Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001107-25
Datum uitspraak: 2 oktober 2025
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 april 2025 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-232620-24 (zaak A) en 15-307602-24 (zaak B), en 15-235201-23 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
adres: [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak B is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 september 2025 en het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsvrouw en de gemachtigde van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de bewijsoverweging aanvult met de navolgende overweging. Het hof zal daarnaast een beslissing nemen over de dadelijke uitvoerbaarheid, de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en de voorlopige hechtenis.
Aanvullende bewijsoverweging
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals in de onderhavige zaak zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, dat wil zeggen: een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Met de thans gebruikelijke formulering van de maatstaf van de aanmerkelijke kans is geen wezenlijk andere of grotere mate van waarschijnlijkheid tot uitdrukking gebracht dan met de in oudere rechtspraak gebruikte formulering “de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans”.
Oplegging van maatregelen
De rechtbank heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde de maatregel van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: de tbs-maatregel met dwangverpleging) opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel van de terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: de tbs-maatregel met voorwaarden) zal worden opgelegd. Zij heeft gevorderd dat het hof de in het maatregelenrapport van de reclassering genoemde voorwaarden stelt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de tijd die de verdachte in detentie heeft doorgebracht stabiliteit heeft gebracht. De verdachte is ingesteld op zijn medicatie en is gemotiveerd om mee te werken aan de door de reclassering gestelde voorwaarden. Daarnaast heeft de advocaat-generaal de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel gevorderd en schorsing van de voorlopige hechtenis onder dezelfde voorwaarden als die aan de tbs-maatregel met voorwaarden worden verbonden, met ingang van het moment waarop de verdachte wordt opgenomen in FPK Inforsa of een soortgelijke forensische instelling.
De raadsvrouw heeft verzocht bij een bewezenverklaring de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen, met de door de reclassering gestelde voorwaarden. Zij heeft aangevoerd dat de verdachte in zijn tijd in detentie een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en aan zichzelf heeft gewerkt. De verdachte is ingesteld op zijn medicatie, werkt mee aan behandeling en erkent zijn problematiek. De raadsvrouw heeft verzocht de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Sr af te wijzen, omdat in de beslissing te gelegener tijd om de tbs-maatregel te beëindigen besloten ligt dat langere behandeling niet meer nodig is.
Het hof overweegt dat, omdat het feit de verdachte niet kan worden toegerekend, de verdachte geen straf zal worden opgelegd. Wel biedt de wet de mogelijkheid tot oplegging van een maatregel. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Het handelen van de verdachte heeft een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hoewel het letsel uiteindelijk relatief beperkt is gebleven in vergelijking met het zwaar lichamelijk letsel dat had kunnen ontstaan, had dit incident ook zomaar anders kunnen aflopen. Dit maakt het bewezenverklaarde een ernstig feit. Omdat het handelen van de verdachte volledig is voortgekomen uit zijn stoornissen, zal moeten worden bepaald of een maatregel dient te worden opgelegd ter behandeling van de verdachte en ter voorkoming van recidive. In het Pro Justitia rapport van 25 november 2024 staat dat bij de verdachte het recidiverisico ten aanzien van geweldsdelicten matig tot hoog is. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft deskundige Stam verklaard dat het recidiverisico eerder hoog is dan matig. Gezien de ernst van het bewezenverklaarde in combinatie met de stoornissen van de verdachte, is het hof van oordeel dat de oplegging van een maatregel noodzakelijk is.
Over de oplegging van een maatregel staat in het Pro Justitia rapport het volgende vermeld. De onderzoekers zien bij bewezenverklaring van het tenlastegelegde aanleiding om een tbs-maatregel te adviseren. Aanvankelijk werd de vormgeving van de voorgestelde behandeling ter beperking van het recidiverisico met minder ingrijpende maatregelen of binnen andere juridische kaders niet toereikend geacht, gezien de voorgeschiedenis met mislukte voorwaardelijke kaders. Een zorgmachtiging zou onvoldoende houvast bieden om de verdachte (langdurig) te kunnen behandelen. De verdachte heeft zich in het verleden bovendien structureel niet aan voorwaarden en afspraken gehouden, nam de benen tijdens vrijheden en was noch zijn impulsen noch zijn verslaving de baas. Bij een bewezenverklaring is vast te stellen dat sprake is van een langdurig patroon met uiteenlopende (geweldsdelicten) met gevaar voor derden vanuit meervoudige, complexe psychopathologie bij een kwetsbare, getraumatiseerde man zonder probleeminzicht die tegen zichzelf en anderen beschermd dient te worden. De problemen in het leven van de verdachte zijn hardnekkig, diepgeworteld en chronisch, en de noodzakelijke behandeling zal naar verwachting langdurig zijn. De therapieën die de verdachte nodig heeft waardoor hij onder andere beter gewapend zal raken tegen de verleidingen van gebruik, duren vaak jaren. Zodoende beschreven de onderzoekers aanvankelijk dat het recidivegevaar naar verwachting onvoldoende zou kunnen worden afgewend door het stellen van voorwaarden, aangezien de verdachte aangaf niet te willen meewerken. Bij de bespreking met de verdachte van het (concept)rapport gaf de verdachte echter aan, in tegenstelling tot in eerdere gesprekken, wel degelijk te zullen gaan meewerken aan behandeling. Hij zei zich te realiseren dat hij hulp nodig heeft, maar dat hij het niet eens is met de gestelde psychotische stoornis. Desondanks kwamen de onderzoekers en de verdachte wel tot de consensus dat de verdachte ernstig in de problemen zit, dat zijn leven een rigoureuze wending zal moeten nemen en dat hij (psychische) hulp nodig heeft. De verdachte stemde in met een klinische behandeling en wilde meewerken aan voorwaarden, waaronder het abstinent blijven van middelen. De onderzoekers hebben een tbs-maatregel met voorwaarden geadviseerd, aangezien de verdachte zich nu wel gemotiveerd toont tot het zich houden aan voorwaarden en medewerking aan behandeling.
