ECLI:NL:GHAMS:2025:2824

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
200.351.748/01 en 200.351.748/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en geschil over woning en percelen grond in Turkije

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen die in algehele wettelijke gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd zijn geweest. De vrouw en de man hebben een geschil over de verdeling van een woning en percelen grond in Turkije. De rechtbank had bepaald dat de woning en percelen grond binnen vier weken moesten worden verkocht aan een derde, met een gelijke verdeling van de opbrengst. De vrouw is het hier niet mee eens en stelt dat de woning en percelen grond buiten de gemeenschap vallen en aan haar toebehoren. De man betwist dit en stelt dat de woning en percelen grond tot de huwelijksgemeenschap behoren. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank en verzoekt om schorsing van de werking van die beschikking. Het hof heeft de zaak behandeld en de feiten vastgesteld, waaronder de huwelijksdatum en de verkrijging van de woning en percelen grond. Het hof oordeelt dat de woning en percelen grond tot de huwelijksgemeenschap behoren en dat beide partijen recht hebben op de helft van de waarde. De vrouw krijgt de woning toegewezen, mits zij de helft van de waarde aan de man vergoedt. De percelen grond worden ook aan de vrouw toegewezen onder dezelfde voorwaarde. Het hof heeft de verzoeken van de man om dwangsommen afgewezen, omdat de vrouw heeft toegezegd mee te werken aan de uitkoop. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.351.748/01(huwelijksvermogensrecht) en
200.351.748/02 (schorsing uitvoerbaarheid)
Zaaknummers rechtbank: C/15/346806 FA RK 23-5880 (echtscheiding) en
C/15/353136 FA RK 24-2787 (huwelijksvermogensrecht)
Beschikking van de meervoudige kamer van 21 oktober 2025 in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep en in het incident,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G. Öntaş te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in principaal hoger beroep en in het incident,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. Z. Taspinar te Amsterdam.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen zijn in de algehele wettelijke gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd geweest. Zij hebben een geschil over de verdeling van een woning en percelen grond in Turkije.
1.2.
De rechtbank heeft bepaald dat de woning en percelen grond in Turkije binnen vier weken moeten worden verkocht aan een derde, en dat de opbrengst door partijen bij helfte moet worden gedeeld.
1.3.
De vrouw is het daar niet mee eens en voert aan dat zowel de woning als de percelen grond buiten de gemeenschap vallen en uitsluitend aan haar toebehoren. Zij wil dat het hof dit vaststelt, dan wel dat de woning en de grond aan haar worden toegedeeld zonder verrekening van de waarde daarvan.
1.4.
De man is van mening dat de woning en percelen grond tot de huwelijksgemeenschap behoren, en dat ieder van partijen recht heeft op de helft van de waarde daarvan. Hij wil dat de woning aan hem wordt toegedeeld. Ten aanzien van de percelen grond is hij het eens met de bestreden beschikking. De man heeft verder om oplegging van dwangsommen verzocht en hij wil dat de vrouw de hypotheek- en eigenaarslasten van de voormalig echtelijke woning betaalt, althans de helft daarvan.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
De vrouw is op 28 februari 2025 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 6 februari 2025 van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem beschikking (hierna: de bestreden beschikking). Zij heeft daarnaast een verzoek ingediend tot schorsing van de werking van die beschikking.
2.2.
De man heeft op 14 april 2025 in beide zaken een verweerschrift ingediend tevens houdende incidenteel hoger beroep.
2.3.
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
  • een bericht van de vrouw van 4 maart 2025 met bijlage;
  • een bericht van de man van 20 mei 2025 met bijlage;
  • een bericht van de vrouw van 17 juni 2025 met bijlagen;
  • een bericht van de vrouw van 18 juni 2025 met bijlagen,
  • een bericht van de man van 23 juni 2025 met bijlagen;
  • een bericht van de man van 23 juni 2025 met bijlagen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juli 2025. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Voorts was de heer B. Cicekci, een tolk in de Turkse taal, aanwezig voor de vrouw. Beide advocaten hebben zich bediend van pleitnotities, die zij hebben overgelegd.

3.De feiten

3.1.
De man en de vrouw zijn [in] 1995 gehuwd in Turkije. Zij hebben geen huwelijkse voorwaarden laten opstellen.
3.2.
Partijen hebben de Nederlandse en Turkse nationaliteit.
3.3.
Vanaf oktober 1995 hebben partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland. Vanaf dat moment bestaat ingevolge het bepaalde in artikel 7 lid 2 sub 1 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 tussen hen een algehele wettelijke gemeenschap van goederen.
3.4.
In 2003 hebben partijen een woning in Turkije verkregen, staande en gelegen aan de [adres 1] (hierna ook: de woning). De woning is bij de verkrijging op naam van de man gesteld. Bij akte van 4 juli 2023 is de woning (uitsluitend) op naam van de vrouw gesteld. De vrouw heeft verder in 2003 7,5 hectare grond in Turkije (hierna: de percelen grond) verkregen.
3.5.
Tot de huwelijksgemeenschap van partijen behoort/behoorde de (beneden)woning aan de [adres 2] [plaats A] (hierna ook: de woning aan de [adres 2] ) en de woning aan de [adres 3] [plaats A] (hierna ook: de woning aan de [adres 3] ).
