ECLI:NL:GHAMS:2025:277

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
200.325.125/02 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van B.V. Huizenmij met betrekking tot superdividend en aandeelhoudersconflicten

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2025 een beschikking gegeven inzake de besloten vennootschap B.V. Huizenmij. De Ondernemingskamer heeft een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Huizenmij, met name met betrekking tot de uitkering van een superdividend en de verhoudingen binnen de vennootschap. De aanleiding voor het onderzoek was een verzoek van [A], die twijfels had over het beleid van Huizenmij en de wijze waarop de informatieverstrekking aan de aandeelhouders plaatsvond. De Ondernemingskamer heeft eerder op 6 juli 2023 al een onderzoek bevolen, maar [A] heeft verzocht om uitbreiding van dit onderzoek naar verschillende onderwerpen, waaronder de juistheid van de jaarrekeningen en de besluitvorming rondom het superdividend. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en heeft het verzoek tot uitbreiding van het onderzoek toegewezen. De Ondernemingskamer heeft ook de verzoeken om onmiddellijke voorzieningen, zoals de benoeming van een tweede bestuurder, afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat het huidige bestuur niet naar behoren functioneerde. De beschikking is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren van de Ondernemingskamer.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.325.125/02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 9 januari 2025
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. HUIZENMIJ,
gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mrs. M.P.H. Sandersen
J.S. Mennema, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. HUIZENMIJ,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
e n t e g e n

1.[A] ,

wonende te [plaats] ,
advocaat: en
mr. S. Knottnerus, kantoorhoudende te Amsterdam,
2. de stichting
[H],
gevestigd te [plaats] ,
advocaat:
mr. J. Stikkelbroeck,kantoorhoudende te Amsterdam,
3.
[B],
wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDEN,
e n t e g e n

4.[C] ,

wonende te [plaats] ,
5.
[D],
wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. G.C. Endedijk, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

6.[E] ,

wonende te [plaats] ,
advocaat:
mr. A.M. van Riemsdijk, kantoorhoudende te Bilthoven
7.
[F],
wonende te [plaats] ,
8. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR TER CONTINUERING
HUIZENMAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Amsterdam,
9. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
LUTHERS DIAKONESSENHUIS FONDS,
gevestigd te Amsterdam,
BELANGHEBBENDEN.
Hierna zullen partijen als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster tevens verweerster als Huizenmij;
  • belanghebbende sub 1 als [A] ;
  • belanghebbende sub 2 als de [H] ;
  • belanghebbende sub 3 als [B] ;
  • belanghebbende sub 4 als [C] ;
  • belanghebbende sub 5 als [D] ;
  • belanghebbende sub 6 als [E] ;
  • belanghebbende sub 7 als [F] ;
  • belanghebbende sub 8 als de STAK; en
  • belanghebbende sub 9 als LDF.

1.Het verloop van het geding

1.1
Bij beschikking van 6 juli 2023 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Huizenmij over de periode vanaf 1 januari 2021, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd om het onderzoek te verrichten en bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding bepaald dat alle aandelen in Huizenmij met ingang van de datum van de beschikking ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon.
1.2
Bij beschikking van 12 juli 2023 heeft de Ondernemingskamer mr. J.H. van Woudenberg te Amsterdam als beheerder van aandelen aangewezen zoals bedoeld in de beschikking van 6 juli 2023 (hierna: de beheerder of Van Woudenberg).
1.3
[A] heeft bij op 13 mei 2024 ingekomen verzoekschrift de Ondernemingskamer verzocht, samengevat;
een nader onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken bij Huizenmij met betrekking tot de in het verzoekschrift genoemde onderwerpen, althans te bepalen dat het onderzoek waartoe per beschikking van 6 juli 2023 werd besloten wordt uitgebreid met betrekking tot de in het verzoekschrift genoemde onderwerpen, over een periode van 1 januari 2018 tot en met heden;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure;
a. naast [E] een tijdelijke onafhankelijke bestuurder aan te wijzen voor Huizenmij die Huizenmij zelfstandig kan vertegenwoordigen en zonder wie Huizenmij niet kan worden vertegenwoordigd;
b. een (nieuwe) beheerder van de aandelen aan te wijzen.
1.4
Huizenmij heeft bij op 13 juni 2024 ingekomen verweerschrift, tevens houdende een
zelfstandig tegenverzoek, de Ondernemingskamer verzocht, samengevat;
a. het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij Huizenmij uit te breiden met de onderwerpen vermeld in het zelfstandig tegenverzoek, in de mate en op de wijze die de Ondernemingskamer passend acht, en dit gedeelte van het onderzoek te beperken tot de periode na 25 mei 2023;
b. de door [A] gevraagde onmiddellijke voorzieningen te weigeren.
