ECLI:NL:GHAMS:2025:2785

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
200.313.026
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor transportschade aan bevroren garnalen tijdens expeditie naar China

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid voor schade aan een lading van vier containers met gekookte, diepgevroren garnalen, die in 2019 bij aankomst in China beschadigd bleken te zijn. De verzekeraar van de ladingbelanghebbenden, [appellant], heeft geprobeerd verhaal te nemen op drie ondernemingen die betrokken waren bij de opslag en het transport van de garnalen vanuit Nederland naar China. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van [appellant] afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de schade was ontstaan tijdens de periode dat de containers onder de hoede van de gedaagden waren. In hoger beroep heeft [appellant] haar eis vermeerderd en de grieven gericht tegen de stelplicht en bewijslast. Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] vorderingsgerechtigd is, maar dat de gedaagden niet als vervoerder zijn opgetreden, maar als expediteur. Het hof heeft de grieven van [appellant] afgewezen, met uitzondering van een grief die betrekking had op de vorderingsgerechtigdheid. Het vonnis van de rechtbank is bekrachtigd, en [appellant] is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.313.026/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/309138/ HAZA 20-692
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 oktober 2025
inzake
[appellant]
gevestigd te [plaats 1] , Kopenhagen, Denemarken,
appellante,
incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
1.
[geïntimeerde 1]
gevestigd te [plaats 2] ,
geïntimeerde,
incidenteel appellante,
advocaat: mr.J. Cox te Amsterdam.

2 [geïntimeerde 2] ,

gevestigd te [plaats 3] ,
geïntimeerde,
incidenteel appellante,
advocaat: mr. J. Cox te Amsterdam.

3 [geïntimeerde 3] .,

gevestigd te [plaats 4] ,
geïntimeerde,
incidenteel appellante,
advocaat: mr. K.H.L. van Waasbergen te Rotterdam.
Partijen worden hierna [appellant] , [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] genoemd.

1.De zaak in het kort

Een lading van vier containers gekookte, diepgevroren garnalen vertoonde bij aankomst in China in 2019 schade. De verzekeraar van ladingbelanghebbenden wil verhaal nemen op drie ondernemingen die betrokken waren bij de opslag en het transport in Nederland met het oog op verscheping naar China. Dat is bij de rechtbank mislukt, omdat er teveel onduidelijkheden bestonden over het ontstaan van de schade. Dat vonnis wordt in dit hoger beroep bekrachtigd.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 13 april 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 19 januari 2022 van de rechtbank Noord-Holland, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiseres en [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties
- memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel van [geïntimeerde 3] , met producties
- memorie van antwoord in principaal appel, tevens houdende bezwaar tegen wijziging van eis en memorie van grieven in incidenteel appel van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , met producties
- memorie van antwoord in incidenteel appel van [appellant] .
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 20 mei 2024 laten toelichten, [appellant] door haar hiervoor genoemde advocaat en mr. Holsbrink, advocaat te Rotterdam , [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] door mr. J. Cox en mr .Van Hazenbroek, beiden advocaat te Amsterdam, en [geïntimeerde 3] door haar hiervoor genoemde advocaat, allen aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog haar in hoger beroep gewijzigde vorderingen zal toewijzen, met terugbetaling van hetgeen uit hoofde van het vonnis is betaald en - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
In incidenteel appel heeft zij geconcludeerd tot afwijzing, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] in de kosten, met nakosten.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben in principaal appel geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente, en bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. In incidenteel appel hebben zij gevorderd dat het hof het vonnis op het punt van de vaststelling van een aantal feiten corrigeert.
[geïntimeerde 3] heeft in principaal appel geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente. In incidenteel appel heeft zij gevorderd dat het hof het vonnis op het punt van de vaststelling van een feit corrigeert.
Alle partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in 2.1- 2.10 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In dit hoger beroep zijn grieven gericht tegen die vaststelling, die deels slagen. Samengevat, aangepast, rekening houdend met de aan beide zijden opgeworpen bezwaren en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten voor zover van belang neer op het volgende.