3.6.
Het huwelijk van partijen is op 20 mei 2025 ontbonden door inschrijving van de (in zoverre niet bestreden echtscheidings-)beschikking van 6 februari 2025 in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1.
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - bepaald dat de woning dient te worden verkocht aan een derde, waarbij partijen de verkoopopbrengst bij helfte dienen te delen. Ook heeft de rechtbank bepaald dat de percelen grond dienen te worden verkocht, waarbij partijen de verkoopopbrengst bij helfte dienen te delen. Voor beide beslissingen heeft de rechtbank een zogenoemd ‘spoorboekje’ opgenomen. De verzoeken van de man om te bepalen dat de vrouw een dwangsom is verschuldigd als zij niet meewerkt aan de verkoop van de woning en de percelen grond zijn afgewezen. De rechtbank heeft haar beslissingen ten aanzien van de woning en de percelen grond uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In de zaak met zaaknummer 200.351.748/01
4.2.
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre en uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair te bepalen dat de woning in Turkije buiten de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap valt en dat de man derhalve geen recht heeft op een aandeel in die woning, subsidiair voor het geval de woning wel in de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap valt, te bepalen dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld zonder verdere verrekening, althans te bepalen dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld onder verplichting van de vrouw om de man zijn aandeel in de overwaarde te betalen, althans de verdeling van deze woning opnieuw te bepalen op zodanige wijze als het hof juist zal achten;
  • te bepalen dat de percelen grond op naam van de vrouw buiten de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vallen en dat de man derhalve geen recht heeft op een aandeel daarvan, subsidiair voor het geval de percelen grond wel in de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap vallen, te bepalen dat deze aan de vrouw worden toegedeeld zonder verdere verrekening, althans te bepalen dat de percelen grond op naam van de vrouw aan de vrouw worden toegedeeld onder verplichting van de vrouw aan de man zijn aandeel in de waarde van de percelen grond te betalen, althans de verdeling van de percelen grond in Turkije op naam van de vrouw opnieuw te bepalen op zodanige wijze als het hof juist zal achten.
4.3.
De man concludeert tot afwijzing van de verzoeken van de vrouw. Voorts verzoekt hij in incidenteel hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre en uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair te bepalen dat de woning binnen vier weken na de datum van de af te geven beschikking getaxeerd wordt door makelaar Zeren Emrak Makelaardij dan wel door makelaar Dikili Korfez Otomotiv dan wel een door het hof aan te wijzen makelaar;
  • te bepalen dat de vrouw na deze taxatie binnen vier weken haar volledige onvoorwaardelijke medewerking dient te verlenen aan de verkoop/overname van deze woning door de man, voor de getaxeerde waarde van deze woning door makelaar Zeren Emrak Makelaardij dan wel door makelaar Dikili Korfez Otomotiv dan wel een door het hof aan te wijzen makelaar onder uitbetaling van de helft van de overwaarde aan de vrouw;
  • als de vrouw niet haar volledige onvoorwaardelijke medewerking verleent aan de overname/verkoop van deze woning door de man tegen uitbetaling van de helft van de overwaarde aan de vrouw, een zodanige dwangsom te bepalen van € 500,- per dag tot een maximum van € 100.000,- dat de vrouw haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking aan deze verkoop/overname van de woning door de man weigert alsmede de man vervangende toestemming te verlenen om deze woning over te nemen;
  • te bepalen dat de beschikking van het hof zo nodig in de plaats treedt van de door de vrouw te verrichten rechtshandelingen (ondertekening en medewerking koopovereenkomst en levering en kadastrale wijziging), indien de vrouw binnen vier weken na deze beschikking in gebreke is gebleven om haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de hiervoor vermelde veroordeling;
  • te bepalen dat partijen de makelaarskosten en notariskosten ieder bij helfte dienen te voldoen;
  • subsidiair, voor zover het hof oordeelt dat deze woning dient te worden verkocht aan een derde partij, de bestreden beschikking te bekrachtigen verwijzend naar rechtsoverwegingen 4.11 tot en met 4.16 en te bepalen dat de vrouw een dwangsom is verschuldigd aan de man van een bedrag van € 500,- per dag tot een maximum van € 100.000,- dat de vrouw weigert haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van deze woning in Turkije aan een derde en de verdeling van de verkoopopbrengst bij helfte;
  • ten aanzien van de percelen grond de bestreden beschikking te bekrachtigen en te bepalen dat de vrouw een dwangsom verschuldigd is aan de man van een bedrag van € 500,- per dag tot een maximum van € 100.000,- dat de vrouw weigert haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van deze percelen aan een derde en de verdeling van de verkoopopbrengst bij helfte;
  • ten aanzien van de hypotheeklasten en de eigenaarslasten van de woning aan de [adres 3] te [plaats A] te bepalen dat de vrouw gehouden is om met ingang van 27 november 2023 de volledige hypotheeklasten, de verzekeringen (levensverzekering/beleggingsverzekering) en de eigenaarslasten verbonden aan de woning aan de man te voldoen dan wel subsidiair de helft daarvan aan de man te voldoen tot datum levering/verkoop van deze woning.
