ECLI:NL:GHAMS:2025:2263

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
23-001683-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk aanwezig hebben van diverse soorten harddrugs met strafoplegging

Op 6 augustus 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van diverse soorten harddrugs. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren, waarvan veertig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een geheel voorwaardelijke taakstraf van 72 uren met een proeftijd van twee jaren gevorderd, waarop de raadsman zich kon vinden.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft spijt betuigd en verklaard dat hij zijn leven heeft verbeterd sinds het bewezenverklaarde feit. Het hof heeft vastgesteld dat er bijna vijf jaren zijn verstreken sinds het feit en dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Gezien deze strafmatigende factoren heeft het hof besloten de straf te verlagen naar een geheel voorwaardelijke taakstraf van 72 uren met een proeftijd van twee jaren.

Daarnaast heeft het hof beslist dat het in beslag genomen geldbedrag van € 1.295,00 aan de verdachte moet worden teruggegeven, omdat dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die is vernietigd. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001683-22
datum uitspraak: 6 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-115291-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 augustus 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit dan ook bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, waarvan veertig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 72 uren met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de strafeis van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van diverse soorten harddrugs. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend in de samenleving, niet in de laatste plaats vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Bij de beoordeling welke straf passend is, wordt voor het aanwezig hebben van tien tot vijftig gram harddrugs meestal een taakstraf van tachtig uren als vertrekpunt gehanteerd, zoals ook is beschreven in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het voorgaande rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een taakstraf zoals door de politierechter is opgelegd.
Het hof houdt echter in het voordeel van de verdachte rekening met de persoonlijke omstandigheden en proceshouding van de verdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij een bekennende verklaring afgelegd, spijt betuigd en verklaard dat hij destijds een fout heeft gemaakt en nu een andere weg is ingeslagen. Uit het strafblad van 31 juli 2025 blijkt inderdaad dat hij na onderhavig feit in 2020 geen politie- of justitiecontacten meer heeft gehad. Bovendien zijn sinds het bewezenverklaarde feit bijna vijf jaren verstreken en is de redelijke termijn in hoger beroep met ruim een jaar overschreden.
Met het oog op voornoemde strafmatigende factoren acht het hof, evenals de advocaat-generaal en de raadsman, een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 72 uren met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Beslag
Het hof is van oordeel dat het onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 1.295,00, dient te worden teruggegeven aan de verdachte. Het geld is, gelet op het bewezenverklaarde, op grond van artikel 33 lid 1 sub a Wetboek van Strafrecht niet vatbaar voor verbeurdverklaring.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
72 (tweeënzeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
36 (zesendertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een contant geldbedrag van € 1.295,00 (onder de verdachte in beslag genomen op
19 november 2020).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. R.P. den Otter en mr. M.C. van der Mei, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 augustus 2025.
mr. M.C. van der Mei is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.