3.1.
In 2019 heeft [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) een partij garnalen
verkocht aan het in China gevestigde [bedrijf 2] . ( [bedrijf 2] ). De koopprijs
bedroeg USD 457.428,75. Combi Shipping A/S, gevestigd in Denemarken (Combi Shipping), heeft het vervoer van Europa naar China geregeld.
3.2.
De reis van de partij garnalen was als volgt:
- 31 mei – 22 juni 2019: de garnalen zijn gevangen door het m.s. "Reval Viking", aan boord van dat schip gekookt, ingevroren en in plastic binnenzakken in dozen verpakt waarna deze in het vriesruim van het schip zijn bewaard;
- 24 juni 2019: de zending is aangekomen in Tromso, Noorwegen, en vervoerd naar en opgeslagen bij de Troms Frysterminal in Tromso;
- 28 juni 2019: de zending is op pallets geladen in het vriesruim van het m.s. " [naam 13] " en met dat schip vervoerd. Het schip heeft Alesund aangedaan in de nacht van 30 juni op 1 juli 2019 en toen is de koeling tussen 20:15 u. en 2:30 u. uitgezet;
- 1 juli 2019: het m.s. [naam 13] is doorgevaren naar IJmuiden;
- 4 juli 2019: de zending is aangekomen in IJmuiden en in opdracht van [geïntimeerde 2] in ontvangst genomen door [geïntimeerde 1] IJmuiden (een andere concernvennootschap dan [geïntimeerde 1] ) en opgeslagen in haar vrieshuizen;
- 9 juli 2019: de zending is per vrachtwagen naar het vrieshuis van [geïntimeerde 2] in Velsen vervoerd en daar in opslag genomen en gehouden;
-12 juli 2019: de dozen zijn door [geïntimeerde 2] in reefer-containers van de rederij [bedrijf 3] gestuwd.
De reefer-containers zijn door wegvervoerder [naam 1] (ingeschakeld door [geïntimeerde 3] ) per vrachtwagen vanaf het koelhuis van [geïntimeerde 2] ongekoeld naar de binnenvaartterminal van TMA in Velsen vervoerd, een zeer kort traject van een of enige kilometer(s);
-15 juli 2019 ca. 18.15 u.: de reefer-containers zijn in het binnenvaartschip m.s. " [naam 2] " geladen en door [geïntimeerde 3] ongekoeld naar de terminal in [plaats 2] vervoerd;
-16 juli 2019 ca. 8:15 u. : de reefer-containers zijn op de terminal in [plaats 2] aangekomen. Op de terminal zijn ze op enig moment voordat ze aan boord van het zeeschip werden geladen weer ingeplugd, waardoor de koeling weer werkte;
-18 juli 2019: de reefer-containers zijn aan boord van het zeeschip m.s. Cosco Shipping Sagittarius geladen en door [bedrijf 3] ( [bedrijf 3] ) als zeevervoerder naar China vervoerd, waarbij de reefer-containers de hele reis ingeplugd zijn geweest;
-22 augustus 2019: de reefer-containers zijn aangekomen op de terminal in Qingdao, China;
-23 augustus 2019: de reefer-containers zijn ongekoeld vervoerd naar en vervolgens opgeslagen in een koelhuis van [bedrijf 2] . Daar is door een ingeschakelde expert vastgesteld dat bij een deel van de lading sprake was van '
frost' en dat een deel van de garnalen '
blockfrozen' was.
3.3.
Op de Bill of Lading van het zeevervoer (door [bedrijf 3] als zeevervoerder) staat [bedrijf 1] als
shipperen [bedrijf 2] als
notify party. Op de instructie voor de Bill of Lading van Combi Shipping staat als transporttemperatuur vermeld "minus 25 degrees C".
3.4.
