4.1.Zaak A, feit 1
Slachtoffer door misdrijf om het leven gekomen en diens bloed aangetroffen op kleding verdachte
Op 8 augustus 2020 werd in de ochtend het levenloze lichaam van [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) aangetroffen in de sloot naast het fietspad Over de Leek in Nibbixwoud. [slachtoffer] is door een misdrijf om het leven gekomen. Naast hem lag zijn scootmobiel. Op het fietspad lag een grote plas bloed. Vanaf de plas bloed was een veegspoor richting de sloot tot aan de graskant te zien. Het gras was vanaf daar tot de plek waar [slachtoffer] lag platter. Uit forensisch onderzoek volgt dat [slachtoffer] vanaf de plas bloed naar de berm is gesleept, waarna de scootmobiel en daarna [slachtoffer] het water in zijn geschoven. Er was bij [slachtoffer] sprake van talrijke letsels, waaronder meerdere bloeduitstortingen en huidscheuren op het hoofd, breuken in het aangezicht en bloeduitstortingen inwendig in de hals. Een deel van de letsels is bij leven ontstaan. Het meest waarschijnlijk is dat [slachtoffer] uiteindelijk door verwurging is omgekomen, en dat het overlijden bespoedigd is door stompend geweld en als laatste verdrinking in de sloot.
In de nacht van 7 op 8 augustus 2020 was [slachtoffer] samen met de verdachte op stap in Hoorn. Dat wordt door de verdachte niet betwist. Zij zijn ook gezamenlijk en alleen op diverse camerabeelden in Hoorn vastgelegd. [slachtoffer] woonde destijds tijdelijk aan de [adres 2] . De verdachte woonde in Nibbixwoud aan de [adres 3] , op ongeveer 1300 meter afstand van de plaats delict. Nadat de verdachte op 11 augustus 2020 als verdachte was aangehouden, werd in zijn woning in Nibbixwoud het vest aangetroffen dat hij in de nacht van 7 op 8 augustus 2020 aanhad. Op dit vest zaten bloedspatjes, op de achterzijde van de manchet en aan de achterzijde bovenaan de rug en ter hoogte van het rechter schouderblad. Die bloedspatjes bleken afkomstig van [slachtoffer] . De schoenen en de broek die de verdachte in die nacht aanhad, waarop gelet op die bloedspatjes op het vest ook bloed van [slachtoffer] zou zijn te verwachten als de verdachte de dader is, zijn
nietmeer teruggevonden. Het hof overweegt allereerst dat het voorgaande en het ontbreken van een duidelijke verklaring hieromtrent van de verdachte, steun geven aan betrokkenheid van de verdachte bij de dood van [slachtoffer] .
De verdachte heeft echter verklaard dat hij op geen enkele wijze is betrokken bij de dood van [slachtoffer] . De verdachte en [slachtoffer] zouden die nacht naar het station in Hoorn zijn gereden, en daar afscheid van elkaar hebben genomen. Daarna zou de verdachte op zijn fiets, die bij het station achter het [winkel 1] stond, naar huis in Nibbixwoud zijn gereden. Daar kwam hij voor 03.00 uur aan. Volgens de verdachte heeft hij daarna zijn huis niet verlaten. Voor de bloedspatjes van [slachtoffer] op zijn kleding heeft hij een andere verklaring, waarover hierna meer. Er zou volgens de verdediging geen wettig en overtuigend bewijs zijn dat de verdachte samen met [slachtoffer] op diens scootmobiel vanuit Hoorn naar de woning van de verdachte in Nibbixwoud is gereden en evenmin dat de verdachte op de plaats delict is geweest vlak voorafgaand aan of ten tijde van het overlijden van [slachtoffer] .
Het hof komt op basis van zijn waardering van het overige voorhanden bewijs niettemin - en met de advocaat-generaal - tot de conclusie dat de verdachte verantwoordelijk is voor de dood van [slachtoffer] . Het overweegt daartoe in aanvulling op het voorgaande als volgt.