1.5
De [H] heeft bij op 13 juni 2024 per email ingekomen verweerschrift en – voor zover vereist – zelfstandig tegenverzoek, de verzoeken van [A] ondersteund en verzocht deze toe te wijzen.
1.6
[C] en [D] hebben bij verweerschrift van 13 juni 2024 de Ondernemingskamer verzocht de verzoeken van [A] af te wijzen.
1.7
Van Woudenberg heeft in haar hoedanigheid als beheerder van aandelen bij verweerschrift van 13 juni 2024 de Ondernemingskamer meegedeeld dat zij geen aanleiding ziet om het onderzoek uit te breiden of nadere onmiddellijke voorzieningen te treffen.
1.8
De verzoeken zijn behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 4 juli 2024. De advocaten hebben ter zitting de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. De [H] heeft verzocht een onderzoeker aan te wijzen. Partijen hebben vervolgens getracht in onderling overleg tot overeenstemming te komen. Dat is uiteindelijk niet gelukt en partijen hebben de Ondernemingskamer verzocht alsnog een beschikking te geven.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over Huizenmij, een vastgoedonderneming die is opgericht door de families [I] en [J] , die ieder de helft van de aandelen in de vennootschap hielden. De aandelen zijn in 2002 gecertificeerd en overgedragen aan de STAK. Beide staken zijn gelijk vertegenwoordigd in het bestuur van de STAK, waarin feitelijk ook de algemene vergadering van Huizenmij plaatsvindt. Het belang van de familie [I] is inmiddels overgegaan op de [H] , maar de familie [J] is nog betrokken bij de vennootschap. [A] houdt inmiddels 1.596 certificaten van aandelen in Huizenmij en daarmee een belang van ca. 49.9% in Huizenmij. Haar zonen [B] en [E] houden ieder twee certificaten. Na het overlijden van de echtgenoot van [A] op 17 oktober 2021, moet de familie [J] een fors bedrag aan successierechten betalen. Om de familie [J] daartoe in staat te stellen, is het idee opgekomen dat Huizenmij een superdividend zal uitkeren. Door spanningen in de familie [J] is de besluitvorming rond het superdividend geblokkeerd, terwijl de tijd dringt. Nadat de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Huizenmij heeft bevolen en Van Woudenberg heeft aangesteld als beheerder van de aandelen, zijn de spanningen gebleven.
2.2
Voor een beschrijving van de feiten verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikking van 6 juli 2023. De Ondernemingskamer voegt daar het volgende aan toe.
Procedure bij de rechtbank
2.3
Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam beschikking gewezen (ECLI:RBAMS:2023:4630) in de verzoekschriftprocedure op grond van artikel 2:298 BW als bedoeld onder 2.37 van de beschikking van de Ondernemingskamer van 6 juli 2023. De Rechtbank heeft – kort gezegd – overwogen dat het bestuur van de STAK (nog steeds) gevormd wordt door [A] , [C] en [D] , dat uit de over en weer gemaakte verwijten op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien geen grond opleveren om één of meer bestuurders van de STAK te schorsen of te ontslaan. Wel heeft de rechtbank geconstateerd dat tussen partijen een “onherstelbare vertrouwensbreuk” bestaat, die een lange voorgeschiedenis kent. Met partijen heeft de rechtbank daarin aanleiding gezien een voorlopige voorziening te treffen.
2.4
De rechtbank heeft Van Woudenberg als tijdelijk bestuurder van de STAK benoemd met beslissende stem en bepaald dat Van Woudenberg zelfstandig bevoegd is de STAK te vertegenwoordigen en dat zonder haar de STAK niet vertegenwoordigd kan worden. De rechtbank heeft Van Woudenberg meegegeven dat zij het uitdrukkelijk tot haar taak mag rekenen om in de opvolging van het zittende STAK-bestuur te voorzien, met inachtneming van de twee (groepen) certificaathouders.
2.5
Van Woudenberg heeft in haar tussentijds verslag van 20 november 2023 verzocht haar benoeming als tijdelijk bestuurder van de STAK met vijf maanden te verlengen, omdat zij haar taak nog niet volledig heeft kunnen uitvoeren.