[appellant] is een in Denemarken gevestigde verzekeraar. De zending garnalen was
door [bedrijf 1] bij [appellant] verzekerd. [appellant] heeft een bedrag aan schadevergoeding
uitgekeerd aan [bedrijf 2] .
3.5.
In opdracht van [appellant] heeft [namen] (hierna: [namen]
) op 21 januari 2020 een rapport opgesteld over de oorzaak van de
schade aan de partij garnalen.
3.6.
In opdracht van [geïntimeerde 3] heeft Van [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ) op 11
januari 2021 een rapport opgesteld over de oorzaak van de schade aan de partij
garnalen en commentaar geleverd op het rapport van [namen] .
3.7.
[namen] en [bedrijf 4] hebben elk nog een rapport opgesteld.

4.Eerste aanleg

[appellant] heeft in eerste aanleg, samengevat, verklaringen voor recht gevorderd dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zich jegens Combi Shipping hebben verbonden als vervoerder en aansprakelijk zijn voor de schade aan de lading garnalen en dat [geïntimeerde 3] vervoerder over de binnenwateren was en evenzeer aansprakelijk, met veroordeling van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] in de proceskosten met nakosten en rente. De rechtbank heeft alle vorderingen jegens alle gedaagden afgewezen, omdat cruciaal voor die vorderingen is dat kan worden vastgesteld dat de schade is ontstaan in de periode van 12 tot 16 juli 2019, toen de containers onder de hoede van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 3] waren. [appellant] heeft volgens de rechtbank daartoe onvoldoende gesteld. Daarmee heeft [appellant] ook bij een duiding van de aard van de met [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] gesloten overeenkomst(en) en haar vorderingen op dat punt geen belang.

5.Beoordeling

Voorvragen
5.1
De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat zij internationale rechtsmacht heeft in deze zaak en dat Nederlands recht van toepassing is op de vorderingen. Tegen dat laatste is niet gegriefd.
5.2
[appellant] heeft in appel haar eis vermeerderd in de zin dat de inhoud van de verklaring voor recht die zij vordert ruimer is geworden. Zij vordert nu (ingekort voor wat betreft de nevenvorderingen) voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 1] , althans [geïntimeerde 2] , zich jegens Combi Shipping had(den) verbonden als vervoerder en (al dan niet als vervoerder) aansprakelijk is/zijn jegens [appellant] voor de door haar geleden schade en gemaakte kosten vermeerderd met rente;
- voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 3] als vervoerder is opgetreden ten aanzien van het vervoer over de binnenwateren in de periode tussen 12 juli tot en met 16 juli 2019 en dat [geïntimeerde 3] (al dan niet als vervoerder) jegens [appellant] aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden schade en gemaakte kosten, vermeerderd met rente.
Het daartegen gemaakte bezwaar van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] wordt verworpen, nu de eiswijziging niet in strijd is met de goede procesorde. Het staat een partij vrij, mede gelet op de functie van herstel van eigen eerdere fouten of omissies die het appel heeft, om in appel andere stellingen te betrekken en haar vorderingen te herformuleren. Het hof zal recht doen op de vermeerderde eis.
5.3
[appellant] heeft zes grieven aangevoerd. De eerste vier zien, vanuit verschillende invalshoeken, op de door de rechtbank aangelegde maatstaf waar het gaat om stelplicht/ bewijslast en de toepassing daarvan, de rol van de aangesproken partijen en de oorzaak van de schade. De vijfde gaat over haar vorderingsgerechtigdheid en belang bij de vordering en de zesde gaat over de proceskostenveroordeling. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben (in incidenteel appel) twee gezamenlijke grieven geformuleerd. Ook [geïntimeerde 3] heeft in incidenteel appel een grief aangevoerd; deze ziet op de vaststelling van de rechtbank dat aan haar een vervoersopdracht was gegeven, terwijl [geïntimeerde 3] betoogt dat zij als expediteur is gecontracteerd.
