ECLI:NL:GHAMS:2025:2342

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
23-001144-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake meerdere vermogensdelicten met betrekking tot diefstal

Dit arrest is gewezen door het Gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2025 in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 mei 2025. De verdachte, geboren in 1966 en thans gedetineerd, is beschuldigd van meerdere vermogensdelicten, waaronder diefstal van een auto, telefoon, sigaretten, t-shirts en een kassalade. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de diefstal van deze goederen, waarbij de verdachte zich toegang tot de plaatsen van de misdrijven heeft verschaft door middel van braak en andere middelen. Het hof heeft de zaak behandeld op 21 augustus 2025, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte heeft gehoord. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het hof heeft de in beslag genomen goederen gelast te bewaren voor de rechthebbende, aangezien deze niet aan de verdachte toebehoorden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

arrest
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001144-25
datum uitspraak: 21 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 mei 2025 in de strafzaak onder parketnummer 15-043182-25 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] , [adres 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 augustus 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 6 februari 2025 tot en met 7 februari 2025 te Blokker, gemeente Hoorn, althans in Nederland, een auto (Renault, type Twingo, voorzien van kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
1. subsidiair
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 6 februari 2025 tot en met 8 februari 2025 te Blokker, gemeente Hoorn, en/of Hoorn, althans in Nederland, een auto (Renault, type Twingo, voorzien van kenteken [kenteken] ) , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
2.
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Oosthuizen, gemeente Edam-Volendam, althans in Nederland, een telefoon (merk Samsung A32) en/of sigaretten en/of een blikje cola, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] en/of [stichting] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Oosthuizen en/of Hoorn, althans in Nederland, een telefoon (merk Samsung A32), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
3.
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, althans in Nederland, een of meer t-shirt(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Volendam, gemeente Edam-Volendam een kassalade (met inhoud) en/of een geldbedrag (651 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel door - (met een schaar) de kassalade open te wrikken en/of - het (stroom)draadje waarmee de kassalade aan de kassa verbonden was door te knippen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter omtrent bewezenverklaring van feit 2, de vordering van de benadeelde partij en het beslag.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 6 februari 2025 tot en met 7 februari 2025 te Blokker, gemeente Hoorn, een auto (Renault, type Twingo, voorzien van kenteken [kenteken] ), die geheel aan [slachtoffer 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. primair
hij op 8 februari 2025 te Oosthuizen, gemeente Edam-Volendam, een telefoon (merk Samsung A32) en sigaretten die aan [benadeelde partij] , [slachtoffer 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 8 februari 2025 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, meer t-shirts, die geheel aan [bedrijf 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 8 februari 2025 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, een kassalade (met inhoud) en een geldbedrag (651 euro), die geheel aan [bedrijf 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking door
- ( met een schaar) de kassalade open te wrikken en
- het (stroom)draadje waarmee de kassalade aan de kassa verbonden was door te knippen.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde levert op:
telkens: diefstal.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, zodat de verdachte heden op vrije voeten komt. Vóór zijn huidige detentie verleende de verdachte zijn medewerking aan schorsingstoezicht. Dat duidt er op dat de verdachte de juiste weg is ingeslagen. De feiten die vandaag voorliggen komen voort uit het feit dat de verdachte destijds dakloos was. Tot slot is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Subsidiair heeft de raadsvrouw gepleit voor een deels voorwaardelijke straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door te handelen als bewezen verklaard heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een personenauto, een telefoon en sigaretten. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van meerdere t-shirts en van een kassalade met inhoud. Daarmee heeft de verdachte het eigendomsrecht van de gedupeerden geschonden en hen overlast en schade berokkend.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte, blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 augustus 2025 eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Verder heeft het hof de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die blijken uit de verschillende over hem opgestelde reclasseringsrapportages, laatstelijk op 7 mei 2025, meegewogen.
Tot slot stelt het hof vast dat artikel 63 van Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Anders dan de raadsvrouw ziet het hof geen aanleiding de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van het tot op heden ondergane voorarrest dan wel een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof zal bepalen dat de drie in beslag genomen flessen sterke drank (Moet & Chandon Brut, Sonnema Berenburg en Biscardo Neropasso) dienen te worden bewaard voor de rechthebbende.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van voornoemde goederen ter terechtzitting gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt. De hiervoor genoemde in beslag genomen goederen staan niet in relatie tot de bewezenverklaarde feiten en behoren de verdachte niet toe. De verdachte heeft deze goederen niet teruggegeven, noch afstand daarvan gedaan. Nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, zal het hof de bewaring van deze goederen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, met betrekking tot het strafbare feit 2. Deze vordering bedraagt € 290,00, bestaande uit € 40,00 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade (smartengeld). Ter toelichting op het gevorderde smartengeld voert de benadeelde partij aan, samengevat, dat het strafbare feit heeft plaatsgevonden tijdens haar dienst in de [instelling] (verzorgingstehuis) en dat zij tijdens haar werkzaamheden haar telefoon in haar tas had gedaan. Als gevolg van het strafbare feit heeft zij een onveilig/angstig gevoel ondervonden, wat leidt tot verhoogde stress en slechte concentratie. Haar vertrouwen in haar werkomgeving is negatief geworden en haar bezorgdheid richting de cliënten is groot.
Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering met handhaving van bovengenoemde toelichting in eerste aanleg.
De advocaat-generaal heeft het hof ter terechtzitting geadviseerd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Ook de raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het hof overweegt als volgt:
ten aanzien van de gevorderde materiële schade
De benadeelde partij heeft de gestelde materiële schade op geen enkele wijze onderbouwd en het bestaan daarvan volgt ook overigens niet uit het procesdossier. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen deze rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
ten aanzien van de gevorderde immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting volgt niet dat sprake is van lichamelijk letsel of van aantasting in de persoon op andere wijze (art. 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Geestelijk letsel is immers niet aan de orde en de benadeelde heeft evenmin voldoende concreet gemaakt dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor hem meebrengen dat van een aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. Voor het aannemen daarvan is immers niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht en een psychisch onbehagen. Een zich gekwetst voelen is daarvoor tevens onvoldoende.
Ook overigens valt hetgeen de benadeelde heeft aangevoerd niet binnen een van de categorieën van artikel 6:106 lid 1 BW. Aldus ontbreekt een wettelijke grondslag voor het bestaan van immateriële schade.
Gelet hierop zal het hof de ook de gevorderde immateriële schadevergoeding afwijzen.
Bij deze stand van zaken ziet het hof evenmin aanleiding tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. stk alcohol PL1100-2025028635-1696981, Moet & Chandon Brut;
1. stk alcohol PL1100-2025028635-1696987, Sonnema Berenburg;
1. stl alcohol PL1100-2025028635-1696986, Biscardo Neropasso.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot schadevergoeding af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.J. van Eekeren, mr. C.J. van der Wilt en mr. I.M.A. Hinfelaar, in tegenwoordigheid van mr. I. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 augustus 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.