In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor de verhuizing van haar minderjarige kinderen naar [plaats A]. De rechtbank Noord-Holland had eerder, op 26 november 2024, dit verzoek afgewezen. De moeder was inmiddels al verhuisd naar [plaats A] zonder toestemming, terwijl de kinderen bij de vader in [plaats B] woonden. De moeder stelde dat de rechtbank de belangen van de kinderen en haarzelf niet goed had afgewogen en dat de verhuizing in het belang van de kinderen zou zijn. De vader daarentegen betoogde dat de moeder niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat zij al was verhuisd en dat de huidige situatie in het belang van de kinderen was. Het hof oordeelde dat de moeder ontvankelijk was in haar verzoeken, maar dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de verzoeken van de moeder moesten worden afgewezen. Het hof benadrukte dat de kinderen al meer dan een half jaar bij de vader woonden, goed functioneerden in hun nieuwe omgeving en dat een verhuizing naar [plaats A] niet in hun belang zou zijn. De verzoeken van de moeder werden afgewezen en de beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd.