ECLI:NL:GHAMS:2025:2872

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
23-000206-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inbraak met DNA-bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, was beschuldigd van inbraak in een restaurant op 18 november 2024, waarbij diverse goederen zijn ontvreemd. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die de verdachte had vrijgesproken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 september 2025 werd het bewijs besproken, waaronder een bloedspoor dat het DNA-profiel van de verdachte bevatte. De verdediging stelde dat de verdachte niet in het restaurant was en dat hij iemand had geholpen met het wegtillen van goederen. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was en dat hij een van de daders was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen, met gebruik van braak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000206-25
datum uitspraak: 2 oktober 2025
TEGENSPRAAK (279 Sv)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2025 in de strafzaak onder parketnummer 13-009117-25 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 18 november 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere laptop(s) en/of een of meerdere keukenmes(sen) en/of een of meerdere speaker(s) en/of een of meerdere chocoladetaart(en) en/of een of meerdere telefoonoplader(s) en/of een of meerdere kilo's, althans een hoeveelheid, koffiebonen, en/of diverse flessen drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of aan restaurant [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiairhij op of omstreeks 18 november 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere laptop(s) en/of een of meerdere keukenmes(sen) en/of een of meerdere speaker(s) en/of een of meerdere chocoladetaart(en) en/of een of meerdere telefoonoplader(s) en/of een of meerdere kilo's, althans een hoeveelheid, koffiebonen, en/of diverse flessen drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of aan restaurant [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde((n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 18 november 2024 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door te helpen met het wegtillen van de gestolen goederen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Nu de benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering en niet is gebleken dat de benadeelde partij zich op grond van het bepaalde van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering in hoger beroep (wederom) als benadeelde partij in dit strafproces heeft gevoegd, kan de vordering buiten beschouwing blijven.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft betoogd dat het primair tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zowel van het primair als het subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De verdachte is niet herkend op de camerabeelden van het restaurant waarop de daders zijn vastgelegd die binnen zijn geweest. De verklaringen van de verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris en op de zitting in eerste aanleg, komen er kort gezegd op neer dat hij iemand heeft geholpen met het wegtillen van goederen, maar dat hij niet in het restaurant is geweest. Er is geen reden om aan de geloofwaardigheid van deze verklaringen te twijfelen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Op 18 november 2024 omstreeks 09.00 uur is ontdekt dat er in het restaurant is ingebroken. Op de camerabeelden van het restaurant is zichtbaar dat er rond 6.00 uur twee personen in het restaurant zijn geweest die goederen hebben ontvreemd. Er bleek een gat te zijn gemaakt in het raam naast de achterdeur. Op de binnenste laag van het dubbelglas dat in de sponning was achtergebleven is een bloedspoor aangetroffen dat het DNA-profiel van de verdachte bevatte.
Van de verdachte mag worden verlangd dat hij met een aannemelijke verklaring komt voor de aanwezigheid van zijn DNA op de beschreven plek.
Naar het oordeel van het hof is de daarover door de verdachte afgelegde verklaring volstrekt ongeloofwaardig. Zonder verdere tekst en uitleg - die door de afwezigheid van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep nog steeds ontbreekt - is namelijk niet inzichtelijk waarom en hoe de verdachte iemand - die hij naar eigen zeggen niet kent - zou hebben geholpen door goederen naar buiten te tillen.
Bij gebrek aan een geloofwaardige verklaring gaat het hof er vanuit dat de verdachte een van de twee personen is geweest die op de beelden is te zien in het restaurant. Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in vereniging met een ander (namelijk [medeverdachte] ) de inbraak heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 november 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, laptops en keukenmessen en een speaker en een chocoladetaart en telefoonopladers en koffiebonen en flessen drank, die aan [slachtoffer] en/of aan restaurant [bedrijf] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest niet overschrijdt (8 dagen), eventueel in combinatie met een voorwaardelijk deel, als stok achter de deur.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met samen een ander schuldig gemaakt aan een inbraak in een bedrijfspand. Zij hebben daarbij een glazen raam vernield. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van het restaurant. Hij heeft verder schade, overlast en frustratie veroorzaakt. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 september 2025 is de verdachte eerder veelvuldig voor vermogensdelicten, waaronder bedrijfsinbraken, onherroepelijk veroordeeld. Acht slaand op de ernst van het feit, de eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten en de straffen die doorgaans voor bedrijfsinbraken worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, acht het hof, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. M.J.A. Duker en mr. P.J. van Eekeren, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 oktober 2025.
Mr. P.J. van Eekeren is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]