ECLI:NL:GHAMS:2025:2875

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
23-001395-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de kinderrechter in een zaak van oplichting en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 27 mei 2025 was vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, waaronder oplichting en medeplichtigheid. De verdachte, geboren in 2006, had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medepleger of medeplichtige aan de oplichting, omdat er onvoldoende bewijs was van zijn betrokkenheid voorafgaand aan of ten tijde van de oplichting. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte op 14 juli 2023 te Amsterdam een geldbedrag van 800 euro had gepind, wetende dat dit geld afkomstig was van een misdrijf. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De kinderrechter had eerder een werkstraf van 40 uren opgelegd, maar het hof besloot in hoger beroep de straf te verlagen naar een werkstraf van 30 uren en 15 dagen jeugddetentie. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de ontwrichtende werking van witwassen op de openbare orde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001395-25
datum uitspraak: 2 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 27 mei 2025 in de strafzaak onder parketnummer 13-069048-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de kinderrechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1. primair, 1. subsidiair en 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde - aan de verdachte tenlastegelegd dat:
3. primair
hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 13 juli 2023 tot en met 16 juli 2023, in Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een hoeveelheid geld door
- een of meer (sms- en/of Whatsapp-)berichten te sturen naar die [slachtoffer] en zich daarin/daarbij voor te doen als zijnde de dochter, althans een familielid, van die [slachtoffer] en/of
- in een of meer (sms- en/of Whatsapp-)berichten te stellen dat hij/zij haar telefoon was kwijtgeraakt en/of dat hij/zij nu een telefoon van haar werk had gekregen en/of dat het telefoonnummer gewijzigd was en/of dat er betalingen gedaan moesten worden (aan cliënten) en/of dat die betalingen niet tot volgende week konden wachten en/of dat die [slachtoffer] het geld terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer] te bewegen tot het overmaken van een of meer geldbedragen en/of
- een of meer (bank)rekeningnummers te sturen waarnaar die [slachtoffer] een of meer geldbedragen kon overmaken en/of
- ( kort) nadat die [slachtoffer] een of meer geldbedragen had overgemaakt een of meer bedragen te pinnen;
3. subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in of omstreeks de periode van 13 juli 2023 tot en met 16 juli 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten te weten de afgifte van een hoeveelheid geld door
- een of meer (sms- en/of Whatsapp-)berichten te sturen naar die [slachtoffer] en zich daarin/daarbij voor te doen als zijnde de dochter, althans een familielid, van die [slachtoffer] en/of
- in een of meer (sms- en/of Whatsapp-)berichten te stellen dat hij/zij haar telefoon was kwijtgeraakt en/of dat hij/zij nu een telefoon van haar werk had gekregen en/of dat het telefoonnummer gewijzigd was en/of dat er betalingen gedaan moesten worden (aan cliënten) en/of dat die betalingen niet tot volgende week konden wachten en/of dat die [slachtoffer] het geld terug zou krijgen en/of
- die [slachtoffer] te bewegen tot het overmaken van een of meer geldbedragen en/of
- een of meer (bank)rekeningnummers te sturen waarnaar die [slachtoffer] een of meer geldbedragen kon overmaken en/of
- ( kort) nadat die [slachtoffer] een of meer geldbedragen had overgemaakt een of meer bedragen te pinnen
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 14 juli 2023 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (kort) nadat die [slachtoffer] een of meer geldbedragen had overgemaakt dat/die geldbedrag(en) te pinnen;
3. meer subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2023 te Amsterdam goederen, te weten geld (800 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen terwijl hij ten tijde van het verwerven, voorhanden hebben en/of overdragen van dat geld wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geld onmiddellijk of middelijk afkomstig was van enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

Vrijspraak

Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 3 primair en 3 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Ter toelichting merkt het hof op dat uit het dossier onvoldoende concreet blijkt van betrokkenheid (en wetenschap) voorafgaand aan of ten tijde van de oplichting om de verdachte als medepleger of medeplichtige aan die oplichting aan te merken.