[appellant] is vorderingsgerechtigd
5.4
Het hof ziet aanleiding om eerst de vraag te beoordelen of [appellant] vorderingsgerechtigd is.
Die vraag wordt bevestigend beantwoord. Naar Deens recht is zij als ladingverzekeraar gesubrogeerd in de rechten van haar verzekerde/ladingbelanghebbende [bedrijf 2] . Nu [appellant] voorts last en volmacht heeft gekregen van Combi Shipping kan zij dus namens alle ladingbelanghebbenden de verklaringen voor recht - die zowel contractuele als buitencontractuele aansprakelijkheid omvatten - vorderen. Die volmacht is ruim voor het wijzen van het vonnis overgelegd en [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] hebben zich daarover kunnen uitlaten, zodat zonder belang is dat die volmacht dateert van na de inleidende dagvaarding. Grief 5 is terecht voorgesteld.
5.5
In geschil is of [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] zijn opgetreden als vervoerder, zodat zij aansprakelijk zijn voor de schade die is opgetreden tijdens het vervoer.
Rol [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]
5.6
Anders dan [appellant] stelt hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zich niet als vervoerder maar als expediteur verbonden. Het hof komt tot dat oordeel op grond van het volgende.
Uitgangspunt in een geval als dit is, dat degene die stelt niet als vervoerder maar slechts als expediteur te zijn opgetreden dat duidelijk moet hebben gemaakt aan zijn wederpartij.
Vast staat dat [naam 5] van Combi Shipping met het oog op het arrangeren van de reis contact heeft gehad met [naam 6] (van [geïntimeerde 2] ) en [naam 4] (van [geïntimeerde 1] ). Eerstgenoemde heeft ook de raambevestiging van 10 september 2018 ondertekend, op briefpapier van [geïntimeerde 2] . Dat daarop ook de concern-/merknaam [geïntimeerde 1] staat doet niet ter zake. In die raambevestiging staat dat het gaat om
handling and storage of: FROZEN SHRIMPS IN CARTONS (Ex vessel).Bij die bevestiging is een lijst van diverse werkzaamheden gevoegd, met tarieven, die zien op opslag, het regelen van douanedocumentatie, administratie, het verpakken etc., maar niet op vervoer. Een vrijwel gelijke bevestiging, met nieuwe tarieven, is het jaar daarna, in januari 2019, verzonden. Op basis van de raambevestiging hebben [geïntimeerde 2] en Combi Shipping gecontracteerd, waarbij -zoals in dit soort transacties overigens niet ongebruikelijk - geen schriftelijke overeenkomst is opgesteld maar is volstaan met korte berichtjes over en weer.
De
Booking Confirmationgeeft, anders dan [appellant] stelt, geen enkele aanleiding om aan te nemen dat ( [geïntimeerde 1] en/of) [geïntimeerde 2] toch als vervoerder zou(den) optreden, nu daarin als
carrierde zeevervoerder staat en bij opmerkingen ‘ [geïntimeerde 3] ’. Ook de omstandigheid dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] alles, van deur tot deur, konden regelen is geen indicatie dat zij als vervoerder optraden, integendeel. Het is in het algemeen juist de expediteur die alles kan regelen, inclusief multimodaal vervoer, opslag, bewaarneming en administratie, zoals in dit geval. Gelet op deze gang van zaken heeft [geïntimeerde 2] in beginsel voldoende duidelijk gemaakt dat zij zich niet verbond als vervoerder maar als expediteur en gaat het dus om een expeditie-overeenkomst.