[slachtoffer] is wel met de verdachte meegegaan naar Nibbixwoud
De avond voor het aantreffen van het levenloze lichaam van [slachtoffer] , op 7 augustus 2020, was [slachtoffer] als gezegd samen met de verdachte op stap in Hoorn. Zij zijn daar waargenomen op camerabeelden, onder andere van [winkel 2] en later van café [café 1] , waarop ook goed te zien is - met name op de beelden van [winkel 2] - wat voor kleding zij droegen, waarover hierna meer. [slachtoffer] en de verdachte eindigden de avond in café [café] . Op de camerabeelden is te zien dat zij om 02:05 uur samen op de scootmobiel van [slachtoffer] vertrokken bij dat café, terwijl de verdachte de scootmobiel bestuurde.
Het hof gaat er van uit dat de verdachte en [slachtoffer]
nietin Hoorn uit elkaar zijn gegaan maar wel degelijk samen naar Nibbixwoud zijn gegaan. Op camerabeelden is te zien dat de verdachte en [slachtoffer] , nadat zij vanaf ’ [café] waren vertrokken, niet in de richting van de woning waar [slachtoffer] verbleef aan de [adres 2] reden, maar juist de andere richting op, in noordelijke richting de stad uit, in de richting van Zwaag (en onder meer Nibbixwoud, de woonplaats van de verdachte). Getuige [getuige 1] heeft [slachtoffer] en de verdachte onderweg gezien op twee locaties, die beide ver voorbij het station in Hoorn liggen. Eerst bij een fietserstunneltje nabij sportcomplex [sportcomplex] in Hoorn en later bij de [winkel 3] in Zwaag. Op de scootmobiel zaten een persoon, die [getuige 1] later herkende als [slachtoffer] , en een Afrikaanse man met een donkere huidskleur en een slank postuur. De getuige herkende deze man als iemand die hij wel eens tegen kwam tijdens het uitgaan. Deze man was de bestuurder van de scootmobiel. De scootmobiel reed vervolgens door in de richting van Nibbixwoud. Dat [slachtoffer] in het door [getuige 1] genoemde tijdsbestek (met de verdachte) in Zwaag was, vindt overigens ook steun in de omstandigheid dat een van de telefoonnummers van [slachtoffer] om 02:21 uur werd geregistreerd door een zendmast aan [locatie] in Zwaag. [slachtoffer] had - voor zover bekend bij de gehoorde naasten - in Nibbixwoud verder niets te zoeken, hij kende daar niemand en er is ook niet gebleken van enige afspraak van [slachtoffer] met iemand anders in Nibbixwoud die nacht. Het hof gaat er al met al vanuit dat hij met de verdachte is meegegaan naar diens woning. De afstand vanuit Hoorn naar de woning van de verdachte was ongeveer 7,5 tot 9 km. De telefoon van de verdachte maakte even voor 03:00 uur verbinding met het wifinetwerk van zijn woning en dat tijdstip sluit enigszins aan bij de tijd die nodig was om daar met een scootmobiel te komen, uitgaande van een betrekkelijk trage reis.
De verdachte is met [slachtoffer] naar [plek 1] gegaan en is daarna alleen terug gerend
Uit de telefoon van de verdachte blijkt dat hij tussen 03.00 uur en 04.00 uur met tussenpozen naar YouTube muziekfilmpjes keek. Dit vond plaats via het wifinetwerk van de woning van de verdachte. Om 03.56 uur zette hij het telefoonscherm uit. De vraag is wat hij toen is gaan doen.
Er zijn camerabeelden van omstreeks het tijdstip van het delict die zicht geven op de toegang tot het fietspad [plek 1] vanaf de [straat] in Nibbixwoud, waar ongeveer 60 meter verderop het lichaam van [slachtoffer] is gevonden. De afstand vanaf de woning van de verdachte naar [plek 1] , ongeveer 1300 meter, is met een scootmobiel binnen ongeveer 5 minuten af te leggen. Op de beelden is te zien dat (inderdaad) om 04.02 uur, 6 minuten nadat het telefoonscherm is uitgezet, de scootmobiel verschijnt in de [straat] komende vanuit de richting van waar de verdachte woonde en gaande in de richting van [plek 1] , met daarop [slachtoffer] en een persoon die lijkt op de verdachte.