2.6
Bij beschikking van 25 januari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:431 heeft de rechtbank de benoeming van Van Woudenberg verlengd en overwogen dat zij haar taak nog niet heeft voltooid en ook nog altijd een impasse bestaat binnen de STAK (rov. 4.4) terwijl de bezwaren die tegen verlenging van de benoeming zijn aangevoerd geen aanleiding geven de benoeming van Van Woudenberg niet te verlengen.
2.7
Bij beschikking van 10 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6309 heeft de rechtbank een door Van Woudenberg als tijdelijk bestuurder van de STAK gedaan verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Dat verzoek strekte ertoe de vergadering van certificaathouders te verbieden te besluiten tot statutenwijziging, decertificering van de aandelen en ontbinding van de STAK.
Financiële positie Huizenmij
2.8
Uit de fiscale jaarrekening over het boekjaar 2022-2023 blijkt dat het resultaat dat boekjaar ten opzichte van het voorgaande jaar met twee derde is gedaald naar € 392.266. In een korte toelichting op de jaarrekening heeft Huizenmij als grootste tegenvallers genoemd de hoge rente en inflatie, de kosten van achterstallig onderhoud, de vertraging bij de verkoop van de ontwikkelprojecten en de hoge juridische kosten. Huizenmij verwacht dat er vanaf 2023 slechts marginale resultaten behaald kunnen worden (tussen € 100.000 en € 200.000 per jaar) tot 2030. Vanaf de periode 2026-2030, als de rentevaste perioden op de financieringen aflopen en de rentelast opnieuw moet worden bepaald, voorziet Huizenmij structurele verliezen van € 500.000 – € 600.000 per jaar uitgaande van 5% rente, of van € 300.000 per jaar uitgaande van (de huidige) 4,5% rente.
2.9
In dezelfde toelichting heeft Huizenmij over de relatie met het uitkeren van het superdividend het volgende geschreven:
“Zou er geen superdividend worden uitgekeerd dan zou het netto resultaat ca. 400k/jaar t/m 2030 zijn, maar vanaf 2030 ontstaat dan (door de hogere rente) hetzelfde probleem als zich nu al aandient, nl. 200/300k verlies per jaar.”
Huizenmij heeft verder geschreven – geparafraseerd weergegeven – dat het enige scenario om de verliezen af te wenden is dat voor circa € 20 miljoen vastgoed moet worden verkocht. Dat is zij niet van plan, gelet op de continuïteitsgedachte van de onderneming.
2.1
Tijdens gecombineerde bestuursvergaderingen van de STAK en algemene vergaderingen van Huizenmij van 15 en 18 maart 2022 heeft [A] haar zorgen geuit over de financiële situatie van de vennootschap. Zoals uit het verslag blijkt, heeft zij daarbij verzocht om een externe evaluatie van het financiële beleid, de kostenstructuur en het rendement versus personeelskosten, inclusief de projectontwikkeling. In het verslag is daarover onder andere het volgende vermeld:
“ [A][ [A] , OK]
staat erop dat er een onafhankelijke externe evaluatie komt. [K][ [K] , controller, OK]
vraagt waarop er dan geëvalueerd moet worden. [D][ [D] , OK]
vraagt aan [A] duidelijker te zijn, wat de aanleiding is en het beoogde doel van een extern onderzoek. [K] legt uit dat als er een offerte bij een externe partij moet worden aangevraagd, wel duidelijk aangegeven zal moeten worden, wat er getoetst moet worden. [A] wil van financieel beleid, kostenstructuur, rendement versus personeelskosten inclusief projectontwikkeling. [K] geeft aan dat alle informatie aanwezig en beschikbaar is binnen het eigen organisatie. (…) [D] stelt voor dat [A] aan [K] de informatie vraagt en dat [K] die verstrekt en voegt daaraan toe dat het fijn zou zijn, dat een achterstand aan informatie zich niet meteen vertaald in argwaan.”
2.11
In de periode daarna zijn de financiële situatie van Huizenmij, de projectontwikkeling, het vastgoed en de gevolgen daarvan voor het uitkeren van superdividend regelmatig onderwerp van gesprek gebleven tijdens de bestuursvergaderingen van de STAK en de algemene vergadering van aandeelhouders van Huizenmij. De gang van zaken was voor de [H] aanleiding om [F] voor te dragen als nieuwe bestuurder van de STAK, vanwege zijn ervaring in het vastgoed.
