ECLI:NL:GHAMS:2025:2916

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
200.329.373/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bindend advies inzake aandelenoverdracht en waardebepaling

In deze zaak heeft Cifav III B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin haar verzoek om vernietiging van een bindend advies werd afgewezen. Het geschil betreft de teruglevering van aandelen in Buigstaal Tubebending Nederland B.V. aan Torpedo Nederland B.V. na een eerdere koopovereenkomst. De deskundige die de waarde van de aandelen moest vaststellen, heeft deze op nihil vastgesteld. Cifav verzocht om vernietiging van dit bindend advies en om een nieuwe koopsom vast te stellen. De rechtbank heeft de vorderingen van Cifav afgewezen, omdat zij onvoldoende onderbouwd achtte dat het bindend advies ernstige gebreken vertoonde. In hoger beroep heeft Cifav vier grieven aangevoerd, waaronder de schending van het beginsel van hoor en wederhoor en de inhoud van het advies. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bindend advies niet vernietigd kon worden. Het hof heeft vastgesteld dat Cifav voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op de prognoses en dat de deskundige de aangeleverde cijfers op een juiste manier heeft beoordeeld. De grieven van Cifav zijn afgewezen, en het hof heeft de proceskostenveroordeling van de rechtbank bevestigd, met aanpassing van het liquidatietarief. Het hof heeft het bestreden vonnis deels vernietigd en Cifav veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.329.373/01
zaak- / rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/712346 / HA ZA 22-30
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 november 2025
in de zaak van
CIFAV III B.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
advocaat: mr. P. Habermehl te Amsterdam,
tegen
TORPEDO NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Bussum,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.P.F.R. Bugter te Amsterdam.
Partijen worden hierna Cifav en Torpedo genoemd.

1.De zaak in het kort

Cifav heeft de aandelen in de onderneming Buigstaal Tubebending Nederland B.V. gekocht van Torpedo, maar niet het overeengekomen aankoopbedrag voldaan. Na eerdere vaststellingsovereenkomsten is tussen partijen afgesproken dat Cifav de aandelen tegen een door een deskundige vast te stellen bedrag terug zou leveren aan Torpedo. De deskundige heeft de waarde van de aandelen op nihil vastgesteld. Cifav heeft verzocht dit bindend advies te vernietigen en een nieuwe koopsom vast te stellen. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. In hoger beroep vordert Cifav alsnog toewijzing van haar vorderingen. Daarnaast verzoekt Cifav het hof middels art. 22 Rv Torpedo te bevelen inzicht te geven in de resultaten van de onderneming van 2021 tot en met heden. Het hof wijst deze vorderingen af.

2.Het geding in hoger beroep

Cifav is bij dagvaarding van 3 maart 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 7 december 2022 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Cifav als eiseres en Torpedo als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 6 september 2024 laten toelichten. Cifav door mr. Habermehl voornoemd en Torpedo door mr. Bugter voornoemd, beiden aan de hand van overlegde spreekaantekeningen.
Cifav heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog haar vorderingen zal toewijzen, zoals die zijn komen te luiden na de eiswijziging bij de akte van 8 september 2022 en terugbetaling te bevelen van hetgeen Cifav ter uitvoering van het bestreden vonnis aan Torpedo heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van Torpedo in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
Torpedo heeft geconcludeerd tot het verwerpen van de grieven van Cifav, en het afwijzen van de vorderingen van Cifav zoals geformuleerd in de memorie van grieven, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Cifav in de kosten van het geding – naar het hof aanneemt – in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Na de mondelinge behandeling op 6 september 2024 heeft een rechterswisseling plaatsgevonden, waarbij mr. Pieters is vervangen door mr. Van der Burg. Partijen zijn hiervan op de hoogte gesteld en hen is tevens gelegenheid geboden om een nieuwe mondelinge behandeling te laten plaatsvinden. Beide partijen hebben aangegeven daarvan af te zien.

