Op 6 augustus 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van diverse soorten harddrugs. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren, waarvan veertig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een geheel voorwaardelijke taakstraf van 72 uren met een proeftijd van twee jaren gevorderd, waarop de raadsman zich kon vinden.
Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft spijt betuigd en verklaard dat hij zijn leven heeft verbeterd sinds het bewezenverklaarde feit. Het hof heeft vastgesteld dat er bijna vijf jaren zijn verstreken sinds het feit en dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Gezien deze strafmatigende factoren heeft het hof besloten de straf te verlagen naar een geheel voorwaardelijke taakstraf van 72 uren met een proeftijd van twee jaren.
Daarnaast heeft het hof beslist dat het in beslag genomen geldbedrag van € 1.295,00 aan de verdachte moet worden teruggegeven, omdat dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die is vernietigd. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.