2.12
Huizenmij is zich de afgelopen tien jaar naast het beheren van vastgoed ook gaan richten op projectontwikkeling. Vanaf 2018 heeft Huizenmij geïnvesteerd in het project Singel 326-328 te Amsterdam en in het project Gein Zuid 9 te Abcoude. Huizenmij heeft de afgelopen jaren € 4.816.536 miljoen gestoken in project Singel 326-328 en € 7.796.512 in project Gein Zuid 9.
2.13
Het project Singel is deels verkocht. Thans resteert nog 1 appartement. Uit taxatierapporten van Cushman & Wakefield en van CBRE uit 2020 blijkt dat de waarde van het project Gein Zuid door Cushman & Wakefield wordt getaxeerd op maximaal € 5.200.000 en door CBRE op € 3.355.000.
Informatieverstrekking
2.14
Na de mondelinge behandeling van 25 mei 2023 in deze enquêteprocedure hebben [F] namens de [H] en [A] Huizenmij gevraagd om financiële informatie te verstrekken, waaronder voorlopige jaarcijfers, kolommenbalansen en een overzicht van de gemaakte juridische kosten.
2.15
Op 22 september 2023 is een oproeping verstuurd voor een gecombineerde bestuursvergadering van de STAK en een algemene vergadering van aandeelhouders van Huizenmij op 12 oktober 2023. Bij die oproeping was behalve de agenda geen (financiële) informatie gevoegd. Op de agenda stond besluitvorming over de jaarrekening over het boekjaar 2022-2023 en het superdividend.
2.16
Onder verwijzing naar artikel 10 van de statuten van Huizenmij hebben de certificaathouders vervolgens in verschillende e-mails aangedrongen op het verstrekken van financiële informatie, zoals de balans, de winst- en verliesrekening, de toelichting daarop, de jaarrekening en het jaarverslag.
2.17
Bij e-mail van 4 oktober 2023 heeft Van Woudenberg het volgende geschreven over het verstrekken van financiële informatie aan de certificaathouders:
“In het algemeen geldt dat ik in de korte tijd dat ik betrokken ben heel erg mijn best heb gedaan om de benodigde informatie tijdig (voordat tot uitkering van superdividend moest worden overgegaan) beschikbaar te krijgen. De accountant wilde aanvankelijk de concept jaarrekening pas op z'n vroegst in november opleveren, waardoor dus deze in het kader van de uitkeringstoets niet zou kunnen worden gebruikt. Dit is naar voren gehaald, waardoor de uitkeringstoets alsnog op basis van de meest actuele informatie kon plaatsvinden etc. Dat een en ander buiten de termijn van de statuten valt kan zo zijn, maar is door mij niet te voorkomen geweest. Ik heb er zo veel mogelijk druk op gezet, zoals ook al toegelicht. Uit de informatie van zowel de accountant als [E] volgde dat er niet eerder voldoende adequate cijfers beschikbaar waren om te verspreiden. Ik heb die ook niet ontvangen. Dat is niet prettig, maar een feit. Het is me niet gelukt om ook dat moment naar voren te halen.”
2.18
Huizenmij heeft op 4 oktober 2023 een fiscale jaarrekening met toelichting over het boekjaar 2022-2023, een toelichting op de balans- en uitkeringstest in het kader van het uit te keren superdividend en een overzicht van de (mogelijke) afkoop van dividend met de certificaathouders gedeeld. Op 10 oktober 2023 is het concept accountantsverslag en een concept controleverklaring van de accountant gedeeld.
2.19
De certificaathouders hebben daarna verzocht de agendapunten die betrekking hebben op de jaarrekening tijdens een nieuwe vergadering te behandelen, omdat er te weinig tijd zou zijn om de daartoe verstrekte stukken te bestuderen. Van Woudenberg heeft op 10 oktober 2023 als volgt op die verzoeken gereageerd:
“Dat de jaarstukken niet tijdig gereed waren en niet tijdig ter inzage lagen (vier dagen te laat), maakt niet dat daarover nu geen besluitvorming zou kunnen plaatsvinden. De bestuurder van Huizenmij heeft overigens nooit gezegd dit geen probleem te vinden, zoals in de mail wordt verondersteld. Er is verder heel hard aan gewerkt om ervoor te zorgen dat de jaarrekening er nu ligt, door alle betrokkenen. (...) Ik zie dus geen reden om de jaarrekening niet op 12 oktober 2023 als onderwerp van de agenda te behandelen. Mocht het zo zijn dat voorafgaand of tijdens de vergadering blijkt dat vragen door de accountant en bestuurder-controller van Huizenmij niet kunnen worden beantwoord en mocht blijken dat onduidelijk is of de jaarrekening een juiste weergave vorm van de financiën van Huizenmij van het afgelopen boekjaar, kan zo nodig altijd nog een nieuwe vergadering worden belegd.”