3.Feiten

3.1.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, hoogstens gaat het vervolgens om de duiding van bepaalde feiten. Bovendien is er geen kenbare grief tegen aangevoerd, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Zo nodig aangevuld met andere feiten zijn deze als volgt.
3.2.
Cifav en Marinoffs B.V. (hierna: Marinoffs) zijn aan de heer [naam 1] gelieerde vennootschappen.
3.3.
Torpedo was bestuurder en enig aandeelhouder van Buigstaal Tubebending Nederland B.V. (hierna: Buigstaal) en Torpedo Machining B.V. (hierna: Machining). De bestuurder van Torpedo is de heer [naam 2] .
3.4.
Op 11 juli 2018 is een koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst) gesloten tussen Marinoffs en Torpedo over de aankoop door Marinoffs van de aandelen in Buigstaal en Machining (hierna: de Aandelen). De koopsom bestond uit een vast gedeelte van € 1.400.000,00, waarvan een gedeelte van € 750.000,00 bij levering van de Aandelen moest worden voldaan en € 650.000,00 op 31 oktober 2018. Daarnaast was er een
earn-outvan maximaal € 700.000,00 afgesproken en zou € 1.177.539,00 betaald worden voor de overname van een vordering van Torpedo op Buigstaal. Tot zekerheid voor de betaling van de koopsom verkreeg Torpedo een pandrecht op de Aandelen. ‬‬
3.5.
Kort voor de overdracht van de Aandelen is Cifav opgericht met als doel de Aandelen in de plaats van Marinoffs te verwerven. Cifav heeft alle verplichtingen van Marinoffs uit de koopovereenkomst overgenomen. Marinoffs heeft zich daarbij hoofdelijk aansprakelijk verklaard voor alle verplichtingen van Cifav tegenover Torpedo.
3.6.
Op 21 september 2018 heeft Torpedo de Aandelen aan Cifav geleverd. Cifav werd ook bestuurder van Buigstaal en Machining.
3.7.
Cifav heeft van de koopsom een totaalbedrag van € 1.400.000,00 betaald aan Torpedo. Het restant van de koopsom (€ ‭1.877.539‬,00) is onbetaald gebleven.‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
3.8.
Op 26 maart 2019 is het faillissement van Marinoffs uitgesproken.
3.9.
Cifav en Torpedo hebben op 29 januari 2019 en 25 oktober 2019 twee vaststellingsovereenkomsten gesloten, waarin zij afspraken hebben gemaakt over de openstaande schuld van Cifav aan Torpedo op grond van de koopovereenkomst.
3.10.
Op 27 januari 2021 hebben partijen een derde vaststellingsovereenkomst (hierna: de Vaststellingsovereenkomst) gesloten. In de Vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat Cifav in gebreke is in de nakoming van haar betalingsverplichting tegenover Torpedo op grond van de koopovereenkomst, waardoor de financiële verplichtingen daaruit direct opeisbaar zijn geworden. De vordering van Torpedo op Cifav is per 31 maart 2021 vastgesteld op ten minste € 1.950.000,00, vermeerderd met 4% rente per jaar. Partijen kwamen overeen dat als Cifav uiterlijk 31 maart 2021 die schuld niet volledig zou hebben afbetaald of de aandelen van Buigstaal niet zou hebben verkocht aan een derde voor een koopsom hoger dan die schuld, Cifav de aandelen in Buigstaal aan Torpedo zou overdragen tegen een door een deskundige te bepalen waarde. Deze waarde zou dan worden verrekend met de vordering van Torpedo op Cifav (artikel 1). Per 1 februari 2021 is Torpedo benoemd als tweede bestuurder van Buigstaal (artikel 2.1) naast Cifav.
3.11.
In maart 2021 hebben Cifav en Torpedo in lijn met de Vaststellingsovereenkomst de heer [naam 3] van MKBedrijfswaarde (hierna: [naam 3] ) de opdracht gegeven om als deskundige de waarde van de aandelen van Buigstaal per 1 januari 2021 vast te stellen. In de overeenkomst van opdracht is opgenomen dat [naam 3] aan de hand van de door partijen overgelegde informatie een vragenlijst zal sturen. Artikel 2 van de overeenkomst vermeldt:

Een partij (I) dient deze vragenlijst binnen 48 uur te beantwoorden waarna de andere partij (II) binnen 48 uur zal reageren. (…) Bij de overige individuele vragen gaan wij[ [naam 3] , hof]
ervan uit dat uiterlijk binnen 48 uur wordt gereageerd.”.
3.12.
In april 2021 heeft [naam 4] (hierna: [naam 4] ) per e-mail financiële stukken van Buigstaal met toelichting verstrekt aan [naam 3] . [naam 4] heeft daarbij aangegeven dat hij sinds vijf maanden werkzaam was voor Buigstaal en dat hij de door hem verstrekte cijfers normaal gesproken zou doorsturen naar de accountant.
3.13.
[naam 3] heeft op 10 mei 2021 per e-mail aan de advocaten van partijen gestuurd:
“Normaal gesproken werk ik met jaarrekeningen. Ik beschik over de cijfers tot en met 2018. Bij de heer Watanabe heb ik meerdere keren nagevraagd of ik kan beschikken over de jaarrekeningen van 2019 en 2020. Hierop heb ik geen reactie gekregen. In ons eerste telefonisch overleg hebben jullie aangegeven dat jullie de pragmatische weg willen bewandelen om tot een oplossing te komen. Jullie hebben mij gevraagd een waardering op te stellen per 1 januari 2021. Ik heb dus een gat tussen 2018 en 1 januari 2021. Vandaar dat ik naar het beste alternatief heb gezocht en denk dit te hebben gevonden in de cijfers van de heer [naam 4] .
De eerste stap is het met elkaar eens zijn over de cijfer 2019. Ik heb van de heer [naam 4] cijfers ontvangen. Deze cijfers bevatten verborgen onderbouwingen (zoals eerder aangegeven). Als ik dat zo kan inzien dan kan @watanabe opdrachtgever dat ook inzien. Om het e.e.a. in mijn waarderingsrapport overzichtelijk te houden corrigeer ik alle posten in 2020.
(…)
Ik ben geen accountant of advocaat. Ik moet werken met informatie die aan mij wordt verstrekt. Als jullie het niet met elkaar eens kunnen worden dan zal ik moeten wachten op een jaarrekening om verder te gaan.”.
3.14.
Op 25 mei 2021 heeft [naam 3] per e-mail aan de advocaten van partijen het volgende bericht gestuurd:
“Op 21-4-2021 ontving ik de balans en resultatenrekening van 2020. Deze cijfers heb ik met u gedeeld op 22-4-2021. (…)
Kan ik wat u en uw opdrachtgever betreft met deze cijfers uit 2020 werken?
(…)
Om onnodige vertraging te voorkomen is door partijen afgesproken dat er zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen 48 uur na het verzenden van de mail, met feedback moet worden gekomen. Is er geen reactie binnen 48 uur, dan mag ik ervan uitgaan dat de partij die niet heeft gereageerd akkoord gaat met het voorstel, de tekst of de reactie.”
Op deze e-mail heeft Torpedo de volgende dag gereageerd met het bericht dat in de balans oninbare posten staan die nog in de winst- en verliesrekening voor 2019 en 2020 zouden moeten worden meegenomen en gecorrigeerd.
3.15.
[naam 3] heeft per e-mail van 28 mei 2021 een aantal vragen gesteld aan mr. Watanabe. Per e-mail van 31 mei 2021 heeft mr. Bugter de antwoorden van [naam 4] op die vragen doorgestuurd aan [naam 3] . Mr. Watanabe heeft geen reactie gegeven.
3.16.
Op de vraag van mr. Bugter in welk stadium het waarderingstraject zich bevindt, heeft [naam 3] op 4 juni 2021 per e-mail aan mr. Bugter en mr. Watanabe geantwoord dat hij bijna over door partijen goedgekeurde cijfers tot en met 2020 beschikt. Ook heeft [naam 3] aangegeven dat hij een vragenlijst zal opstellen als hij over alle cijfers beschikt, omdat deze de basis van zijn onderzoek vormen.
3.17.
[naam 3] heeft vervolgens een vragenlijst gestuurd aan de advocaten van partijen. Op 11 juni 2021 heeft Torpedo die vragenlijst, ingevuld door mr. Bugter en [naam 4] , met bijlagen retour gestuurd. Op 16 juni 2021 heeft Cifav die vragenlijst voorzien van commentaar en prognoses van Buigstaal van voor en na/gedurende corona meegestuurd. Cifav heeft hierbij aangegeven dat Torpedo ten onrechte het standpunt inneemt dat er geen prognoses beschikbaar zijn. Daaropvolgend heeft mr. Bugter op 17 juni 2021 aangegeven dat de door Cifav gestuurde prognose volgens [naam 4] verre van realistisch te noemen is, omdat in de prognose wordt uitgegaan van een veel hogere omzet in 2020 dan is gerealiseerd. Torpedo heeft [naam 3] verzocht de door Cifav gestuurde cijfers buiten beschouwing te laten.
Op dezelfde dag heeft [naam 3] per e-mail het volgende bericht aan beide advocaten gestuurd:
“Ik kan uw redenatie volgen. Ik heb de afwijkende cijfers ook al bekeken. Ik heb in ons laatste telefonisch overleg met beide advocaten al bij de heer Watanabe aangegeven dat er de laatste jaren bijna geen investeringen zijn geweest. Sterker nog, er zijn forse desinvesteringen geweest. Dit suggereert bij mij dat er mogelijk achterstallige vervangingsinvesteringen zijn. Ik hoor graag als dit niet juist is.”.
Namens Cifav is hierop niet gereageerd.
3.18.
Na wat e-mailwisselingen, heeft [naam 3] op 9 juli 2021 aan de advocaten van partijen per e-mail gestuurd:

Dank voor deze informatie. Daarmee kan ik stukken tot en met 2020 afwerken. (…) Zonder prognose zoals gevraagd kan ik geen waardering opzetten. Op basis van de door u aan te leveren prognose zal ik een balansprognose moeten maken.”.
Op 15 juli 2021 heeft mr. Bugter de door [naam 4] opgestelde prognose voor Buigstaal over 2021 tot en met 2024 gestuurd naar [naam 3] met mr. Watanabe in de cc.
3.19.
Op 16 juli 2021 heeft [naam 3] het eerste deel van het deskundigenrapport in concept beschikbaar gesteld en partijen de gelegenheid gegeven erop te reageren.
Een commentaar van Cifav op 28 juli 2021 is dat zij ervan uitgaat dat de prognose die zij eerder heeft gestuurd wordt meegenomen. Op 12 augustus 2021 heeft [naam 3] beide advocaten geantwoord met het bericht dat hij wat betreft de door Cifav gestuurde prognose al heeft gereageerd op 17 juni 2021 (zie onder 3.17). Ook heeft [naam 3] aangegeven dat hij van [naam 4] alle onderbouwingen op de cijfers heeft ontvangen om tot (concept) overzichten en onderbouwingen over 2019 en 2020 te komen.
3.20.
Op 20 augustus 2021 heeft [naam 3] per e-mail de advocaten van partijen bericht dat hij heeft gekeken naar de door [naam 4] opgestelde prognose en aan de hand daarvan een aantal vragen heeft. Op 24 augustus 2021 heeft mr. Bugter namens Torpedo gereageerd op die vragen. Van de zijde van Cifav is geen reactie gekomen.
3.21.
Op 24 augustus 2021 heeft [naam 4] per e-mail aan [naam 3] (met mr. Bugter en [naam 2] in de cc) toegelicht waarom hij meent dat [naam 3] zich op zijn prognose kan baseren. Twee dagen later heeft [naam 3] de e-mail van [naam 4] doorgestuurd aan de advocaten van partijen. [naam 3] heeft partijen daarbij meegegeven dat hij nog aanvullende informatie mist. Mr. Bugter heeft daarop dezelfde dag gereageerd. Namens Cifav is geen reactie gekomen.
3.22.
Op 29 augustus 2021 heeft [naam 3] de uitgewerkte prognose gestuurd aan de advocaten van partijen. Op 30 augustus 2021 heeft mr. Bugter namens Torpedo akkoord gegeven op die prognose.
3.23.
Op 1 september 2021 heeft mr. Bugter [naam 3] (met kopie aan mr. Watanabe) verzocht om verder te gaan met de volgende stappen in het waarderingstraject, omdat van de zijde van Cifav geen commentaar is gekomen binnen 48 uur.
3.24.
Op 1 september 2021 reageert mr. Watanabe dat Cifav langere tijd nodig heeft voor intern overleg voordat een reactie komt. [naam 3] heeft dezelfde dag daarop als volgt gereageerd:
“Bedankt voor uw reactie maar volgens de afspraak zou u binnen twee dagen een antwoord geven, hetgeen betekent dat u uiterlijk vanochtend 9 uur antwoord had zullen geven. (…) De enige reactie die u geeft is op dhr. Bugter, terwijl u wederom niet aangeeft wanneer we wel een antwoord krijgen. Als ik morgen voor 13.00 uur geen antwoord van u heb, ga ik ervan uit dat u akkoord bent en dat ik verder kan.”
3.25.
Op 2 september 2021 om 12.50 uur heeft mr. Watanabe namens Cifav een reactie gestuurd aan [naam 3] en mr. Bugter. In deze e-mail is uiteengezet waarom Cifav het standpunt inneemt dat de door [naam 4] opgestelde prognose niet kan worden gebruikt. Ook is de door Cifav opgestelde prognose voor Buigstaal nogmaals gestuurd.
3.26.
Nadat mr. Bugter en [naam 2] per e-mail bezwaar hebben gemaakt tegen de opmerkingen van Cifav, heeft [naam 3] op dezelfde dag per e-mail gestuurd:

