Bank zouden toenemen, zodanig dat er een voldoende concrete aanleiding was om de voorwaarden van kredietverlening aan Heijvar respectievelijk Heijveld c.s. aan te scherpen. Toch heeft Deutsche Bank gedreigd met opzegging van de kredietrelatie en onder druk daarvan verlangd dat Heijpro een Waiver Letter voor akkoord tekende, de rekening-courantfaciliteit van Heijvar verlaagd en Heijveld c.s. onder bijzonder beheer geplaatst.
5.5.
De kredietverhouding tussen Deutsche Bank en Heijveld c.s. heeft een contractuele achtergrond, die mede wordt beheerst door art. 6:248 lid 1 BW, derhalve niet alleen door al hetgeen partijen met zoveel woorden hebben afgesproken, maar onder meer ook door de verplichting, ingevolge art. 2 ABV en (de aanvullende werking van de) redelijkheid en billijkheid, om rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de klant, in dit geval Heijveld c.s. Deze zorgplicht van Deutsche Bank wordt mede gekleurd door de geschiedenis tussen partijen, meer concreet de wijze waarop Heijveld c.s. steeds is gefinancierd en de verwachtingen die in dat kader zijn gewekt. Ook als Deutsche Bank jegens Heijveld c.s. bevoegdheden heeft uitgeoefend die zij naar de letter van de lopende overeenkomst(en) had en ook als het haar op zichzelf heeft vrijgestaan om in verband met een heroriëntatie op haar eigen marktpositie aan te sturen op beëindiging van de kredietrelatie met Heijveld c.s. op de grond dat ze niet langer bij haar herziene marktoriëntatie pasten, moest Deutsche Bank rekening houden met het belang van Heijveld c.s. bij een ongewijzigde kredietrelatie én de verwachtingen die tegen de achtergrond van die kredietrelatie bij Heijveld c.s. waren gewekt. Daarbij zou bijvoorbeeld hebben gepast dat Deutsche Bank Heijveld c.s. had begeleid naar een andere financier die de kredietrelatie tegen min of meer vergelijkbare voorwaarden zou willen voortzetten en eventuele schade die uit zo’n overgang voortvloeide, had vergoed of daarin ten minste had bijgedragen. Maar Deutsche Bank heeft de financieringsvoorwaarden zonder kenbare rechtvaardiging substantieel ten laste van Heijveld c.s. verslechterd, zoals – steeds met (onder meer) financiële consequenties voor Heijveld c.s. – haar weigering om de lening aan Heijpro ongewijzigd te verlengen, de kredietlimiet van Heijvar te reduceren, en Heijveld c.s. onder bijzonder beheer te plaatsen. Hoewel Deutsche Bank wist – en Exitus haar onder meer er nadrukkelijk op had gewezen – dat Heijveld c.s. mede vanwege de negatieve waarde van de renteswap van Heijpro een slechte onderhandelingspositie hadden en genoodzaakt zouden zijn om tegen relatief ongunstige voorwaarden te contracteren, heeft ze volstaan met het advies aan en druk op Heijveld c.s. om een alternatieve financier te zoeken. Ook naar het oordeel van het hof heeft Deutsche Bank aldus haar zorgplicht jegens Heijveld c.s. geschonden.
5.6.
De omstandigheid dat de schade die verband houdt met de mismatch tussen de lening aan Heijpro en de renteswap, is gecompenseerd en dat Heijveld c.s. hiervoor finale kwijting hebben verleend, staat los van de vooromschreven tekortkoming van Deutsche Bank. De door de rechtbank toewijsbaar geoordeelde schadevergoeding waarop Heijveld c.s. jegens Deutsche Bank aanspraak kunnen maken, vergt een vergelijking van de financiële positie waarin Heijveld c.s. zouden hebben verkeerd als Deutsche Bank of een andere kredietverstrekker in 2012 en daarna de kredietrelatie met Heijveld c.s. tegen dezelfde voorwaarden had voortgezet, met de financiële positie waarin Heijveld c.s. zijn komen te verkeren ten gevolge van de voorwaarden waaronder zij sinds 2012 door Deutsche Bank en hun huidige kredietverstrekker zijn gefinancierd. Het recht van Heijveld c.s. op vergoeding van hun positieve contractsbelang brengt mee dat deze vergoeding ook de schade betreft van misgelopen opbrengsten uit investeringen die Heijveld c.s. in het kader van hun oorspronkelijke kredietrelatie hadden kunnen en willen doen maar waarvan zij door de tekortkoming van Deutsche Bank zijn afgehouden. Deze schade dient in een schadestaatprocedure te worden begroot.
5.7.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat de grieven in het principale hoger beroep falen.
5..8. Ten behoeve van het behoud van hun kredietvoorwaarden bij Deutsche Bank en hun nieuwe financier hebben Heijveld c.s., door middel van Exitus, kosten gemaakt. In het incidentele hoger beroep voeren zij aan dat Deutsche Bank op de voet van art. 6:96 lid 2 onder b en c BW gehouden is om ook die schade te vergoeden en dat die schade met het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 6.775 niet is vergoed. Heijveld c.s. maken, na eiswijziging, aanspraak op een bedrag van € 107.031,53, met rente. Naar het oordeel van het hof hebben Heijveld c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat zij op dit punt meer schade hebben geleden dan € 6.775, maar heeft Deutsche Bank ook terecht aangevoerd dat de nadere berekening van Heijveld c.s. onvoldoende doorzichtig is – ze lijkt ook niet te zijn gebaseerd op de tekortkoming van Deutsche Bank die het hof hierboven heeft vastgesteld. Het hof acht ook ter zake van deze schade van Heijveld c.s. een verwijzing naar de schadestaatprocedure aangewezen.
5.9.
Hoewel partijen dus ook op dit punt naar de schadestaatprocedure worden verwezen, neemt dat niet weg dat de grief in het incidentele hoger beroep slaagt.
5.10.
De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd in het principale hoger beroep en zal worden vernietigd in het incidentele hoger beroep. Deutsche Bank zal worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 783,00
- salaris advocaat
€ 3.642,00(tarief II à € 1.214, 3 punten)
Totaal € 4.425,00

6.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
6.1
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover Deutsche Bank daarbij is veroordeeld om aan Heijveld c.s. een bedrag van € 6.775 wegens buitengerechtelijke kosten te betalen, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, veroordeelt Deutsche Bank om aan Heijveld c.s. de kosten van deskundigenbijstand en buitengerechtelijke rechtsbijstand te vergoeden die door de tekortkoming van Deutsche Bank zijn veroorzaakt, welke kosten nader moeten worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, en vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 mei 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
6.2.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
6.3.
veroordeelt Deutsche Bank in de kosten van het geding in principaal en incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Heijveld c.s. vastgesteld op € 4.425, en op € 178 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. K.A.J. Bisschop, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.