2.2
Op de gecombineerde vergadering van 12 oktober 2023 waren alle partijen aanwezig, bijgestaan door hun advoca(a)t(en) en waren ook controller [K] en de accountant [L] aanwezig om vragen te beantwoorden. Tijden de vergadering die bijna vier uur heeft geduurd is onder meer over het superdividend gesproken. Van Woudenberg heeft toen geconcludeerd dat verlettering van de aandelen niet aan de orde is. De [H] verleende daaraan namelijk geen medewerking. Het gevolg daarvan was dat niet het volledige bedrag van circa € 6 miljoen aan superdividend aan [A] kon worden uitgekeerd, maar moest worden verdeeld over de certificaathouders. Verder is tijdens de algemene vergadering een toelichting gegeven op de balans- en uitkeringstest en zijn door de certificaathouders vragen gesteld over de mogelijkheden om vastgoed te verkopen. Hierop is besloten om een werkgroep te vormen, bestaande uit Van Woudenberg, [E] , [D] en [F] die in overleg met de accountant van Huizenmij gaat kijken of Huizenmij de mogelijkheid heeft om nog een aanvullend dividend uit te keren en wat dit zou betekenen voor het beleid van Huizenmij of eventuele aanpassing daarvan.
2.21
Tijdens deze vergadering zijn door en namens [A] , [B] en de [H] verschillende vragen gesteld, onder andere over de projectontwikkeling en de keuzes die daarbij worden gemaakt. De vragen zijn onder andere door [E] beantwoord.
2.22
Een dag later, op 13 oktober 2023, heeft Huizenmij een nieuwe algemene vergadering bijeengeroepen op 31 oktober 2023. [A] heeft op 27 oktober 2023 aanvullende vragen gesteld en informatie opgevraagd, waaronder een balans, winst- en verliesrekening, exploitatiebegrotingen en -resultaten van de projecten die Huizenmij ontwikkelt. Huizenmij heeft de vragen gedeeltelijk beantwoord en informatie verstrekt.
2.23
Op de algemene vergadering van 31 oktober 2023 waren, behoudens [A] alle partijen aanwezig, bijgestaan door hun advoca(a)t(en) en waren ook controller [K] en de accountant [L] aanwezig om vragen te beantwoorden. Tijdens de vergadering die bijna drie uur heeft geduurd zijn diverse vragen gesteld en beantwoord en is uiteindelijk met instemming van alle certificaathouders de jaarrekening 2022-2023 van Huizenmij vastgesteld.
Uitkering van superdividend
2.24
Op 5 september 2023 heeft adviesbureau Arcagna namens [A] een gemotiveerd verzoek naar Huizenmij en Van Woudenberg gestuurd om superdividend uit te keren ter hoogte van een bedrag ad € 5.948.046 op de certificaten die in het bezit zijn van de familie [J] . Deze dividenduitkering was enkel bedoeld om de successierechten te voldoen in verband met de erfenis van wijlen [J] . Om gebruik te kunnen maken van belastingvrijstellingen moest het superdividend uiterlijk twee jaar na het overlijden van wijlen [J] , derhalve uiterlijk op 17 oktober 2023, zijn uitgekeerd.
2.25
Op 16 oktober 2023 heeft Huizenmij een bedrag van € 2.992.500 netto dividend aan [A] uitgekeerd, nadat daartoe tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van 12 oktober 2023 was besloten.
2.26
De [H] , [B] en [A] hebben herhaaldelijk verzocht om een verkoopplan om het vastgoed (deels) te verkopen en om meer financiële informatie. Daar is door Van Woudenberg en door Huizenmij afwijzend op gereageerd. [E] heeft namens Huizenmij in dat verband laten weten dat de continuïteit van de onderneming voorop staat.
2.27
Dat heeft de [H] , [B] en [A] ertoe gebracht om op 31 januari 2024 bij monde van [F] te verzoeken om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, die zou kunnen adviseren over het uitkeren van superdividend en over de financiering daarvan. Van Woudenberg heeft hierop als volgt gereageerd:
“Je suggereert dat binnen de werkgroep geen afwegingen worden gemaakt op zakelijke grondslagen, en dat daarom een externe deskundige zou moeten worden benoemd. De suggestie is niet juist; de uitgangspunten van de werkgroep staan in het verslag van de eerste bijeenkomst. Verder is al een externe partij betrokken geweest bij het opstellen van het excelbestand op basis waarvan kan worden gekeken wat de mogelijkheden zijn en heeft Huizenmij ook een accountant die daar nog onafhankelijk naar kan kijken.”