Geachte heer Watanabe, (…) Op 15 juli jl ontving u een prognose van de heer [naam 4] . Op 16 juli heb ik gereageerd met de mededeling dat u ook in de gelegenheid moest zijn te reageren. U heeft dat niet meer gedaan en dat is uw keuze. Tevens heeft de heer Bugter mij na mijn vakantie aangesproken waarom ik niet eerder had gereageerd. Ook daarop reageert u niet. U heeft ruimschoots de tijd gehad. Ik zal morgen op uw stuk reageren. (…)”.
3.27.
Op 3 september 2021 heeft [naam 3] per e-mail inhoudelijk gereageerd op de opmerkingen van Cifav. De reactie van [naam 3] komt erop neer dat de opmerkingen van Cifav te laat zijn. [naam 3] heeft daarbij aangegeven dat Cifav sinds 15 juli 2021 op de hoogte is geweest van onder andere de prognose van [naam 4] , maar dat Cifav toen niet tijdig (inhoudelijk) heeft gereageerd, ondanks dat Cifav hiervoor in de gelegenheid is gesteld.
3.28.
Op 8 september 2021 heeft [naam 3] het concept-waarderingsrapport gestuurd aan de advocaten van partijen.
3.29.
Op 10 september 2021 heeft mr. Bugter per e-mail gereageerd dat Torpedo geen op- of aanmerkingen heeft op het concept-rapport. Van de zijde van Cifav is geen reactie gekomen.
3.30.
Op 14 september 2021 heeft [naam 3] het definitieve waarderingsrapport (hierna ook: het bindend advies) gestuurd aan de advocaten van partijen. [naam 3] concludeert in hoofdstuk 12:
“Binnen de context van de Opdracht geeft dit Waarderingsrapport mijn oordeel over de hoogte van de Economische Waarde van Buigstaal Tubebending Nederland B.V. per 1 januari 2021. Er is een waarde berekend van -/- 214K.
Op grond van de hiervoor geformuleerde veronderstellingen en uitgangspunten concludeer ik dat de economische waarde van de aandelen per 1 januari 2021 nihil bedraagt”. Immers, als aandeelhouder ben je maximaal voor je inbreng aansprakelijk.”
3.31.
Op 4 november 2021 heeft Cifav de aandelen van Buigstaal voor € 1,00 overgedragen aan Torpedo.

