Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
7.Het verloop van de procedure
8.Beoordeling
€ 8.856(2 punten x € 4.428)
€ 7.473,-(3 punten x € 2.491)
€ 13.284,-(3 punten x € 4.428)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, zijn twee hoger beroepen aan de orde, te weten de zaken 200.297.113/01 en 200.298.583/01. De eerste zaak betreft Windlife Energy B.V., die in hoger beroep is gegaan tegen RWJ Wind Projects B.V. De tweede zaak betreft RWJ Wind Projects B.V. die in hoger beroep is gegaan tegen een nog niet genoemde geïntimeerde. De kern van de zaak draait om de bestuurdersaansprakelijkheid van de bestuurder van Windlife Energy, die wordt beschuldigd van het niet nakomen van een verplichting tot terugbetaling van € 250.000 aan RWJ. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 18 maart 2025 de bestuurder toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, maar in de latere zittingen heeft de bestuurder geen nieuwe advocaat kunnen aanstellen en geen bewijs kunnen leveren. Het hof heeft geoordeeld dat de bestuurder niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs en dat hij als bestuurder heeft bewerkstelligd dat Windlife Energy haar verplichtingen niet nakwam. Het hof heeft de vordering van RWJ tot betaling van € 250.000 toegewezen, evenals de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders en de gevolgen van onrechtmatig handelen in het kader van vennootschapsrecht.