In de zaak met zaaknummer 200.351.748/02
4.4.
De vrouw verzoekt om de werking van de bestreden beschikking ten aanzien van de beslissingen over de woning en de percelen grond in Turkije te schorsen totdat het hof definitief heeft beslist op de verzoeken van de vrouw in de hoofdzaak.
4.5.
De man vraagt om het verzoek van de vrouw af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

In de zaak met zaaknummer 200.351.748/01 (hoofdzaak)
Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
De Nederlandse rechter heeft - zoals de rechtbank terecht heeft overwogen - rechtsmacht om een beslissing te nemen op de nevenverzoeken met betrekking tot de vaststelling van de omvang en verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, omdat de rechter ook bevoegd is ten aanzien van de (reeds uitgesproken) echtscheiding (zie artikel 5 Verordening (EU) nr. 2016/1103). Dat op deze verzoeken Nederlands recht van toepassing is, vormt in hoger beroep geen punt van discussie tussen partijen. Het hof zal hiervan dus uitgaan.
Verdeling van de woning in Turkije
5.2.
De vrouw stelt dat de woning destijds onder mede is gefinancierd met de verkoopopbrengst van dertien gouden armbanden die van haar waren. De vrouw stelt verder dat partijen de woning in juli 2023 onderling hebben verdeeld, waarbij de man (zijn aandeel in) de woning aan haar heeft verkocht tegen betaling van een bedrag van 377.100,- Turkse Lira. Daarbij verwijst de vrouw naar een Turkse akte van 4 juli 2023. In die akte is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen (volgens de beëdigde vertaling naar het Nederlands):

[…]
Ten aanzien van onderstaande zaken [zijn partijen] overeengekomen:
[de man] heeft zijn volledige aandeel van de volledig op naam van hemzelf, [de man] , geregistreerde woning nr. 2 op de DUPLEXverdieping, grondaandeel1/2, grondstuk […] , perceel […] in de wijk [wijk] , waarvan de gegevens door partijen in het kadastraal register en in een elektronische omgeving zijn bestudeerd en waarvan de bijzonderheden hierboven vermeld zijn, tegen een prijs van 377.100 TL (DRIEHONDERDZEVENENZEVENTIGDUIZEND EENHONDERD TL) verkocht aan [naam] . Hij heeft de verkoopprijs volledig en in contanten ontvangen (…)
5.3.
Omdat partijen de woning in juli 2023 al hebben verdeeld, behoorde deze volgens de vrouw niet meer tot de huwelijksgemeenschap op het moment dat deze gemeenschap per 27 november 2023 werd ontbonden. De rechtbank heeft de woning dan ook ten onrechte in de verdeling betrokken. Indien en voor zover de woning per 27 november 2023 nog wel tot de gemeenschap behoorde, dient deze volgens de vrouw aan haar te worden toegedeeld zonder verrekening van de waarde daarvan. Meer subsidiair stelt de vrouw zich op het standpunt dat de woning aan haar moet worden toegedeeld, waarbij zij de helfte van de waarde aan de man dient te vergoeden.
5.4.
De man is het niet met de stellingen van de vrouw eens. Hij betwist dat de woning per 27 november 2023 niet meer tot de huwelijksgemeenschap behoorde. Volgens de man hebben partijen in het eerste kwartaal van 2023 overleg met elkaar gevoerd en hebben zij met elkaar de afspraak gemaakt dat de woning in Turkije aan de vrouw zou worden toegedeeld en de woning aan de [adres 2] aan hem, zonder verrekening van de (over)waarde over en weer. De man is vervolgens in de zomer van 2023 naar Turkije gereisd en heeft de woning bij akte van 4 juli 2023 op naam van de vrouw laten stellen. Met deze akte hebben partijen de woning echter niet verdeeld, en de man heeft (zijn aandeel in) de woning ook niet aan de vrouw verkocht. Partijen hebben slechts de tenaamstelling van de woning gewijzigd. Het in de akte van 4 juli 2023 genoemde bedrag van 377.100,- Turkse Lira is omgerekend naar Euro’s een bedrag van € 10.289,17. De waarde van de woning bedraagt volgens de man € 245.925,- tot € 273.250,-. Het is dan ook volstrekt ongeloofwaardig dat hij (zijn aandeel in) de woning voor een bedrag van € 10.289,17 aan de vrouw zou hebben overgedragen. De man heeft het bedrag van 377.100 Turkse Lira ook nooit van de vrouw ontvangen. Evenmin is juist dat de aankoop van de woning destijds deels met de verkoopopbrengst van 13 gouden armbanden van de vrouw is gefinancierd. Uiteindelijk heeft de vrouw zich niet aan de tussen partijen afspraken gehouden. Zij heeft de helft van de verkoopopbrengst van de woning aan de [adres 2] ontvangen. Om die reden heeft de man nu ook recht op de helft van de waarde van de woning in Turkije. Deze woning dient onverkort in de verdeling te worden betrokken. Daarbij wil de man dat de woning aan hem wordt toegedeeld, onder verrekening van de helft van de waarde met de vrouw.
5.5.