4.Eerste aanleg

4.1.
Cifav heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het bindend advies met betrekking tot de door [naam 3] bepaalde waarde van de aandelen van Buigstaal en de daarop gebaseerde koopsom te vernietigen, en daarbij de waarde en de koopsom van de aandelen van Buigstaal opnieuw vast te stellen en Torpedo te veroordelen tot betaling aan Cifav van de nieuw vast te stellen koopprijs, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, en tot betaling van de (proces)kosten.
4.2.
Torpedo heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vorderingen.
4.3.
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Zij heeft daarbij de maatstaf voor vernietiging van een bindend advies als geformuleerd in art. 7:904 lid 1 BW vooropgesteld, te weten dat daartoe slechts kan worden overgegaan indien de gebondenheid aan die beslissing door inhoud of wijze van totstandkoming daarvan onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Op basis van een schets van het feitelijke verloop tot het uiteindelijke advies komt de rechtbank tot het oordeel dat Cifav onvoldoende heeft onderbouwd dat [naam 3] het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden, zodat het bindend advies op die grond geen ernstige gebreken bevat. Verder heeft Cifav geenszins onderbouwd en is ook niet gebleken dat [naam 3] een onaanvaardbare fout heeft gemaakt en een zodanig inhoudelijk onjuiste vaststelling heeft gegeven dat hij niet heeft gehandeld als een redelijk bindend adviseur. De stelling dat het bindend advies vanwege de inhoud een zodanig ernstig gebrek bevat, dat dit moet worden vernietigd, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet slagen. Dit brengt mee dat ook de tweede en derde vordering van Cifav gericht op het opnieuw vaststellen van de waarde van de aandelen door de rechtbank zijn afgewezen, met veroordeling van Cifav in de proces- en nakosten.

