Op 23 oktober 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 10 mei 2022 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan oplichting en opzetwitwassen. De tenlastelegging omvatte het verbergen van de herkomst van geld en het verstrekken van persoonlijke gegevens aan medeverdachten, die deze gegevens gebruikten voor frauduleuze activiteiten. Tijdens de zitting op 9 oktober 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die beweerde dat de verdachte op de hoogte was van de misdrijven en dat haar handelingen als bevorderend konden worden aangemerkt. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen bewijs was voor het vereiste opzet. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de kans dat haar gegevens voor oplichting of witwassen zouden worden gebruikt. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.