5.7
[naam 5] , de CEO van Combi Shipping, acht [geïntimeerde 1] blijkens zijn verklaring ook als deze optreedt als expediteur toch aansprakelijk als ware zij vervoerder, zoals in Scandinavië gebruikelijk, maar dat is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Bij uitleg van wat de overeenkomst inhoudt gaat het immers niet in de eerste plaats om wat Combi Shipping heeft begrepen, maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de documentatie en correspondentie mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.. Nu [naam 5] zaken deed met een onderneming buiten Scandinavië, die in de raambevestiging had aangegeven dat zij vervoer en opslag zou regelen, kon hij redelijkerwijs niet aannemen dat in dit geval gecontracteerd werd als vervoerder. [geïntimeerde 2] hoefde met een dergelijke interpretatie ook geen rekening te houden. De uitvoering van de overeenkomst gaf voorts geen aanleiding om aan te nemen dat ( [geïntimeerde 1] en/of) [geïntimeerde 2] toch niet als expediteur maar als vervoerder optrad(en).
5.8
Tenslotte hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] een expediteursverklaring afgegeven (voor wat betreft het binnenlands vervoer, de zeevervoerder was immers al bekend) en in zoverre aan hun verplichtingen ex art. 8:63 BW voldaan. Dat betekent dat van een contractuele aansprakelijkheid geen sprake is. [appellant] heeft verder niets gesteld dat, gelet op het gemotiveerde verweer, volstaat voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Jegens hen zijn de vorderingen van [appellant] dus niet toewijsbaar.
Rol [geïntimeerde 3]
5.9
Ook [geïntimeerde 3] stelt dat zij als expediteur optrad, maar zij heeft dat niet voldoende duidelijk gemaakt. Met Combi Shipping heeft zij geen rechtstreeks contact gehad. Zij stelt ook niet hoe zij haar rol jegens Combi Shipping duidelijk gemaakt heeft.
5.1
Wat betreft [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] beroept [geïntimeerde 3] zich op haar algemene voorwaarden. Zij stelt dat zij daarvan op de hoogte zijn en dat die voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn.
Ervan uitgaande dat dat juist is kan dat haar niet baten. Die voorwaarden houden voor zover van belang in:
1. [geïntimeerde 3] werkt als expediteur en coördineert het vervoer over binnenwateren,
inclusief voor- en natransport over land. Ook verzorgt [geïntimeerde 3] in voorkomend
geval tussentijdse opslag. Deze algemene voorwaarden gelden steeds als
aanvullend op dwingendrechterlijke verdragen en wetgeving. De hieronder
genoemde branche gebruikelijke voorwaarden gelden voor specifieke
werkzaamheden telkens aanvullend op deze voorwaarden. In de volgende
leden van dit artikel wordt dit nader uitgewerkt.
2. In geval van bargen gelden de CBRB-vervoers voorwaarden. (…)
Daaruit volgt wel dat zij in het algemeen expediteurswerkzaamheden verricht, maar ook dat zij in voorkomend geval andere werkzaamheden uitvoert, in welk geval dan daarop toegesneden voorwaarden gelden, in aanvulling op wet en verdrag. Uit die tekst valt niet, zeker niet voldoende duidelijk, op te maken dat zij in dit geval, een geval van
bargen, als expediteur is opgetreden. Haar bemoeienis zag immers op het vervoer per binnenschip/duwboot (
bargen) en de opslag op het TMA-terrein ter voorbereiding daarop. Waarom dat niet zou kunnen gelden als vervoer heeft zij niet toegelicht. De CBRB-vervoersvoorwaarden komen neer op toepasselijkheid van boek 8 titel 10 BW, zoals [geïntimeerde 3] zelf ook stelt.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] verkeerden, blijkens hun stellingen in deze procedure en hun eerdere verklaring op basis van art. 8:63 BW, in de veronderstelling dat zij als vervoerder optrad. Aan de hand van het hiervoor onder 5.7 genoemde criterium beoordeeld konden zij dat redelijkerwijs veronderstellen en moest [geïntimeerde 3] die veronderstelling redelijkerwijs ook verwachten.
Het bewijsaanbod van [geïntimeerde 3] op dit punt wordt als niet ter zake dienend gepasseerd, nu dat slechts ziet op de vraag of [geïntimeerde 1] uitging van de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden van [geïntimeerde 3] .
