Uitspraak
[verdachte]
Gerechtshof Amsterdam
Op 31 juli 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 oktober 2024 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar tijdens de zitting op 31 juli 2025 heeft de raadsvrouw van de verdachte meegedeeld dat de verdachte het hoger beroep wenste in te trekken. Het hof heeft echter vastgesteld dat intrekking van het hoger beroep niet mogelijk was, omdat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al eerder was aangevangen.
Desondanks leidde de mededeling van de raadsvrouw tot de conclusie dat de verdachte zijn oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenste te handhaven. Het hof heeft vervolgens overwogen dat er geen rechtens te respecteren belang was dat diende met enig onderzoek van de zaak, en heeft de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Jongeling, in bijzijn van mr. J.M. Pattinama, griffier.