Zij reden [plek 1] op, het achterlicht van de scootmobiel bleef in het zicht en verdween uiteindelijk, waarna na ongeveer 20 minuten de verlichting weer terugkwam en stopte op de plek waar [slachtoffer] de volgende ochtend is gevonden. Daar knipperde de verlichting zichtbaar en enige tijd later bewoog het licht naar beneden in de richting van de berm en sloot. Daarop verscheen om 04.54 uur, afgaande op de gelijkenissen, dezelfde persoon die eerder op de scootmobiel zat en op de verdachte lijkt vanuit [plek 1] en rende de [straat] in, in dezelfde richting als waar de scootmobiel eerder vandaan kwam. Uit camerabeelden volgt dat de persoon niet de [straat] afrende, en dus de wijk moet zijn ingegaan waar de verdachte woonde.
Hoewel de verdachte niet exact te herkennen is op de beelden van de [straat] , komt het signalement van de verdachte, die eerder duidelijk en herkenbaar op de camerabeelden in Hoorn was te zien, op meerdere punten overeen met de wegrennende persoon op de beelden van de [straat] . De gelijkenis van deze persoon met de verdachte zit in het slanke postuur, de witte schoenen, de contouren van de joggingbroek (taps toelopend) en de zwarte sokjes die op de beelden in Hoorn zijn te herkennen en op de camerabeelden bij de plaats delict duidelijk lijken te contrasteren met de witte schoenen. Dit zijn kenmerken die in elk geval enige steun geven aan de vaststelling dat het de verdachte betreft.
Het hof merkt daarbij nog op dat de verdachte eerder op de dag een tasje over zijn schouder droeg. Op de beelden is niet met zekerheid vast te stellen dat de persoon een dergelijk tasje draagt, maar ook niet dat de persoon deze
nietdraagt. In dit specifieke verband hebben de beelden naar het oordeel van het hof dus noch een belastende, noch een ontlastende betekenis.
Het hof gaat er op basis van het voorgaande van uit dat de verdachte omstreeks 03.56 uur met [slachtoffer] uit de woning vertrok in de richting van [plek 1] . Uit technisch onderzoek kan als meest waarschijnlijk worden afgeleid dat de telefoon van de verdachte zich tussen 04.00 en 05.00 uur in de woning van de verdachte bevond. Tussen 03.56 uur en 05.14 uur hebben geen actieve gebruikershandelingen plaatsgevonden op de telefoon. Daarnaast blijkt dat het dataverbruik van de telefoon tussen 04.00 en 05.00 uur – wanneer de telefoon verbinding maakte met het wifinetwerk van de woning van de verdachte – dusdanig beperkt was dat de telefoon mogelijk niet handmatig is gebruikt. De sporen op de telefoon in die periode zijn daarom veel waarschijnlijker wanneer deze als gevolg van een automatisch proces op de telefoon zijn terechtgekomen dan wanneer deze door een gebruikershandeling op de telefoon zijn terechtgekomen. Het hof concludeert hieruit dat de verdachte dan met [slachtoffer] is vertrokken met achterlating van zijn telefoon. Dat het de verdachte inderdaad was op de beelden, vindt verder steun in de vaststelling dat de verdachte na 03.56 uur voor het eerst weer YouTube opende om 05.14 uur, wat aansluit bij een kort daaraan voorafgaande terugkeer van de verdachte in zijn woning. Het dataverbruik op de telefoon nam in het tijdsblok tussen 05.00 en 06.00 uur ook aanzienlijk toe. De verdachte bekeek toen geen muziekfilmpjes meer maar Islamitische filmpjes over het goede pad, zonde en vergeving; type filmpjes die hij naar verhouding maar weinig eerder heeft bekeken, zo blijkt uit zijn Googleaccount.
Op 8 augustus 2020, toen [slachtoffer] werd aangetroffen, was de verdachte niet te bereiken voor enkele vrienden en bekenden, waaronder [persoon] . Ter terechtzitting in hoger beroep wist de verdachte desgevraagd niet te verklaren waarom hij niet bereikbaar was en wat hij die dag deed.
Al het voorgaande in onderlinge samenhang beschouwd, brengt het hof tot de conclusie dat de verdachte [slachtoffer] heeft gedood.
De verklaringen van de verdachte zijn ongeloofwaardig
Het hof overweegt voorts dat de verdachte bepaald niet geloofwaardig heeft verklaard en dus geen enkele aanleiding heeft gegeven om zijn scenario aannemelijk te achten. Het hof wijst in dit verband op het volgende.