5.Beoordeling

5.1
Cifav heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd en daarbij geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en het alsnog toewijzen van haar vorderingen zoals die zijn komen te luiden na eiswijziging bij akte van 8 september 2022.
5.2
De eerste grief richt zich op de kwestie van hoor en wederhoor, zoals daarover door de rechtbank is geoordeeld in de rov. 5.4 tot en met 5.7 van het bestreden vonnis. Welbeschouwd komt het blijkens de toelichting op de grief erop neer dat in de visie van Cifav [naam 3] ten onrechte een beweerdelijke termijnoverschrijding heeft aangegrepen om de reactie van Cifav op een voorlopige prognose buiten beschouwing te laten. Cifav heeft meerdere bezwaren tegen de prognose kenbaar gemaakt, onder andere dat de prognose in het algemeen uiterst behoudend was opgesteld (wat in het belang was van Torpedo omdat dat immers de waarde van de terug te kopen aandelen negatief beïnvloedt) en verder dat zij niet over alle voor de beoordeling van de prognose relevant (recente) gegevens beschikte, onder verwijzing naar een door Deloitte opgestelde prognose die een aanzienlijk positiever beeld gaf van de toekomstige ontwikkeling van de resultaten van Buigstaal.
5.3
De taak van de bindend adviseur [naam 3] is neergelegd in art. 1.3 van de Vaststellingsovereenkomst aldus:
“De waarde van de aandelen Buigstaal zal worden vastgesteld door een onafhankelijk register valuator (…) De koopsom van de aandelen zal gelijk zijn aan de door de Valuator vastgestelde waarde op basis van het cash free debt free principe(…)”.Verder is in art. 1.10 bepaald dat
“Ten behoeve van het boekenonderzoek zullen Cifav, Buigstaal en [naam 1] alle relevante informatie over Buigstaal beschikbaar stellen in de dataroom. Hieronder wordt in ieder geval verstaan de concept jaarrekening 2019 en de actuele financiële gegevens en een overzicht van alle bankmutaties over het boekjaar 2020. Zij zullen eveneens alle vragen en (nader) informatieverzoeken van deze geïnteresseerde partij steeds prompt en adequaat in behandeling nemen”. Het bezwaar van Cifav komt er in de kern op neer dat zij door [naam 3] onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om te reageren op hetgeen door [naam 3] en/of Torpedo is aangedragen bij het vergaren van informatie (het eerste stadium van de opdracht aan de bindend adviseur derhalve) en dat dit een schending van het beginsel van hoor en wederhoor inhoudt.
5.4
Het hof stelt – evenals de rechtbank – voorop dat partijen ingevolge art. 7:904 lid 1 BW de bindende kracht van het advies kunnen aantasten indien gebondenheid hieraan in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Deze strikte maatstaf brengt mee dat een partij bij een bindend advies niet elke onjuistheid in het advies kan inroepen teneinde de bindende kracht daarvan aan te tasten, doch zulks slechts hierop kan gronden dat het advies uit hoofde van zijn inhoud of wijze van totstandkoming zo zeer indruist tegen de redelijkheid en billijkheid dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat zij aan dit advies zou kunnen worden gehouden. Alleen ernstige gebreken kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is de wederpartij te houden aan de door een bindend adviseur in opdracht van partijen gegeven beslissing. Indien bij de totstandkoming van een bindend advies procedurele fouten zijn gemaakt is voor de beantwoording van de vraag of een partij haar wederpartij aan een bindend advies mag houden mede van belang of, en zo ja in welke mate, door de procedurefout nadeel aan de wederpartij is toegebracht. De van de bindend adviseurs te vergen onafhankelijke opstelling brengt mee dat de opdrachtgevers gelijkelijk al dan niet de gelegenheid moeten krijgen om te reageren op een concept-rapport. Hoor en wederhoor eisen verder in beginsel dat de andere opdrachtgever(s) in de gelegenheid worden gesteld te reageren op door één van hen aan de bindend adviseurs verstrekte gegevens (zie HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:822).
5.5
