Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.De procedure in hoger beroep
3.De feiten
1. Algemeen
4.De omvang van het hoger beroep
5.De motivering van de beslissing
Zodra het echtscheidingsverzoek is ingediend en de echtgenoten niet langer samen een huishouding voeren, eindigt de afspraak van artikel 2.1 van deze huwelijkse voorwaarden”.Uit deze tekst volgt naar het oordeel van het hof dat de regeling met betrekking tot de kosten van de huishouding eindigt als aan twee cumulatieve voorwaarden is voldaan: het echtscheidingsverzoek is ingediend
enpartijen voeren niet langer samen een huishouding. De man heeft niets aangevoerd op grond waarvan van een andere uitleg van de huwelijkse voorwaarden moet worden uitgegaan. Dit betekent dat de regeling met betrekking tot de kosten van de huishouding zoals opgenomen in artikel 2.1 van de huwelijkse voorwaarden pas is geëindigd met ingang van de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek, te weten 28 juli 2023.
“Alles wat wordt ontvangen bedoeld voor levensonderhoud, zoals kinderalimentatie, nabestaandenpensioen en financiële tegemoetkomingen van de overheid (…)”. De man stelt dat uit het woord “zoals” volgt dat geen sprake is van een limitatieve opsomming van wat onder inkomen valt. Dat kan zo zijn, maar duidelijk is dat met bedoelde zin geduid wordt op geld dat uit een bron (arbeid, uitkering) wordt ontvangen en niet op de bron (vermogen) zelf. De tekst geeft dan ook geen aanknopingspunten voor een andere uitleg en ook verder is niet aannemelijk gemaakt dat de bedoeling van partijen is geweest dat met het begrip inkomen in de huwelijkse voorwaarden ook vermogen wordt bedoeld.
Beste [de man] , In 2020 en 2021 reed je een schade met mijn zakelijke auto. In 2020 was het schade bedrag 2.817,28 en in 2021 was dit 2.969,84 euro. Wij spraken af dat je deze reparatiekosten zou terugbetalen.(..)”.De man heeft deze afspraak betwist.
Ik kwam niet altijd na wat ik zei in de zin van financiën of wat ik in jou optiek niet nakwam. Ja dat klopt.” Uit deze zin blijkt – anders dan de vrouw stelt – niet dat dit ziet op een door partijen gemaakte afspraak in verband met de afhandeling van de schade aan de auto van de vrouw. Het blijkt ook niet uit de rest van de mail. De vrouw heeft evenmin gesteld waarin het onrechtmatig handelen van de man met haar zakelijke auto heeft bestaan. Het enkele feit dat hij tijdens het gebruik van de auto deze (meermaals) heeft beschadigd is daarvoor niet voldoende (zie HR 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:17, rov. 3.1.1 en 3.1.2).