De verdachte heeft na zijn aanhouding op 11 augustus 2020 eerst niet verklaard. Hij heeft pas op 5 november 2020, toen hij inmiddels op de hoogte was van een groot deel van de onderzoeksresultaten, bij de rechter-commissaris verklaard zoals hiervoor kort samengevat is weergegeven, namelijk in de kern dat hij zonder [slachtoffer] naar huis is gefietst. Dat scenario vindt geen steun in de inhoud van het dossier en wordt weersproken door de waarnemingen van de scootmobiel bij de [winkel 3] in Zwaag, omdat die voorbij het station ligt. Daarnaast is een fiets van de verdachte op 11 augustus 2020 niet bij hem thuis aangetroffen en het is ook niet gebleken waar die zich dan zou moeten bevinden. Het hof acht het ook onaannemelijk dat de wegen van de verdachte en [slachtoffer] na de [winkel 3] in Zwaag zijn gescheiden en dat [slachtoffer] vervolgens rond 04.00 uur samen met iemand anders op zijn scootmobiel in de [straat] nabij de straat van de verdachte zou hebben gereden. Het is als gezegd niet gebleken wat [slachtoffer] zonder de verdachte in Nibbixwoud te zoeken had en waarom hij alsnog alleen of met iemand anders de hele weg naar Nibbixwoud op zijn scootmobiel zou hebben afgelegd.
De raadslieden hebben ter terechtzitting in hoger beroep gewezen op de mogelijke betrokkenheid van derden, maar zonder specifieke onderbouwing, laat staan dat specifiek is gewezen op iemand die gelijke kenmerken vertoont als de wegrennende persoon op de beelden van de [straat] . Ook de politie heeft onderzoek gedaan naar mogelijke betrokkenheid van derden, maar dat heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor betrokkenheid van anderen. Bovendien heeft de verdachte daar zelf ook niet concreet op gewezen. In dit verband is opmerkelijk dat de verdachte in september 2020 tegen familieleden over de telefoon wél heeft verteld dat hij [slachtoffer] mee naar huis had genomen, en dat hij daaraan heeft toegevoegd dat er ook nog een andere persoon bij was, die later met [slachtoffer] zou zijn vertrokken uit zijn woning (
het hof begrijpt: en die dus de mogelijke dader zou kunnen zijn; proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2021 met bijlagen, pp. 559-574). Later heeft de verdachte tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij dit verhaal alleen maar vertelde aan zijn familie om die gerust te stellen. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep herhaald dat er die nacht niemand bij hem in de woning is geweest. Op de vraag waarom hij zijn familie dan niet meteen heeft gerustgesteld met het onschuldige verhaal dat hij [slachtoffer] op station Hoorn had achtergelaten, moest de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep het antwoord schuldig blijven. Het hof acht het dan ook aannemelijk dat dat laatste verhaal inderdaad niet klopt, en dat de verdachte tegen zijn familie heeft gesproken over de aanwezigheid van een derde naast [slachtoffer] om aldus zichzelf daadwerkelijk te ontlasten.
Over de bloedspatten van [slachtoffer] op het vest van de verdachte heeft de verdachte tot slot verklaard dat die op zijn vest terecht zijn gekomen als gevolg van een bloedneus van [slachtoffer] in [café] . Uitvoerig onderzoek op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden heeft op geen enkele manier een aanwijzing opgeleverd dat [slachtoffer] daar een bloedneus heeft gehad (proces-verbaal van relaas zaaksdossier van 9 april 2021, pp. 47-48). Opmerkelijk is ook hier dat de verdachte aan zijn familie over de telefoon een ander verhaal heeft verteld over de herkomst van het bloed, namelijk dat [slachtoffer] wel vaker een bloedneus had door drugsgebruik en dat dat bloed op de scootmobiel op zijn kleding was gevallen, omdat [slachtoffer] boven hem zou hebben gezeten. Het hof hecht al met al ook geen enkel geloof aan deze verklaring.
Bespreking van enkele verweren
Het hof onderkent dat er enkele onderzoeksbevindingen zijn die de conclusies van het hof (enigszins) lijken te weerspreken, doch uiteindelijk zijn die omstandigheden ook in samenhang met elkaar niet van dusdanig gewicht dat zij afbreuk doen aan (de motivering van) het oordeel van het hof dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de dood van [slachtoffer] . Het hof bespreekt de bevindingen hieronder afzonderlijk.