2.28
In de werkgroep is uitgebreid gesproken over een mogelijke verkoop van bepaalde projecten en de vraag of Huizenmij daartoe zou moeten overgaan en zo ja, op welk moment. De certificaathouders zijn via de werkgroep en de verslagen van de bijeenkomsten van de werkgroep over (de mogelijkheden van verkoop van) de projecten geïnformeerd. Zij hebben ook alle onderliggende informatie die in de werkgroep aan de orde is geweest, waaronder het erfpacht- en duurzaamheidsonderzoek en de waarderingsrapporten van het project Gein, ontvangen. Voor de projecten geldt dat deze in de verkoop staan voor zover die nog niet zijn verkocht en dat die verkoop wordt begeleid door makelaars en dat daaraan taxaties ten grondslag liggen.
2.29
Op 12 februari 2024 heeft Arcagna een verzoek aan Van Woudenberg gestuurd om ook het resterende superdividend uit te keren. Het zou gaan om een restant superdividend van € 8.853.600, te vermeerderen met de lopende wettelijke rente. Volgens Arcagna is meer dividend nodig dan aanvankelijk begroot omdat de familie [J] geen gebruik meer kan maken van belastingvrijstellingen vanwege het niet halen van de daarvoor geldende deadline en de omstandigheid dat de aandelen van Huizenmij niet zijn verletterd omdat partijen hierover niet tot een vergelijk konden komen.
2.3
[A] heeft vervolgens voorgesteld om door CBRE een onafhankelijk advies te laten uitbrengen over de mogelijkheden om Huizenmij in staat te stellen het superdividend uit te keren. Dit voorstel is op 20 maart 2024 met Huizenmij en Van Woudenberg gedeeld. Van Woudenberg heeft laten weten dat dit onderzoek en vergoeding van de kosten daarvan wat haar betreft niet aan de orde is, gezien het binnen Huizenmij nog lopende onderzoek. Ook Huizenmij heeft medewerking hieraan geweigerd, waarbij zij heeft verwezen naar de rol van de certificaathouders binnen de vennootschap.
2.31
Tijdens een gecombineerde bestuursvergadering van de STAK en algemene vergadering op 28 maart 2024 is opnieuw gesproken over het uitkeren van superdividend. De [H] , [B] en [A] hebben toen aangedrongen op decertificering, het stoppen met projectontwikkeling en de verkoop van vastgoed.
2.32
Tijdens een gecombineerde bestuursvergadering van de STAK en algemene vergadering op 4 juni 2024 is besloten om geen aanvullend dividend uit te keren. Dat besluit volgt op de bevindingen van de werkgroep dat er eerst objecten zullen moeten worden verkocht om de daarvoor benodigde liquiditeit te creëren.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] heeft de Ondernemingskamer verzocht het op 6 juli 2023 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Huizenmij uit te breiden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Huizenmij, die maken dat uitbreiding van het onderzoek gerechtvaardigd is. In het bijzonder verzoekt zij om een onderzoek naar (i) het financiële beleid van Huizenmij ten aanzien van de voorbereiding van de uitkering van het superdividend, (ii) de juistheid en volledigheid van de (financiële) informatieverstrekking door Huizenmij aan de STAK en de certificaathouders, onder meer over de projectontwikkelingen, (iii) de wijze waarop door of vanwege (de bestuurder van) Huizenmij de verhoudingen binnen de STAK en de algemene vergadering zijn verstoord, (iv) de juistheid van de jaarrekeningen 2021-2022 en 2022-2023 en de besluitvorming daarover en (v) de juistheid van de besluitvorming ten aanzien van het superdividend.
