In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 14 augustus 2025, betreft het een beschikking van de Ondernemingskamer inzake een enquêteverzoek en een verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen. De verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft een enquêteverzoek ingediend met betrekking tot het beleid en de gang van zaken van de vennootschappen, die zijn aangeduid als [vennootschap A], [vennootschap B] en [vennootschap C]. De Ondernemingskamer heeft eerder op 7 augustus 2025 een onderzoek bevolen naar het beleid van de vennootschappen over de periode vanaf 1 januari 2020. Tevens is er een persoon benoemd tot bestuurder van [vennootschap A] en [vennootschap C] met beslissende stem, die zelfstandig bevoegd is om deze vennootschappen te vertegenwoordigen.
In de beschikking van 14 augustus 2025 heeft de Ondernemingskamer de eerder benoemde persoon, mr. P.J. Colijn, aangewezen als bestuurder. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan door een panel van rechters, waaronder de voorzitter mr. A.W.H. Vink, en is openbaar uitgesproken door mr. J.M. de Jongh. De betrokken advocaten zijn mr. R.Q. Potter en C.R.B. Jonker, die optreden voor de verzoekster, en mr. M.M. Arts en mr. F.A.L. Canovai, die optreden voor de verweerders. De verweerders zijn niet verschenen tijdens de zitting.