Op 2 juli 2023 heeft [eiser] aangifte gedaan van diefstal uit haar woning. In de aangifte staat, voor zover van belang, het volgende:
“
Ik doe deze aangifte op advies van mijn advocaat.
(…) Mijn moeder heeft mij twee schilderijen geschonken. Deze heb ik na haar overlijden meegenomen.
Ik heb de schilderijen op dinsdag 2 maart 2021 op mijn zolder gezet. De zolder is afgesloten.
Mijn broer heeft een rechtszaak tegen mijn aangespannen. Op vrijdag 28 april 2023 is de uitspraak geweest. Ik moet één schilderij teruggeven. (…)
Op maandag 1 mei 2023 ben ik naar de zolder gegaan om het schilderij te pakken. Ik zag dat de schilderijen wegwaren. Ik zag dat er ook andere spullen wegwaren. Dit is mij nooit eerder opgevallen omdat er heel veel spullen op mijn zolder staan opgeslagen. De weggenomen spullen zaten verpakt in doeken en tassen.
De volgende goederen zijn weggenomen:
-Vijf schilderijen, waaronder de twee schilderijen van mijn moeder.
-Kinderboeken
-Duplo
-Slee
-Salontafel
-Voetenbank
-Stoomstrijkbout
-Waterkoker
Ik durf niet te zeggen door wie en hoe de spullen zijn weggenomen. Ik heb veel lekkages gehad, mijn zolderkamer is de enige manier om op het dak te komen. Ik heb veel werklui over de vloer gehad, deze hadden toegang tot de zolder. Ook zijn er stellages aan de voor- en achterkant van de woning geplaatst geweest waardoor mogelijk iemand via het zolderraam naar binnen is geweest. Ik heb geen braakschade.
Mijn broer heeft nu een kort geding aangespannen, daarom doe ik nu aangifte van de diefstal.
(…).”