3.2
Hoewel partijen van mening verschillen over het antwoord op de vraag of hetgeen [A] heeft aangevoerd al dan niet gegronde redenen oplevert voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Huizenmij, zijn zij het er wel over eens dat de genoemde onderwerpen raken aan de kern van het tussen hen bestaande wantrouwen en de als gevolg daarvan binnen Huizenmij bestaande impasse. Huizenmij, [A] , de [H] , [B] – en eigenlijk ook [E] , [C] en [D] – menen om die reden allen dat met het gelasten van een (nader) onderzoek naar die onderwerpen en de in dat kader te verkrijgen openheid van zaken, het belang van Huizenmij wordt gediend omdat dit zou kunnen bijdragen aan het herstel van gezonde verhoudingen binnen de rechtspersoon. De Ondernemingskamer zal het verzoek een nader onderzoek te gelasten daarom toewijzen. Daarbij geldt dat de onder (iii) genoemde verstoorde verhoudingen binnen de algemene vergadering van Huizenmij al onderwerp zijn van het bij beschikking van 6 juli 2023 gelaste onderzoek en dat de verstoorde verhoudingen binnen het bestuur van de STAK slechts onderwerp van een te gelasten onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Huizenmij kunnen zijn voor zover die doorwerken in de algemene vergadering van Huizenmij. De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding de onderzoeksperiode te beperken tot de periode na 25 mei 2023, zoals door Huizenmij is verzocht.
3.3
[A] heeft verder verzocht om bij wijze van onmiddellijke voorziening naast [E] een tweede bestuurder van Huizenmij te benoemen. Zij voert daartoe aan dat [E] heeft nagelaten om de beslissingen te nemen die nodig zijn om Huizenmij in staat te stellen het superdividend uit te keren. Zowel ten aanzien van het vastgoedbeheer als de projectontwikkeling zijn de vooruitzichten slecht en het ontbreekt aan de wil om het gevoerde beleid daarop aan te passen. Huizenmij heeft daarom behoefte aan een onafhankelijke professionele bestuurder met kennis en ervaring van financiering, vastgoed en projectontwikkeling, aldus [A] . De [H] ondersteunt het verzoek van [A] en voegt daaraan toe dat [E] als bestuurder van Huizenmij zou moeten worden geschorst. Huizenmij meent dat de benoeming van een extra bestuurder onnodig is en dat het kennelijk gewenste advies en toezicht beter door middel van een raad van commissarissen gerealiseerd kan worden. [C] en [D] hebben aangevoerd dat er geen noodzaak bestaat om bij wijze van onmiddellijke voorziening een tweede bestuurder van Huizenmij te benoemen. [E] functioneert naar behoren en voor zover daar behoefte aan zou bestaan, kan Van Woudenberg als beheerder van de aandelen in Huizenmij en bestuurder van de STAK met beslissende stem, steeds voorzien in een versterking of aanpassing van het bestuur van Huizenmij. Van Woudenberg heeft meegedeeld dat het bestuur van Huizenmij naar behoren functioneert en dat er geen aanleiding bestaat de verzochte onmiddellijke voorziening te treffen.
3.4
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding om bij wijze van onmiddellijke voorziening een tweede bestuurder te benoemen. Dat [E] zijn taken als bestuurder van Huizenmij niet naar behoren zou uitvoeren is niet gebleken. Het feit dat het door [A] gewenste superdividend (op dit moment) niet kan worden uitgekeerd is daarvoor in ieder geval onvoldoende. De beslissing om geen extra dividend uit te keren is bovendien genomen door de algemene vergadering van Huizenmij, na uitvoerig overleg in de daartoe breed samengestelde werkgroep en berust op een gedegen afweging van de betrokken belangen, waaronder die van Huizenmij. Het is verder juist dat de resultaten van Huizenmij op de langere termijn onder druk staan, maar partijen zijn het niet eens over de oorzaken daarvan en dat geldt ook voor de vraag of in het kader van de projectontwikkeling in het verleden steeds de juiste keuzes zijn gemaakt. De Ondernemingskamer acht een en ander van onvoldoende gewicht om nu de verzochte onmiddellijke voorziening te treffen. Daarbij speelt ook een rol dat het in de eerste plaats aan de algemene vergadering van Huizenmij (in casu het bestuur van de STAK) is om te beslissen of het bestuur van Huizenmij aanpassing of versterking behoeft. Zowel Huizenmij als [D] en [C] zijn van oordeel dat dit niet het geval is en dat [E] naar behoren functioneert als bestuurder van Huizenmij. Dit wordt bovendien onderschreven door Van Woudenberg, die in haar hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde beheerder van aandelen en door de rechtbank benoemde onafhankelijk bestuurder van de STAK evenmin aanleiding ziet om naast [E] een tweede bestuurder van Huizenmij te benoemen. Daarbij weegt mee dat de Ondernemingskamer, zoals hierna zal blijken, geen grond ziet te twijfelen aan de wijze waarop Van Woudenberg haar taak als beheerder van aandelen uitoefent. Bij die stand van zaken kan niet worden aangenomen dat in verband met de toestand van Huizenmij het op dit moment noodzakelijk is dat de Ondernemingskamer nadere onmiddellijke voorzieningen treft.