Het hof oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen vanaf oktober 1995 een algehele wettelijke gemeenschap van goederen is ontstaan. Evenmin staat tussen hen ter discussie dat de woning in Turkije in 2003 is verkregen. Dat betekent dat de woning op dat moment krachtens boedelmenging tot de huwelijksgemeenschap is gaan behoren. Een huwelijksgoederengemeenschap duurt voort totdat zij wordt ontbonden op één van de in artikel 1:99 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vermelde gronden. Tot dat moment is de huwelijksgemeenschap niet voor verdeling vatbaar. Het tijdstip van ontbinding van de gemeenschap is in het geval van echtscheiding het tijdstip waarop het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank wordt ingediend. Dat betekent dat goederen die tot dat moment door (een van) de echtgenoten worden verkregen krachtens boedelmenging tot de huwelijksgemeenschap gaan behoren. Echtgenoten kunnen hiervan niet afwijken. Dit alles betekent dat zelfs als de vrouw zou worden gevolgd in haar stelling dat de man (zijn aandeel in) de woning in Turkije bij akte van 4 juli 2023 aan haar heeft overgedragen, de woning ook na deze overdracht krachtens boedelmenging tot de huwelijksgemeenschap is gaan c.q. blijven behoren. Aldus behoorde de woning ook op de peildatum nog tot de huwelijksgemeenschap, en dient deze in de verdeling te worden betrokken. Daarbij heeft ieder van partijen op grond van artikel 1:100 lid 1 BW een gelijk aandeel in de woning, en is ieder van partijen in beginsel gerechtigd tot de helft van de waarde van de woning.
5.6.
In het kader van de verdeling kunnen echtgenoten met elkaar afspreken dat zij afwijken van het uitgangspunt van een verdeling bij helfte. Indien en voor zover de stellingen van de vrouw zo moeten worden begrepen dat partijen een dergelijke afwijkende afspraak met elkaar hebben gemaakt in die zin dat zij hebben afgesproken dat de woning in Turkije zonder verrekening van de overwaarde aan haar wordt toegedeeld, oordeelt het hof als volgt. De man heeft betwist dat partijen een dergelijke afspraak met elkaar hebben gemaakt. Volgens hem hebben partijen in het voorjaar van 2023 met elkaar afgesproken dat de vrouw de woning in Turkije toegedeeld zou krijgen en hij de woning aan de [adres 2] , dit zonder verrekening van de (over)waarde over en weer. Volgens de man is die afspraak de reden dat de woning op 4 juli 2023 op naam van de vrouw is gesteld. Deze stelling wordt ondersteund door de appberichten die de man in eerste aanleg als productie 9 in geding heeft gebracht. De vrouw heeft hiertegen onvoldoende ingebracht. Het hof is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat alléén de woning aan de vrouw zou worden toegedeeld zonder verrekening van de overwaarde, een en ander zonder dat daarbij eveneens de woning aan de [adres 2] aan de man zou worden toegedeeld zonder verrekening van de overwaarde. De vrouw kan haar verzoek om de woning in Turkije aan haar toe te delen zonder verrekening van de overwaarde dan ook niet op een dergelijke afspraak baseren. Ten overvloede overweegt het hof daarbij nog dat partijen zich in eerste aanleg op het standpunt hebben gesteld dat zij ieder recht hebben op de helft van de verkoopopbrengst van de woning aan de [adres 2] . Aldus moet het ervoor worden gehouden dat partijen zich ook niet meer gebonden achtten aan de afspraken die zij volgens de man over de verdeling van de woning in Turkije en de woning aan de [adres 2] hadden gemaakt. Aldus kan de vrouw ook niet uit hoofde van deze afspraak om toedeling van de woning in Turkije vragen zonder verrekening van de overwaarde met de man.
5.7.
De conclusie is dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de woning in Turkije tussen partijen moet worden verdeeld en dat beide partijen daarbij recht hebben op de helft van de waarde van de woning. Daarbij is dan nog wel de vraag aan wie de woning moet worden toegedeeld. Beide partijen willen de woning toegedeeld krijgen. Op grond van artikel 3:185 lid 1 BW dient de rechter bij de (wijze van) verdeling naar billijkheid rekening te houden met de belangen van partijen en met het algemeen belang.
5.8.
Het hof is van oordeel dat het belang van de vrouw om de woning te krijgen toegedeeld in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de man bij toedeling van de woning. Uit de door de man als productie 9 overgelegde vertaalde appberichten volgt immers dat partijen de intentie hadden dat de woning in Turkije na beëindiging van het huwelijk aan de vrouw zou toekomen. Dit volgt ook uit het feit dat de woning op 4 juli 2023 op naam van de vrouw is gesteld. Verder heeft de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat de woning voor haar (en de kinderen van partijen) van emotionele waarde is. Zij hebben er als gezin vakanties doorgebracht en de vrouw en de kinderen gebruiken de woning nog steeds. Bovendien heeft de vrouw de woning recentelijk verbouwd met hulp van de kinderen. Weliswaar betwist de man dat de vrouw en/of de kinderen de kosten van deze verbouwing hebben betaald, maar vast staat wel dat de vrouw en/of de kinderen de verbouwing hebben gecoördineerd en alle keuzes met betrekking tot deze verbouwing hebben gemaakt. Dat de man met zijn nieuwe partner en jongste kinderen de vakanties in de woning wil doorbrengen is begrijpelijk, maar de man heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd waarom hij zijn vakantie niet in een andere woning kan doorbrengen. De man heeft tot slot nog aangevoerd dat de vrouw toedeling van de woning niet kan financieren en hij wel. De vrouw heeft dat evenwel gemotiveerd betwist. Wel zal het hof bepalen dat als de vrouw financieel toch niet in staat blijkt om de woning over te nemen, de man in de gelegenheid zal worden gesteld de woning over te nemen. Als beide partijen niet in staat blijken om de woning over te nemen, zal de woning dienen te worden verkocht aan een derde.