Ten eersteis gewezen op de omstandigheid dat de bovenkleding van de persoon op de camerabeelden van [adres 4] donker afsteekt bij de broek, terwijl de verdachte eerder die dag een egaal kleurend grijs joggingpak droeg. Daarbij merkt het hof allereerst op dat lichtinval hiervoor een verklaring
kanzijn. Het kan echter ook dat de verdachte een ander kledingstuk over het vest heeft aangetrokken, dat vervolgens is weggemaakt, evenals met de schoenen en de broek lijkt te zijn gebeurd. Dat zou te verenigen zijn met de plekken waar bloedresten op het vest zijn aangetroffen, namelijk op de mogelijk uitstekende manchet, op de naad rechterschouder, bovenaan rugzijde, rechter schouderblad. Bloedresten zouden daar bij een worsteling of het uittrekken van het kledingstuk terecht kunnen zijn gekomen. Dat de verdachte die nacht ondanks het warme weer een extra jas of vest zou hebben willen aandoen, vindt enige steun in de omstandigheid dat ook [slachtoffer] met een extra jas is aangetroffen, terwijl hij de hele dag enkel een overhemd aanhad.
Ten tweedelaten de netwerkregistraties zien dat de telefoon van de verdachte (kort) voor 03.00 uur een verbinding met het wifinetwerk in zijn woning laten zien, terwijl de verdachte volgens de politie, gelet op de camerabeelden, om 03.09 uur nog op de scootmobiel met [slachtoffer] zou hebben gezeten terwijl ze langsreden op de [adres 5] in Nibbixwoud. In dit verband overweegt het hof het volgende.
In het algemeen is op de diverse camerabeelden waarop de route van de scootmobiel van Zwaag via Wognum naar Nibbixwoud door de politie is gereconstrueerd weinig helders te zien. Zo is het ook voorstelbaar dat de waarnemingen op de [plek 2] niet sluitend zijn geweest en [slachtoffer] en de verdachte, al dan niet over de [plek 2] , al eerder naar de woning zijn gereden zonder in het blikveld van de camera te zijn gekomen. Hierbij tekent het hof aan dat de
stillsdie als bijlage zijn gevoegd bij het proces-verbaal over de [adres 5] , beelden betreffen van een andere locatie, namelijk de rotonde van het gemeentehuis van Medemblik, terwijl dat proces-verbaal ook vermeldt dat al om 02.47 uur wordt gezien dat de scootmobiel de [plek 2] oprijdt, wat zich weer moeilijk verhoudt tot het pas 22 minuten later passeren van de [adres 5] (proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2020 met bijlagen, pp. 132-136). Daarnaast is het voorstelbaar, hoewel die kans zeer klein is, dat de netwerkregistratie van het wifinetwerk van de woning van de verdachte op een vergissing berust en de verdachte enige tijd na 03.00 uur pas in zijn woning kwam.
Hoe dan ook, voornoemde tijdstippen zijn van onvoldoende gewicht om afbreuk te doen aan de overtuiging van het hof op basis van de bovenstaande overwegingen.
Ten derdeheeft de verdediging naar voren gebracht dat getuige [getuige 2] om 03.45 uur langs haar woning aan de [adres 6] in Nibbixwoud een scootmobiel met twee personen voorbij zag rijden in de richting van de [straat] , terwijl uit de gebruikershandelingen en netwerkstatistieken blijkt dat de verdachte (met tussenpozen) tot 03.56 uur op zijn telefoon gebruik gemaakt heeft van YouTube via het wifinetwerk in zijn woning. Deze verklaring van getuige [getuige 2] doet onvoldoende afbreuk aan de hiervoor weergegeven bewijsoverwegingen. Het hof wijst er in het bijzonder op dat getuige [getuige 2] niet verklaart over hoe laat zij precies de scootmobiel waarnam maar over hoe laat zij opstond. Het hof zal de verklaring niet gebruiken voor het bewijs.
