ECLI:NL:GHAMS:2025:2735

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
23-000126-55
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met verbeterde kwalificatie van mishandeling tegen levensgezel

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 15 augustus 2025 in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2025. De zaak betreft een verdachte die is beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de opgelegde straf, die wordt vernietigd. De kwalificatie van de bewezenverklaring wordt verbeterd naar mishandeling begaan tegen zijn levensgezel. De verdachte heeft zijn ex-partner gedurende een lange periode psychisch mishandeld, wat heeft geleid tot psychische klachten bij het slachtoffer. Het hof houdt rekening met de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de gezondheid van de verdachte en zijn financiële situatie. De verdachte is niet eerder veroordeeld en het hof oordeelt dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, gecombineerd met een geldboete van €500, passend is. De geldboete moet in vijf maandelijkse termijnen worden voldaan. Het hof bevestigt het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000126-25
datum uitspraak: 15 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2025 in de strafzaak onder het parketnummer 13-009329-24 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1956,
adres: [adres] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 augustus 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de kwalificatie gelet op de bewezenverklaring verbeterd zal lezen als navermeld.
Ook zal het hof de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen vervangen en, na het eventueel instellen van beroep in cassatie, uitwerken in de op te maken aanvulling op dit arrest. De door de raadsman in hoger beroep gevoerde verweren leiden niet tot een ander oordeel en worden weerlegd door de inhoud van deze bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden aan de juistheid en betrouwbaarheid van de tot het bewijs gebezigde verklaringen te twijfelen.

Verbeterde lezing van de kwalificatie

Het hof leest de kwalificatie van het bewezenverklaarde verbeterd als:
mishandeling begaan tegen zijnlevensgezel.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken, met een proeftijd van twee jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht, in het geval van een bewezenverklaring, toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de verdachte stress zou veroorzaken, dat een taakstraf gezien de gezondheidstoestand van de verdachte niet mogelijk is, en dat de verdachte met pensioen is en geen inkomen heeft anders dan een AOW uitkering.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende een lange periode zijn ex-partner psychisch mishandeld. Dit bestond onder meer uit het bedreigen, kleineren en vernederen van het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer bovendien voedsel onthouden en haar medische hulpverlening ontzegd, waaronder het bezoek van een huisarts. Deze gedragingen hebben bij het slachtoffer geleid tot psychische klachten.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof houdt rekening met de omstandigheid dat de onderhavige zaak een oud feit betreft. Ook houdt het hof rekening met de gezondheidssituatie van de verdachte. In dat kader heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies van 8 januari 2025, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte bij een veroordeling in staat is een geldboete te voldoen. De verdachte ontvangt een AOW-uitkering. Ter terechtzitting in hoger beroep is voorts gebleken dat de verdachte momenteel voldoende zelfredzaam is om voor zichzelf te zorgen, doch medisch gezien niet in staat is een taakstraf te verrichten. Gelet op het voorgaande en gelet op de ernst van het feit, is het hof van oordeel dat niet kan worden afgezien van het opleggen van een straf of maatregel. In dat oordeel ligt besloten dat toepassing van artikel 9a Sr wat het hof betreft niet aan de orde is.
Alles afwegende acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een geldboete van na te melden duur en hoogte passend en geboden, te voldoen in vijf maandelijkse termijnen. Hiermee wordt enerzijds beoogd de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen, terwijl daarmee anderzijds wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat het totaal van de geldboetes mag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 100,00 (honderd euro).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. W.F. Groos en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van
mr. A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 augustus 2025.
mr. A.W.T. Klappe is buiten staat dit arrest te ondertekenen.