5.9.
Het hof zal het zogenoemde spoorboekje opnemen in het dictum van deze uitspraak, zoals ook de rechtbank heeft gedaan. Geen van partijen heeft immers tegen dit deel van de uitspraak een grief gericht.
Verdeling van de percelen grond in Turkije
5.10.
De vrouw stelt dat (haar aandeel in) de percelen grondbuiten de verdeling val(len)t, omdat zij deze heeft geërfd. Ter zitting in hoger beroep hebben partijen toegelicht dat de vrouw met haar broers en zussen een stuk grond heeft geërfd. Later is één van de zussen van de vrouw uitgekocht, en hebben de overgebleven broers en zussen de grond verdeeld in gelijke percelen van ieder 7,5 hectare. Gesteld noch gebleken is dat aan de verkrijging van de grond een uitsluitingsclausule is verbonden. Dat betekent dat de percelen grond op basis van de hoofdregel van artikel 1:94 lid 2 oud BW in de huwelijksgemeenschap van partijen zijn gevallen. De vrouw heeft verder geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat toepassing van deze hoofdregel in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarom dienen de percelen grond in de verdeling te worden betrokken, waarbij ieder van partijen op grond van artikel 1:100 lid 1 BW in beginsel een gelijk aandeel in de grond heeft. Dit is slechts anders wanneer een verdeling bij helfte naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Ook hiervoor geldt dat de vrouw geen feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan dit zou kunnen worden aangenomen.
5.11.
De conclusie is derhalve dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de percelen grond tussen partijen moeten worden verdeeld en dat beide partijen daarbij recht hebben op de helft van de waarde daarvan. Daarbij is dan nog wel de vraag aan wie de percelen grond moeten worden toegedeeld. Aangezien de vrouw de grond met haar broers en zussen heeft geërfd, zal het hof de vrouw (alsnog) in de gelegenheid stellen om de percelen stuk grond toegedeeld te krijgen, waarbij zij dan de helft van de - nog te taxeren - waarde aan de man dient te betalen. Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn, zullen de percelen grond moeten worden verkocht. De stelling van de vrouw dat de percelen grond niet zouden kunnen worden verkocht aan een derde zonder toestemming van haar broers en dat dit zelfs strafbaar is in Turkije, heeft zij na de gemotiveerde betwisting door de man niet onderbouwd. Het hof zal - net zoals de rechtbank heeft gedaan - het zogenoemde spoorboekje opnemen in het dictum.
Dwangsommen
5.12.
De man heeft verzocht om dwangsommen vast te stellen voor het geval de vrouw niet meewerkt aan de overname/verkoop van de woning en de percelen grond Het hof zal deze verzoeken afwijzen. De vrouw heeft toegezegd dat zij zal meewerken aan de uitkoop van de man bij toedeling van de woning aan haar, dan wel aan toedeling van de woning aan de man, en anders aan de verkoop van de woning en de percelen grond. Het hof vindt het opleggen van een dwangsom voorbarig, zeker nu gebleken is dat de vrouw haar medewerking heeft verleend aan het verkoopproces van de woning aan de [adres 3] . De man heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de vrouw niet gaat meewerken. Indien toch blijkt dat de vrouw niet zal meewerken, dient de man een executiemaatregel te treffen in Turkije. Bovendien hebben beide partijen begeleiding van hun advocaten. Onder die omstandigheden ziet het hof geen aanleiding om de door de man verzochte dwangsommen op te leggen.
Terugbetaling van de hypotheeklasten en eigenaarslasten (incidenteel hoger beroep)
Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.13.
De man heeft in zijn incidenteel hoger beroep verzocht om de vrouw te veroordelen tot terugbetaling van (de helft van de) hypotheeklasten en eigenaarslasten van de voormalige echtelijke woning aan de [adres 3] . Het hof kwalificeert dit verzoek als een nevenvoorziening in de zin van artikel 827 lid 1 sub g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht om een beslissing te nemen over dit nevenverzoek, omdat de Nederlandse rechter ook bevoegd is ten aanzien van de (reeds uitgesproken) echtscheiding. Het verzoek dient naar Nederlands recht beoordeeld te worden, nu het lasten betreft van een woning die in Nederland is gelegen.
Inhoudelijke beoordeling
5.14.