Voor het overige vindt hetgeen in hoger beroep door de verdediging is aangevoerd zijn weerlegging in de bewijsvoering van het hof.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte verantwoordelijk is geweest voor de dood van [slachtoffer] . Het hof acht de primair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag met de advocaat-generaal evenwel niet wettig en overtuigend bewezen. Immers is niet gebleken dat de verdachte [slachtoffer] door verwurging om het leven heeft gebracht om ontdekking van de daaraan voorafgaande zware mishandeling te verhullen en zo zijn straffeloosheid te verzekeren. Wel acht het hof met de advocaat-generaal de subsidiair ten laste gelegde doodslag bewezen. Gelet op het forse geweld dat is toegepast om onder meer de breuken in het aangezicht van [slachtoffer] te kunnen hebben veroorzaakt en het feit dat verwurging de meest waarschijnlijke doodsoorzaak is, kan het niet anders dan dat de verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] .
Verzoek om bewijsuitsluiting en voorwaardelijke verzoeken
De verdediging heeft verzocht het door verbalisant [verbalisant] opgestelde proces-verbaal van bevindingen ‘digitaal onderzoek Netstats bestand’ van 1 november 2022 (pagina 73 e.v. van het aanvullend proces-verbaal in hoger beroep) uit te sluiten van het bewijs. Aangezien het hof in de bewijsconstructie geen gebruik maakt van dit proces-verbaal, behoeft dit verweer geen bespreking. De verdediging heeft voorts bij pleidooi meerdere voorwaardelijke verzoeken gedaan. Het hof oordeelt daarover als volgt.
Voegen camerabeelden [café 2] .
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat op de printscreens van de camerabeelden van [café 2] om 02:27 uur twee fietsers zijn te zien en geen scootmobiel. Indien het hof wel aanneemt dat op deze beelden een scootmobiel is waar te nemen, heeft de verdediging verzocht de beelden van [café 2] in het dossier te voegen. Omdat het hof in de bewijsconstructie geen gebruik maakt van de camerabeelden van [café 2] , is niet aan de voorwaarde voor het voorwaardelijk verzoek voldaan en hoeft het hof op dit verzoek geen beslissing te nemen.
Horen getuige [getuige 2] .
Indien het hof meent dat het tijdstip dat getuige [getuige 2] noemt waarop zij de scootmobiel heeft waargenomen, niet klopt en/of haar verklaring voor het bewijs bezigt, acht de verdediging het noodzakelijk getuige [getuige 2] te horen. Nu het hof de verklaring van getuige [getuige 2] in de bewijsconstructie niet gebruikt, is niet voldaan aan de voorwaarde van het verzoek. Het hof verwijst verder naar bovenstaande overwegingen over deze getuige.
Voegen camerabeelden [adres 7] .
Het hof begrijpt het verzoek van de raadslieden (pleitaantekeningen onder nr. 103) zo dat het wordt gedaan, voor zover het hof
nietaanneemt dat een motor via de route langs [adres 7] naar fietspad [plek 1] kan zijn gegaan, toen [slachtoffer] daar ook was, en via dezelfde route weer terug kan zijn gereden. Het hof neemt aan dat dat kan, zodat aan de voorwaarde voor het verzoek niet is voldaan. Ten overvloede overweegt het hof evenwel dat zonder nadere motivering niet valt in te zien dat die mogelijkheid zich in de betreffende nacht ook werkelijk heeft voorgedaan en wat de betekenis daarvan zou zijn geweest, zodat het hof in dit verzoek (ambtshalve) geen aanleiding ziet tot nadere overwegingen, laat staan onderzoek.
Horen getuige [getuige 3] en benoemen deskundige op gebied van bewegingsanalyse.
De verdediging heeft verzocht [getuige 3] te horen, indien het hof zijn verklaring voor het bewijs wil bezigen of – zo begrijpt het hof – meent dat de houding en de manier van rennen van de wegrennende persoon op de beelden overeenkomen met die van de verdachte. Daarbij heeft de verdediging het voorwaardelijke verzoek gedaan dan een deskundige op het gebied van bewegingsanalyse te benoemen om te analyseren of de houding en manier van rennen van de persoon op de beelden overeenkomen met de manier van rennen van de verdachte. Nu het hof de verklaring van [getuige 3] noch de houding en de manier van rennen van de wegrennende persoon betrekt bij de beoordeling of het de verdachte is die te zien is op de beelden van de [straat] , is niet aan de voorwaarden voor de voorwaardelijke verzoeken voldaan en hoeft het hof ook op deze verzoeken geen beslissing te nemen.