Bewijsoverweging

Onder feit 3 meer subsidiair wordt de verdachte verweten dat hij op 14 juli 2023 een geldbedrag van 800 euro heeft gepind, terwijl hij wist (of redelijkerwijs moest vermoeden) dat dit geld van misdrijf afkomstig was.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat dit feit in de opzetvariant bewezen kan worden verklaard.
De verdachte heeft ontkend dat hij degene is die op de beelden van de pinautomaat zichtbaar is ten tijde van de betreffende pintransactie. De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat de herkenning door de betreffende politieambtenaar onvoldoende betrouwbaar zou zijn.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier volgt – kort gezegd – dat de aangeefster [slachtoffer] whatsapp berichten heeft gekregen die afkomstig lijken van haar dochter. Aangeefster [slachtoffer] heeft naar aanleiding van die berichten onder meer op 14 juli 2023 omstreeks 12.18 uur een bedrag van € 1.980,00 overgemaakt op het rekeningnummer: [iban] op naam van [medeverdachte 2] . Van deze rekening wordt op 14 juli 2023 omstreeks 12.33 uur € 800,00 opgenomen bij een geldautomaat op het [adres 2] te Amsterdam. Van de pintransactie zelf zijn camerabeelden beschikbaar.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij de bewegende camerabeelden heeft bekeken en de persoon die pint daarop direct heeft herkend als zijnde de verdachte. Voor de herkenning heeft hij gebruik gemaakt van een politiefoto die van de verdachte beschikbaar was. Hij heeft de verdachte herkend aan de vorm van zijn gezicht, in het bijzonder zijn opvallende lichtkleurige onderlip, ogen en brede neus. Verbalisant [verbalisant 1] is vervolgens samen met verbalisant [verbalisant 2] naar de woning van de verdachte gegaan om hem een ontbiedingsbrief te overhandigen. Beide verbalisanten constateerden op dat moment dat de verdachte en de persoon op de camerabeelden één en dezelfde persoon zijn.
Het hof is van oordeel dat de ter terechtzitting in hoger beroep afgespeelde camerabeelden van een dusdanig goede kwaliteit zijn dat een herkenning op basis daarvan mogelijk is. Het hof heeft verder geconstateerd dat de uiterlijke kenmerken van de verdachte die zowel op de politiefoto te zien zijn als die het hof zelf ter terechtzitting heeft waargenomen goed passen bij de op de camerabeelden zichtbare persoon. Het hof heeft daarom geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de herkenning door verbalisant [verbalisant 1] en later een tweede verbalisant te twijfelen.
Aan het bewijs van het tenlastegelegde feit 3 meer subsidiair draagt bovendien het volgende bij.
Volgens [medeverdachte 2] was de bankpas van de rekening waarop [slachtoffer] het geld had overgemaakt in bezit van [medeverdachte 1] , met wie hij samen mensen zou oplichten.
Het hof heeft waargenomen dat de persoon op de beelden voorafgaande aan- en tijdens de pintransactie aan het praten is, terwijl door de politie is vastgesteld dat het bij de verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer en het bij [medeverdachte 1] in gebruik zijnde telefoonnummer op dat moment contact met elkaar hadden. Van betekenis in dit verband is dat door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is verklaard dat hij destijds dagelijks met [medeverdachte 1] omging.
Gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden, in samenhang beschouwd met het feit dat de verdachte een groot geldbedrag heeft gepind met een aan hem door een ander verstrekte bankpas waarop een voor hem onbekende naam stond, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de misdadige herkomst van het geldbedrag dat hij heeft gepind.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 juli 2023 te Amsterdam goederen, te weten geld (800 euro), heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het verwerven en voorhanden hebben van dat geld wist dat dit geld onmiddellijk of middelijk afkomstig was van enig misdrijf.
Hetgeen onder 3 meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 meer subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 3 meer subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 3 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 3 meer subsidiair tenlastegelegde (witwassen) zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen, door met een bankpas op naam van een ander een geldbedrag op te nemen dat afkomstig was van oplichting. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Witwassen heeft een ontwrichtende werking op het financieel en economisch verkeer en de openbare orde en de verdachte verdient daarom straf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 september 2025 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de Raad voor de Kinderbescherming meegedeeld dat er wat de Raad betreft op dit moment geen zorgen zijn omtrent de verdachte en dat daarom een onvoorwaardelijke werkstraf passend wordt geacht.
Het hof houdt bij het bepalen van de straf rekening met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.J. van Eekeren, mr. C.J. van der Wilt en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 oktober 2025.
Mr. P.J. van Eekeren is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.