De man heeft verzocht om te bepalen dat de vrouw is gehouden om met ingang van 27 november 2023 (datum indiening verzoekschrift echtscheiding) de volledige hypotheeklasten, de premie voor de levens-/beleggingsverzekering en de eigenaarslasten verbonden aan de voormalig echtelijke woning aan de [adres 3] geheel, dan wel bij helfte, aan hem te voldoen tot het moment van levering van deze woning aan een derde-koper. De man heeft aangevoerd dat hij deze kosten vanaf 27 november 2023 heeft voldaan, terwijl de vrouw het gebruik van de woning had. Daarbij heeft de man in zijn pleitaantekeningen de door hem tot dat moment betaalde rente op een bedrag van € 6.460,37 gesteld en de premies voor de levensverzekering op een bedrag van € 1.328,04. Verder heeft de man gesteld dat hij een bedrag van € 429,28 aan gemeentelijke belastingen heeft betaald, een bedrag van € 695,- aan de makelaar voor verkoop van de woning aan de [adres 3] en een bedrag van € 242,- voor de verkrijging van een Nationaal Energielabel voor de woning.
5.15.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij tot december 2024 de lasten van de woning aan de [adres 3] heeft betaald. Zij is daar per december 2024 mee gestopt, omdat de man aan haar nog een bedrag van € 5.000,- was verschuldigd uit hoofde van verdeling van de waarde van de polis levensverzekering bij EVI. Indien en voor zover de vrouw gehouden zou zijn om nog enig bedrag ter zake de lasten van de woning aan de man te voldoen, kan dit bedrag worden verrekend met het bedrag van € 5.000,- dat de man nog aan haar verschuldigd is, aldus de vrouw.
5.16.
Het hof oordeelt als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen aangegeven dat de vrouw vanaf juli 2024 (een deel) van de hypotheeklasten van de voormalig echtelijke woning is gaan betalen. Per december 2024 is zij daar weer mee gestopt, en is de man de lasten weer gaan voldoen. Dit volgt ook uit de bankafschriften en appberichten tussen partijen die de vrouw als productie H heeft overgelegd. Op grond van artikel 1:81 BW zijn echtgenoten elkaar hulp, getrouwheid en bijstand verschuldigd. Het huwelijk van partijen is op 20 mei 2025 ontbonden. Dat betekent dat de verplichting van artikel 1:81 BW tot dat moment heeft bestaan. Het hof is van oordeel dat de man aan die verplichting heeft voldaan door tot juli 2024 de hypotheek- en eigenaarslasten van de woning volledig te (blijven) voldoen. Niet gesteld of gebleken is dat hij in die periode aan de vrouw kenbaar heeft gemaakt dat zij een deel van deze kosten aan hem terug zou moeten betalen. Om die reden komt aan de man over de periode tot juli 2024 geen vordering tot terugbetaling van de door hem betaalde hypotheekkosten toe. Vanaf juli 2024 is de vrouw de hypotheeklasten voor de voormalig echtelijke woning gaan betalen. Het hof begrijpt hieruit dat partijen vanaf dat moment de (stilzwijgende) afspraak hebben gemaakt dat de vrouw deze lasten volledig zou voldoen. Weliswaar is de vrouw daar in december 2024 weer mee gestopt, maar zij heeft zelf aangegeven dat zij hiermee is gestopt, omdat de man nog een bedrag aan haar verschuldigd was uit hoofde van verdeling van de polis van levensverzekering en verdeling van de saldi van de bankrekeningen. In dit verband heeft zij gesteld dat zij het door haar aan de man verschuldigde bedrag aan hypotheeklasten wilde verrekenen met het door de man aan haar verschuldigde bedrag uit hoofde van de verdeling. Uit dit beroep op verrekening volgt dat de vrouw de verschuldigdheid van de hypotheekrente vanaf juli 2024 op zich niet betwist. Dat betekent dat, indien en voor zover de vrouw deze hypotheeklasten vanaf juli 2024 niet volledig heeft voldaan, zij deze bedragen alsnog aan de man dient te vergoeden, en wel tot het moment waarop de woning aan een derde-koper zal zijn geleverd. Het hof is van oordeel dat hetzelfde voor de gemeentelijke belastingen geldt. De man heeft deze lasten tot juli 2024 bij uitsluiting van de vrouw voldaan ter voldoening aan zijn verplichting om de vrouw financiële bijstand te verlenen. Ook ten aanzien van deze kosten heeft de man in die periode nooit aan de vrouw kenbaar gemaakt dat zij deze aan de man zou moeten vergoeden. Naar het oordeel van het hof is de vrouw vanaf juli 2024 wél gehouden bij te dragen in de gemeentelijke belastingen. Vanaf dat moment hebben partijen immers andersluidende afspraken gemaakt ten aanzien van de hypotheekrente, zodat de vrouw ook niet zonder meer ervan mocht uitgaan dat de man (ook) de gemeentelijke belastingen volledig zou blijven dragen. Omdat partijen gezamenlijk eigenaar zijn van de woning, is het hof van oordeel dat partijen het eigenaarsdeel van de gemeentelijke belastingen vanaf dat moment ieder bij helfte dienen te dragen. Het gebruiksdeel van de gemeentelijke belasting dient vanaf 1 juli 2024 volledig door de vrouw gedragen te worden, omdat zij het uitsluitend gebruik van de woning had.
5.17.
