ECLI:NL:GHAMS:2025:2261
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep door verdachte na aanvang onderzoek en niet-ontvankelijkheid ex art. 416 lid 2 Sv
In deze zaak heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 8 augustus 2024. Het hoger beroep werd ingesteld onder parketnummer 23-001814-24. Tijdens de zitting op 6 augustus 2025 heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 8 april 2025 is aangevangen, waardoor intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk is. De advocaat-generaal heeft verzocht om niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met nader onderzoek van de zaak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 augustus 2025.