De reclassering heeft onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van de tbs-maatregel met voorwaarden. In het reclasseringsadvies van 10 januari 2025 staat vermeld dat de reclassering ernstige twijfels heeft over de haalbaarheid van de tbs-maatregel met voorwaarden. Redenen hiervoor zijn het middelengebruik, het beperkte probleeminzicht (de verdachte ontkent psychotisch te zijn), het weigeren van antipsychotica (dwangmedicatie is niet mogelijk bij de tbs-maatregel met voorwaarden), de omstandigheid dat eerder verplicht contact niet het gewenste effect had, en een gering besef bij de verdachte dat een langdurig forensisch-klinische behandeling noodzakelijk is voor het toewerken naar een delictvrij bestaan. Dit zijn contra-indicaties voor de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden en de reclassering adviseerde hier dan ook negatief over.
Naar aanleiding van nieuwe informatie van de psychiater van de verdachte in detentie, die door de verdediging is verstrekt, heeft het hof ter terechtzitting van 12 augustus 2025 de advocaat-generaal verzocht de reclassering opdracht te geven aanvullend te rapporteren over de verdachte. De reclassering heeft opnieuw onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van de tbs-maatregel met voorwaarden. In het reclasseringsadvies van 12 september 2025 staat vermeld dat de verdachte zijn tijd in [detentieadres] goed heeft gebruikt. De verdachte is goed ingesteld op medicatie, die hij ook wil blijven gebruiken. De verdachte erkent zijn problematiek en werkt inmiddels mee aan de behandeling. De verdachte kan benoemen waarom de reclassering aanvankelijk negatief was over de tbs-maatregel met voorwaarden en waarom hij hiervoor nu wel in aanmerking kan komen. De verdachte heeft verklaard dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen gedrag en psychische gesteldheid, veel sport, goed naar zijn behandelaren luistert en geen drugs meer wil gebruiken en daar hulp voor nodig heeft na detentie. De reclassering adviseert daarom nu positief over de tbs-maatregel met voorwaarden en ziet mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering adviseert de volgende voorwaarden te stellen: geen strafbaar feit plegen, meewerken aan reclasseringstoezicht, meewerken aan een time-out, niet naar het buitenland gaan, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod, een locatieverbod, meewerken aan dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening. Daarnaast heeft de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel geadviseerd en de combinatie met een schorsing van de voorlopige hechtenis onder dezelfde voorwaarden. Ook is het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Sr geadviseerd.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij meewerkt aan zijn behandeling en zich aan de afspraken houdt, elke dag sport, erkent dat hij problemen heeft en begrijpt dat hij hulp nodig heeft en dat de noodzakelijke behandeling lang kan gaan duren. Hij gebruikt extra medicatie en begrijpt dat hij deze moet blijven gebruiken zolang dat nodig is. Hij is gemotiveerd om aan zichzelf te werken en wil nooit meer drugs gebruiken. Hij is bereid zich aan alle geadviseerde voorwaarden te houden.
Tbs-maatregel met voorwaarden
Alles afwegende is het hof van oordeel dat aan de verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden dient te worden opgelegd. De verdachte komt authentiek over in zijn wens om aan zichzelf te werken en zich aan de te stellen voorwaarden te houden. Het hof stelt vast dat aan de wettelijke eisen als genoemd in de artikelen 37a en 38 Sr is voldaan, aangezien bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van die maatregel eist.
Bij het formuleren van de aan de tbs-maatregel te koppelen voorwaarden zal het hof aansluiting zoeken bij hetgeen door de reclassering is voorgesteld en door de advocaat-generaal is gevorderd, met uitzondering van het locatieverbod. Het locatieverbod houdt in dat de verdachte zich niet op of nabij het centraal station van Amsterdam mag bevinden. De oplegging van dit locatieverbod acht het hof niet noodzakelijk. Enerzijds niet omdat niet valt uit te sluiten dat de verdachte op enig moment tijdens de tbs-maatregel behandeling zal moeten ondergaan in (het centrum van) Amsterdam. Anderzijds niet omdat het denken en handelen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit volledig werd gekleurd door zijn paranoïde overtuigingen en desorganisatie in zijn denken en gedrag en dus niet specifiek was gericht op de betreffende beveiliger van het centraal station in Amsterdam.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e Sr, stelt het hof vast dat het bewezen geachte feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Zoals hiervoor is overwogen, is het risico op recidive matig tot hoog indien de verdachte zonder behandeling weer vrij zal komen. In dat geval moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het hof zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden bevelen.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof voorts van oordeel dat de kans aanwezig is dat het recidiverisico na afloop van de tbs-maatregel met voorwaarden nog niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. Het hof is daarom van oordeel dat het noodzakelijk is om de verdachte daarnaast de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verdachte ook na de tbs-maatregel met voorwaarden, indien dat dan nodig blijkt, onder toezicht te stellen, zodat het risico op recidive wordt geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan. Aan de verdachte wordt immers de tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd. Daarnaast is de oplegging van de maatregel van artikel 38z Sr naar het oordeel van het hof in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van die maatregel en het eventuele bepalen van specifieke voorwaarden zal in de laatste fase van de executie van de tbs-maatregel met voorwaarden plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45 en 302 Sr.