Wat betreft de overige door de man gestelde kosten overweegt het hof als volgt. De kosten ten aanzien van de door de man gestelde levensverzekering van € 1.328,04 (vanaf de ontbinding van de gemeenschap tot aan de zitting) hebben een vermogensopbouwend karakter (HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9769). Het uitgangspunt is dat beide partijen dergelijke kosten bij helfte dienen te dragen. Het hof zal om die reden het subsidiaire verzoek van de man ten aanzien van deze kosten toewijzen en bepalen dat de vrouw met ingang van 27 november 2023 de helft van deze kosten dient te voldoen c.q. aan de man dient te vergoeden.
5.18.
Het verzoek van de man ten aanzien van de makelaarskosten van € 695,- en het nationale energielabel van € 242,- zal het hof afwijzen. Deze kosten hebben immers betrekking op de verkoop van de woning. In zijn incidenteel hoger beroep heeft de man alleen om vergoeding van de hypotheeklasten, verzekeringen en eigenaarslasten verzocht. Het verzoek ten aanzien van de makelaarskosten en het energielabel is derhalve een nieuw verzoek, dat niet voor het eerst bij gelegenheid van de mondelinge behandeling kan worden gedaan.
In de zaak met zaaknummer 200.351.748/02 (incident)
5.19.
Het hof zal het verzoek van de vrouw om de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de woning en de percelen grond in Turkije te schorsen, afwijzen. De vrouw heeft geen belang meer bij haar verzoek, omdat het hof bij deze beschikking uitspraak doet in de hoofdzaak.

6.De beslissing

Het hof:
In de zaak met zaaknummer 200.351.748/01 (hoofdzaak)
In het principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt de beschikking waarvan beroep en in zoverre opnieuw rechtdoende:
gelast de wijze van verdeling van
de woning in Turkijeals volgt:
- veroordeelt partijen om de woning in Turkije aan de vrouw toe te delen, onder de voorwaarde dat de vrouw de helft van de waarde van de woning aan de man dient te vergoeden;
- bepaalt dat de taxatie van de woning wordt verricht - naar keuze van de vrouw, maar in opdracht van beide partijen - door makelaar Zeren Emrak Makelaardij of door makelaar Dikili Korfez Otomoti;
- bepaalt dat de vrouw binnen één week na deze beschikking aan de man laat weten welke van de twee makelaars haar voorkeur heeft, en dat partijen vervolgens binnen één week daarna aan deze makelaar de opdracht geven om de waarde van de woning vast te stellen;
- bepaalt dat partijen binnen drie maanden na de waardebepaling door de makelaar alle benodigde rechtshandelingen zullen verrichten om de eigendom van de woning aan de vrouw te doen overgaan, onder de verplichting van de vrouw om aan de man de helft van de waarde van de woning te betalen;
- bepaalt dat partijen de makelaarskosten, (eventuele) kosten van de notaris en andere kosten van verkoop ieder bij helfte dienen te dragen;
voor het geval de vrouw de helft van de overwaarde van de woning niet binnen drie maanden na de waardebepaling aan de man kan (doen) uitbetalen:
- veroordeelt partijen om de woning aan de man toe te delen, onder de voorwaarde dat de man de helft van de waarde van de woning aan de vrouw dient te vergoeden;
- bepaalt dat toedeling van de woning aan de man geschiedt tegen de waarde zoals die is vastgesteld door de hiervoor genoemde makelaar/taxateur;
- bepaalt dat partijen binnen drie maanden nadat de termijn voor toedeling aan de vrouw is verstreken alle benodigde rechtshandelingen zullen verrichten om de eigendom van de woning aan de man te doen overgaan, onder de verplichting van de man om de helft van de waarde van de woning aan de vrouw te betalen;
- bepaalt dat, indien de vrouw niet haar onvoorwaardelijke medewerking verleent aan alle rechts- en feitelijke handelingen die nodig zijn om de eigendom van de woning aan de man te doen overgaan, deze beschikking zo nodig voor die handelingen in de plaats treedt;
- bepaalt dat partijen de makelaarskosten, (eventuele) kosten van de notaris en andere kosten van verkoop ieder bij helfte dienen te dragen;
voor het geval de man niet binnen drie maanden nadat de termijn voor toedeling aan de vrouw is verstreken de helft van de overwaarde van de woning aan de vrouw kan (doen) uitbetalen;
- veroordeelt partijen om de woning aan een derde te verkopen en over te dragen;
- bepaalt (i) dat de verkoop van de woning geschiedt via de makelaar die eerder de waarde van de woning heeft vastgesteld, (ii) dat partijen binnen een week nadat de termijn voor toedeling van de woning aan de man is verstreken aan deze makelaar een opdracht tot verkoop zullen geven, en (iii) dat partijen zijn aanwijzingen en adviezen zullen opvolgen wat betreft de vraagprijs en het accepteren van biedingen;
- veroordeelt partijen om hun onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan alle rechts- en feitelijke handelingen die nodig zijn om de verkoop en overdracht van de woning aan een derde te realiseren;
- bepaalt dat indien de vrouw niet haar onvoorwaardelijke medewerking aan verkoop van de woning verleent, deze beschikking zo nodig in de plaats treedt van de door de vrouw te verrichten rechtshandelingen, waaronder het verstrekken van de verkoopopdracht aan de makelaar, het accepteren van biedingen conform de adviezen van de makelaar, de ondertekening van de koopovereenkomst, en alle handelingen die nodig zijn om de eigendom van de woning op de derde-koper te doen overgaan;