Dat betekent, dat [geïntimeerde 3] de verplichting had om de lading die haar werd aangeboden in dezelfde staat af te leveren. Als zij dat niet heeft gedaan is zij aansprakelijk voor de schade, die overigens wel gemaximeerd is tot de € 2,70 per kg die voortvloeit uit art. 8:905 BW zoals zij terecht en onbetwist aanvoert.
Oorzaak schade
5.11
Partijen twisten over de oorzaak van de schade, net als over de verdeling van stelplicht en bewijslast in dat kader.
Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] dient te stellen en te bewijzen dat de lading bij aanvang van het overeengekomen vervoer in goede staat was, en na afloop niet meer. Die aanvang is hier op 12 juli 2019, toen de containers naar het TMA-terrein werden gebracht en daar onder de hoede van [geïntimeerde 3] kwamen.
5.12
Vast staat evenzeer dat in dit geval, waar de lading garnalen werd aangeboden in containers, met daarin dozen en daarin plastic zakken met garnalen, het vaststellen van de goede staat van de garnalen zelf op 12 juli 2019 niet mogelijk was. Het stond immers [geïntimeerde 3] , onder meer op grond van voedselveiligheidsregels, niet vrij om de containers, laat staan de dozen en vervolgens de zakken open te maken.
Tussen partijen is voorts in confesso dat bij aankomst van de garnalen bij de koper in China is vastgesteld dat de containers onbeschadigd waren. Aangenomen moet dan ook worden dat aan de containers niets mankeerde toen zij onder de hoede van [geïntimeerde 3] kwamen. Dat zegt echter over de toestand van de garnalen onvoldoende.
5.13
Uitgangspunt dient te zijn, gelet op de niet betwiste foto’s en expertise uit China, dat bij aankomst bij de koper de dozen geen bijzonderheden vertoonden (niet nat of ingezakt waren), maar dat na opening van de zakken bij een deel van de garnalen sprake was van blokvorming (
block-freezing, waarbij de garnalen tot een blok in de vorm van de doos aan elkaar gevroren zijn) en rijp op de garnalen (
frost). Voorts gaan alle partijen ervan uit dat daaruit voor ladingbelanghebbenden (zij het mogelijk niet voor Combi Shipping) enige schade is voortgevloeid.
5.14
Niet in geschil is dat dit verschijnselen zijn die worden veroorzaakt door het “opdooien” en vervolgens weer bevriezen van bevroren garnalen. Hoe en wanneer, en meer in het bijzonder gedurende welk deel van de onder 3.2 beschreven reis van bijna drie maanden over meerdere continenten, deze schade is ontstaan is in debat. [appellant] baseert haar vorderingen in dit appel in de eerste plaats op het onvoldoende bevroren houden in de periode van 4 juli-
17 juli 2019 en in de tweede plaats op stuwagefouten. [geïntimeerde 3] (en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ) betwist(en) dat en stelt/stellen dat goed mogelijk is dat de garnalen in het begin van de reis niet naar behoren ingevroren (gehouden) zijn.
Allereerst dient dus te worden vastgesteld of de garnalen bij aanbieding in goede staat verkeerden. Dat moet [appellant] stellen en, gelet op de betwisting, bewijzen.
Onvoldoende bewijs van goede staat bij aanbieding
5.15
[appellant] stelt dat de garnalen in goede staat en op de juiste temperatuur diepgevroren waren toen zij werden aangeboden op (4 dan wel) 12 juli 2019 en zijn opgedooid in de periode dat [geïntimeerde 3] verantwoordelijk was. Zij onderbouwt die stelling met name op de rapporten van [namen] en een overzicht en later opgemaakte verklaring over de situatie aan boord van de [naam 7] . Zij meent, op zichzelf terecht, dat van haar geen wiskundig sluitend bewijs verlangd mag worden. Onjuist is echter haar standpunt dat zij voldoende bewijs heeft bijgebracht van de goede staat bij aanbieding en dat mede tegen die achtergrond van [geïntimeerde 3] meer motivering van haar verweer verwacht mag worden. [geïntimeerde 3] heeft openheid van zaken gegeven over de gang van zaken en het bewijsmateriaal overgelegd waarover zij kan beschikken; er is geen aanwijzing dat zij beschikt over meer. Tegen die achtergrond zijn er geen redenen om [appellant] tegemoet te komen in haar stelplicht en bewijspositie.
