ECLI:NL:GHAMS:2025:2532

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
000209-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op basis van billijkheid in strafrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) door een verzoekster die op 10 juli 2021 werd aangehouden op Schiphol met een taser in haar handbagage. De rechtbank had eerder het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat zij van oordeel was dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren. De verzoekster had verklaard dat zij niet wist dat de taser nog in haar handbagage zat en had een schikkingsvoorstel van 500 euro geaccepteerd. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de onschuldpresumptie in acht genomen moest worden. Het hof oordeelde dat de omstandigheden van het geval, waaronder het feit dat de verzoekster niet op de hoogte was van de taser in haar bagage, voldoende gronden van billijkheid opleverden voor toekenning van een schadevergoeding. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een schadevergoeding van € 5.435,29 toegekend voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000209-25 (530 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 15-189571-21
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 13 augustus 2024 op het verzoekschrift op de voet van de artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2000,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. S.T. van Berge Henegouwen,
Boschstraat 28, 6211 AX Maastricht.

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 14 augustus 2024 ingesteld door verzoekster (hierna appellante).
Op 17 juli 2025 is het standpunt van de advocaat-generaal kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 26 augustus 2025 de advocaat-generaal en de advocaat van appellante ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellante is niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals aangevuld in raadkamer in hoger beroep met het verzoek onder c - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 4.415,29;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen en heeft deze beslissing als volgt gemotiveerd:
“Uit het procesdossier blijkt dat op de verzoekster op 10 juli 2021 een verdenking kwam te rusten van overtreding van de Wet wapens en munitie, nu zij op deze datum op Schiphol werd aangehouden met een circa 20 centimeter lange taser in haar handbagage. Verzoekster heeft op dat moment verklaard dat de taser haar eigendom was en dat zij niet wist dat de taser nog in haar handbagage zat. Ter plekke is haar een schikkingsvoorstel van 500 euro aangeboden, dat verzoekster ook heeft betaald. Verzoekster is daarna in verzet gegaan tegen het schikkingsvoorstel.
Bij de beantwoording van de vraag of gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van een vergoeding, stelt de rechtbank voorop dat niet als maatstaf kan dienen of een vervolging ‘(hoogst) waarschijnlijk of onmiskenbaar tot een veroordeling zou hebben geleid. Dergelijke motiveringen komen immers neer op een inhoudelijk en integraal oordeel over de strafzaak, waarvoor in de verzoekschriftprocedure geen plaats is (zie ECLl:NL:GHAMS:2023:3044). Het komt bij het billijkheidsoordeel aldus in overwegende mate aan op een waardering van de omstandigheden van het specifieke geval.
De rechtbank is van oordeel dat onder de hiervoor genoemde omstandigheden geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank overweegt hiertoe nu eenieder in beginsel verantwoordelijk is voor (de inhoud van) zijn of haar handbagage. Verzoekster was daarom ook verantwoordelijk voor de aanwezigheid van haar daarin aanwezige taser. Het ontstaan (en het voortduren) van de verdenking was daarom aan de gedraging van de verzoekster zelf te wijten.”
De advocaat-generaal heeft geadviseerd het hoger beroep af te wijzen. De vermoedens van schuld zijn niet door appellant weggenomen en het is niet buiten redelijke twijfel dat appellante schuldig is aan het feit waarvan zij wordt verdacht.
Namens appellante is gepersisteerd bij het verzoek. Er is naar voren gebracht dat zij een model burger is, zij medicijnen studeert en ambulancezuster is. In de Verenigde Staten is het heel gebruikelijk dat vrouwen een taser bij zich dragen. Dat de taser nog in haar tas zat is aan haar aandacht ontsnapt. Om die reden zou het billijk zijn appellante de verzochte vergoeding toe te kennen
Het hof overweegt dat ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats heeft, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Dit betekent enerzijds dat bij verzoeken op de voet van de artikelen 530 en 533 Sv als uitgangspunt vergoeding plaatsvindt, maar anderzijds dat het de rechter vrij staat op gronden van billijkheid vergoeding achterwege te laten of slechts gedeeltelijk toe te kennen. Deze oordeelsvrijheid wordt begrensd door de onschuldpresumptie zoals (ook) neergelegd in artikel 6, tweede lid, van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De onschuldpresumptie verlangt dat – ongeacht de aard van de aan de strafzaak gekoppelde procedure en ongeacht de vraag of de strafprocedure
is geëindigd met een vrijspraak dan wel een sepot – de motivering van het oordeel in de gekoppelde procedure (in casu: de onderhavige verzoekschriftprocedure) niet alsnog neerkomt op het uiten van de mening dat hij of zij zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van een strafrechtelijke norm en daarmee aan het plegen van een strafbaar feit (EHRM (GK) 11 juni 2024, appl. nos. 32483/19 & 35049/19, Nealon & Hallam t. het Verenigd Koninkrijk).
Het voorgaande sluit niet uit dat belastende feiten uit een strafdossier kunnen worden betrokken bij de beoordeling van een verzoek tot schadevergoeding ex artikel 530 Sv. Uit dergelijke feiten kan onder meer blijken dat een (rechtmatige) verdenking van het plegen van een strafbaar feit jegens appellante is ontstaan. Deze enkele constatering is echter op zich onvoldoende om te oordelen dat er daarmee geen gronden van billijkheid zijn om het verzoek toe te wijzen.
In de onderhavige zaak staat niet ter discussie dat appellante, reizende van de Verenigde Staten naar Nederland, een taser in haar handbagage had. Appellante heeft direct verklaard dat zij niet wist dat de taser nog in haar bagage zat. Voor een nader onderzoek naar de vraag of appelante een meer of mindere mate van bewustheid had ten opzichte van het aanwezig hebben van het wapen, en dus naar de vraag of zij de strafrechtelijke norm heeft overtreden, bestaat in de onderhavige raadkamerprocedure geen ruimte, terwijl het verwerpen van dit verweer zonder nader onderzoek een schending van de onschuldpresumptie betekent. Het verzoek zal dus om die reden worden toegewezen.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 4.415,29.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 680,00.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 340,00.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep derhalve vernietigen en opnieuw recht doen.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan appellant een vergoeding toe van € 5.435,29 (vijfduizend vierhonderdvijfendertig euro en negenentwintig cent).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.M.P. Geelhoed, A.W.T. Klappe en J.B. Duinkerken, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is – bij afwezigheid van de voorzitter – ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 23 september 2025.
De oudste raadsheer beveelt, namens de voorzitter:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 5.435,29 (vijfduizend vierhonderdvijfendertig euro en negenentwintig cent) op bankrekeningnummer [iban] t.n.v. Stichting Derdengelden Van Berge Henegouwen Advocaten o.v.v. [verzoeker] / 530.
Amsterdam, 23 september 2025,
mr. A.W.T. Klappe