- bepaalt dat partijen de makelaarskosten, (eventuele) kosten van de notaris en andere kosten van verkoop ieder bij helfte dienen te dragen;
- bepaalt dat de verkoopopbrengst van de woning, na aftrek van kosten, aan ieder van partijen bij helfte toekomt en dient te worden uitgekeerd;
gelast de wijze van verdeling van
de percelen grond in Turkijeals volgt:
- veroordeelt partijen om de percelen grond in Turkije van in totaal 7,5 hectare in [plaats] aan de vrouw toe te delen, onder de voorwaarde dat de vrouw de helft van de waarde van die percelen aan de man dient te vergoeden;
- bepaalt dat de waarde van de percelen zal worden vastgesteld door een nog nader door partijen te kiezen taxateur-makelaar, waarbij de vrouw binnen één week na de datum van deze beschikking drie taxateurs-makelaar aan de man kenbaar zal maken, waarna de man hieruit één taxateur-makelaar kiest die in opdracht van beide partijen de percelen zal taxeren;
- bepaalt dat partijen binnen drie maanden na de waardebepaling door de taxateur-makelaar alle benodigde rechtshandelingen zullen verrichten om de eigendom van de percelen grond aan de vrouw te doen overgaan, onder de verplichting van de vrouw om aan de man de helft van de waarde van de percelen uit te betalen;
voor het geval de vrouw de helfte van de overwaarde van de percelen niet binnen drie maanden na de waardebepaling aan de man kan voldoen:
- veroordeelt partijen om de percelen grond aan een derde te verkopen en over te dragen;
- bepaalt (i) dat de verkoop van de percelen geschiedt via de taxateur-makelaar die eerder de waarde van de percelen heeft vastgesteld, (ii) dat partijen binnen een week nadat de termijn voor toedeling van de percelen grond aan de vrouw is verstreken aan deze taxateur-makelaar een opdracht tot verkoop zullen geven, en (iii) dat partijen zijn aanwijzingen en adviezen zullen opvolgen wat betreft de vraagprijs en het accepteren van biedingen;
- veroordeelt partijen om hun onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan alle rechts- en feitelijke handelingen die nodig zijn om de verkoop en overdracht van de percelen grond aan een derde te realiseren;
- bepaalt dat indien de vrouw niet haar onvoorwaardelijke medewerking aan verkoop van de percelen grond verleent, deze beschikking zo nodig in de plaats treedt van de door de vrouw te verrichten rechtshandelingen, waaronder het verstrekken van de verkoopopdracht aan de taxateur-makelaar, het accepteren van biedingen conform de adviezen van de taxateur-makelaar, de ondertekening van de koopovereenkomst en alle handelingen die nodig zijn om de eigendom van de percelen grond op de derde-koper te doen overgaan;
- bepaalt dat partijen de makelaars-/taxateurskosten, (eventueel) kosten van de notaris en andere kosten van verkoop ieder bij helfte dienen te dragen;
- bepaalt dat de verkoopopbrengst van de percelen grond, na aftrek van kosten, aan ieder van partijen bij helfte toekomt en uitgekeerd dient te worden;
bepaalt dat de vrouw met ingang van juli 2024 de volledige hypotheeklasten dient te voldoen voor de voormalig echtelijke woning aan de [adres 3] te [plaats A] tot het moment van overdracht van de woning aan een derde, en bepaalt dat, indien en voor zover de man deze lasten heeft betaald, de vrouw deze lasten aan de man dient te vergoeden;
bepaalt dat de vrouw met ingang van 27 november 2023 de helft van de premie van de levensverzekering die is verbonden aan de hypotheek voor de voormalig echtelijke woning aan de [adres 3] te [plaats A] dient te betalen tot het moment van overdracht van de woning aan een derde, en bepaalt dat, indien en voor zover de man deze premie heeft betaald, de vrouw deze premie aan de man dient te vergoeden;
bepaalt dat de vrouw met ingang van 1 juli 2024 de helft van het eigenaarsdeel van de gemeentelijke belastingen voor de voormalig echtelijke woning aan de [adres 3] te [plaats A] bij helfte dient te dragen tot het moment van overdracht van de woning aan een derde, en bepaalt dat, indien en voor zover de man meer dan de helft van de eigenaarslasten heeft betaald, de vrouw dat meerdere aan de man dient te vergoeden;
bepaalt dat de vrouw met ingang van 1 juli 2024 het gebruikersdeel van de gemeentelijke belastingen voor de voormalig echtelijke woning aan de [adres 3] te [plaats A] volledig dient te dragen tot het moment van overdracht van de woning aan een derde, en bepaalt dat, indien en voor zover de man deze lasten heeft betaald, de vrouw deze aan de man dient te vergoeden;
verklaart de hiervoor gegeven beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover deze betrekking heeft op de overige beslissingen van de rechtbank;
wijst het in hoger beroep het meer of anders verzochte af.
In de zaak met zaaknummer 200.351.748/02 (incident)
wijst het verzoek van de vrouw tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Troost, mr. A.R. Sturhoofd en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 21 oktober 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.