3.5
In het verlengde van de verzoek om bij wijze van onmiddellijke voorziening een tweede bestuurder te benoemen hebben [A] en de [H] de Ondernemingskamer verzocht om een andere beheerder van aandelen aan te wijzen. Zij voeren daartoe aan dat Van Woudenberg heeft nagelaten om de nodige besluiten te nemen waaronder het benoemen van nieuwe bestuurders van de STAK en het uitkeren van het superdividend. [A] en de [H] menen dat Van Woudenberg de zijde van [E] , [D] en [C] heeft gekozen en dat zij niet langer onpartijdig kan optreden.
3.6
De Ondernemingskamer zal ook dit verzoek afwijzen. Daarbij wordt vooropgesteld dat met de overdracht van de aandelen ten titel van beheer de aan de aandelen verbonden vennootschapsrechtelijke bevoegdheden (waaronder het vergaderrecht en het stemrecht) tijdelijk zijn overgedragen aan de beheerder van aandelen en dat het niet aan de Ondernemingskamer is, maar aan de beheerder van aandelen om met inachtneming van alle daarbij betrokken belangen, te beoordelen of en, zo ja, op welke wijze die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend.
3.7
De Ondernemingskamer heeft geen aanleiding te betwijfelen dat Van Woudenberg haar taken als beheerder van aandelen zorgvuldig uitoefent en heeft uitgeoefend. Zoals hiervoor is overwogen is op 12 oktober 2023 een werkgroep gevormd, bestaande uit Van Woudenberg, [E] , [D] en [F] om in overleg met de accountant te bezien of het mogelijk zou zijn om nog een aanvullend (super)dividend uit te keren en wat dit zou betekenen voor het beleid van Huizenmij. Daarbij is alle noodzakelijke informatie met partijen gedeeld en is telkens op alle (nadere) verzoeken gereageerd. Dat niet alle verzoeken steeds zijn ingewilligd en dat op 4 juni 2024 in de gezamenlijk gehouden bestuursvergadering van de STAK en algemene vergadering van Huizenmij uiteindelijk is besloten (op dit moment) geen nader dividend uit te keren, maakt niet dat de beheerder van aandelen onzorgvuldig of partijdig heeft gehandeld. In de gegeven omstandigheden, waarbij tussen partijen al langere tijd de nodige onenigheid bestaat over de te maken afwegingen en keuzes, heeft de beheerder de mogelijkheden onderzocht en in kaart gebracht en op basis daarvan een besluit genomen, waarbij alle betrokken belangen, waaronder die van Huizenmij, zijn meegewogen. Dat niet iedereen het met dat besluit eens is, maakt niet dat de beheerder van aandelen onzorgvuldig heeft gehandeld of de zijde van de andere partij heeft gekozen. Dat geldt vervolgens ook voor het bezwaar dat Van Woudenberg zou hebben verzuimd nieuwe bestuurders van de STAK te benoemen; nog daargelaten dat dit strikt genomen niet een bevoegdheid is die de beheerder van de aandelen in Huizenmij toekomt, geldt dat partijen het over die benoemingen gewoon niet eens kunnen worden. De tegen het handelen van de beheerder van aandelen aangevoerde bezwaren lijken al met al veeleer hun oorsprong te vinden in hetzelfde diepgewortelde wantrouwen dat ook al ten grondslag lag aan de in de algemene vergadering van Huizenmij ontstane impasse die aanleiding was om Van Woudenberg te benoemen tot beheerder van aandelen. De Ondernemingskamer ziet in het voortduren van dat wantrouwen geen grond nu een nieuwe beheerder van aandelen te benoemen.
3.8
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het op 6 juli 2023 gelaste onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Huizenmij zal worden uitgebreid met de hiervoor onder 3.1 en 3.2 onder i. tot en met v. genoemde onderwerpen. De Ondernemingskamer zal bij nadere beschikking een onderzoeker aanwijzen. De overige verzoeken zullen worden afgewezen. De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt dat het bij beschikking van 6 juli 2023 gelaste onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van B.V. Huizenmij over de periode vanaf 1 januari 2021 mede betrekking zal hebben op de hiervoor onder 3.1 en 3.2 genoemde onderwerpen;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. M.M. Melissen, mr. M.A.M. Vaessen, raadsheren, en mr. drs. G. Boon RA en mr. S.M. Zijderveld, raden, in tegenwoordigheid van mr. J.K.G. Meijer, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.W.H. Vink op 9 januari 2025.