5.16
Op basis van het thans beschikbare materiaal acht het hof niet gebleken dat de garnalen bij aanbieding aan [geïntimeerde 3] in goede staat waren. Als wordt uitgegaan van de schriftelijke verklaring van [naam 8] en de documentatie van het [naam 7] hebben de garnalen in goede staat dat schip verlaten. Het komt echter aan op de vraag of zij in goede staat waren op (4 dan wel) 12 juli en niet meer op 16 juli 2019.
5.17
[appellant] heeft bewijsaanbiedingen gedaan. Die zijn echter onvoldoende concreet en ter zake dienend, gelet op het stadium van de procedure en hetgeen al aan materiaal aanwezig is. Het hof licht dit toe.
[appellant] biedt aan de opsteller van de ingebrachte deskundigenberichten te horen. Hij heeft echter, naar vast staat, zelf niets waargenomen en kan dus niet uit eigen wetenschap verklaren; uit zijn rapporten blijkt niet, en [appellant] heeft ook niet gesteld, dat hij personen heeft gesproken die wel zelf relevante waarnemingen hebben gedaan. Volgens [appellant] kan hij op een aantal punten verklaren over wat onwaarschijnlijk is, maar dat komt neer op aannames en conclusies. Tenslotte kan hij verklaren over de interpretatie van documenten, maar daarvoor heeft het hof geen getuige nodig.
Ook de andere door [appellant] genoemde getuigen ( [naam 5] van Combi Shipping, de Deense advocaat [naam 9] , [naam 10] , de Chinese expert, [naam 11] en [naam 8] , [naam 12] , de superintendent van het m.s. [naam 13] , danwel enige andere persoon binnen Norlines / Samskip met kennis van het schip) kunnen volgens [appellant] eigen opgave niet verklaren over het te bewijzen punt, te weten dat de garnalen in goede staat waren op (4 dan wel) 12 juli en niet meer op 16 juli 2019.
Het hof zal [appellant] dus niet toelaten tot bewijslevering.
5.18
Voor zover [appellant] inmiddels stelt, met een beroep op het deskundigenbericht, dat sprake is van stuwagefouten kan dat haar niet baten. De juistheid van dat standpunt, dat [appellant] eerder niet innam, is betwist en het beschikbare materiaal bevat daarvoor geen aanknopingspunten. In het bijzonder is bij aankomst bij de koper in China, blijkens het rapport van de Chinese expert, niets bijzonders aan de stuwage opgevallen. Een concreet en relevant bewijsaanbod op dat punt ontbreekt. Van geen van de hiervoor genoemde getuigen stelt [appellant] dat die iets over de stuwage kunnen verklaren.
Slotsom en kosten
5.19
Dat betekent dat de grieven in het principaal appel falen, met uitzondering van grief 5, maar dat leidt niet tot een andere beslissing. Weliswaar slaagt een (deel van het) incidenteel appel, maar ook dat leidt niet tot een andere beslissing. Het vonnis moet dus bekrachtigd worden.
5.2
[appellant] wordt in principaal appel als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Daarbij is er rekening mee gehouden dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] bij dezelfde advocaat verschenen zijn, zodat er wat die partijen betreft een gezamenlijke proceskostenveroordeling volgt.
Het incidenteel appel had niet ingesteld hoeven worden, zodat een proceskostenveroordeling achterwege blijft.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden
-aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] begroot op € 738 aan verschotten en € 2.428 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
-en aan de zijde van [geïntimeerde 3] begroot op € 738 aan verschotten en € 2.428 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, J.W.M. Tromp en M.C. Bosch en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025.