Uit de uitgebreide e-mail van 8 oktober 2021 van [naam 3] aan mr. Watanabe (van Cifav) kan worden afgeleid hoe het verloop van de informatievergaring door [naam 3] heeft plaatsgevonden en op welke wijze Cifav daar telkens bij is betrokken. Dit verslag is als zodanig niet door Cifav weersproken. Een belangrijke rol bij die informatievergaring hebben de gegevens gespeeld die werden aangeleverd door [naam 4] , de interim controller van Buigstaal, en diens op die cijfers gebaseerde prognose. Deze laatste prognose werd conform afspraak over de reactietermijnen tussen partijen op 15 juli 2021 als definitief beschouwd. De nadere vragen van [naam 3] aan [naam 4] zijn hierin naderhand eind augustus 2021 verwerkt met telkens bericht aan mr. Watanabe. Hierop is (telkens) niet meer gereageerd, hetgeen [naam 3] tot de conclusie brengt dat de prognose van [naam 4] in combinatie met de aanpassingen als gevolg van de vragen van [naam 3] ‘definitief’ is. Dat gegeven wordt wederom aan partijen voorgelegd met de mogelijkheid voor een reactie. Hierop hebben beide partijen gereageerd (Cifav met een door [naam 3] verleend uitstel van twee dagen).
5.6
Uit deze gang van zaken van zaken kan het hof niet afleiden dat het beginsel van hoor en wederhoor op enig moment niet of onjuist is toegepast. Cifav lijkt zich vooral te richten op de opmerking in de reactie van [naam 3] in de e-mail van 2 september 2021 dat Cifav ‘ruimschoots de tijd heeft gehad om te reageren’ en verbindt daaraan kennelijk de conclusie dat [naam 3] het aan Cifav kort daarvoor verleende uitstel daarbij heeft miskend. Maar die conclusie is naar het oordeel van het hof onjuist. [naam 3] doelt evident op de gang van zaken rondom de ‘definitieve’ prognose van [naam 4] van medio juli 2021 waarop door Cifav niet dan wel zeer laattijdig is gereageerd en waarin de eigen prognose van 15 mei 2021 door Cifav al was verwerkt c.q. verworpen.
5.7
Door Cifav wordt verder nog opgeworpen dat in het kader van de uitwisseling van standpunten zij onvoldoende toegang had tot de actuele cijfers van Buigstaal. Dit in tegenstelling tot Torpedo (en [naam 3] ), nu – zo begrijpt het hof – Cifav niet meer de leiding had over Buigstaal en dat [naam 3] hier rekening mee had moeten houden. Anders dan Cifav het wil doen voorkomen, was zij gedurende het waarderingstraject – net als Torpedo – statutair bestuurder van Buigstaal. Vanuit die positie had zij gelijkelijk toegang tot de administratie van Buigstaal als Torpedo. Cifav heeft wel gesteld dat haar verzoeken om inzicht niet hebben geleid tot het verschaffen van de relevante cijfers van Buigstaal (overigens ook over 2021), maar enige feitelijke toelichting hierop (wanneer, aan wie etc.) ontbreekt en is gezien de wijze waarop [naam 3] heeft gecommuniceerd ook weinig geloofwaardig. De grief kan daarom bij gebrek aan voldoende verdere feitelijke onderbouwing niet slagen.
5.8
De tweede grief ziet op de inhoud van het advies van [naam 3] . Cifav stelt dat de door haar aan [naam 3] aangeleverd prognosecijfers niet alleen de werkelijke waarde van de aandelen Buigstaal veel beter weergeven (getuige ook het uiteindelijke bedrijfsresultaat in 2021), maar ook en vooral dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat de deskundige bij de waardebepaling van de aandelen gebruik heeft gemaakt van cijfers die niet juist zijn, terwijl dat ook voor Torpedo duidelijk geweest moet zijn. De deskundige heeft de door [naam 4] aangedragen cijfers onvoldoende kritisch bekeken. Wanneer het bedrijfsresultaat over 2021 van Buigstaal wordt gebruikt in het door de deskundige gebruikte rekenmodel komt het resultaat zelfs uit op een aandeelhouderswaarde van + 103, aldus Cifav.
5.9
Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen onder rov. 5.4 met betrekking tot de maatstaf voor een vernietiging op basis van de inhoud van een bindend advies (‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’), stelt het hof voorop dat overeenkomstig de vaststellingsovereenkomst uitgangspunt voor de waardebepaling van de aandelen was 1 januari 2021. En verder dat daarvoor overeenkomstig art. 1.10 van de vaststellingsovereenkomst in ieder geval gebruik gemaakt diende te worden van de concept jaarrekening 2019 en de actuele financiële gegevens en een overzicht van alle bankmutaties over het boekjaar 2020. Die gegevens zijn verstrekt veelal door toedoen van [naam 4] , de controller van Buigstaal vanaf april 2021 en telkens aangevuld op nadere vragen van [naam 3] . Dat deze cijfers als zodanig niet overeenkomen met de werkelijke situatie op dat moment is door Cifav niet gesteld laat staan aannemelijk gemaakt. Hoogstens, zo valt uit de reacties van Cifav op te maken, dienen bepaalde posten wat minder zwaar te wegen in de prognose of kan daarop (in de toekomst) bezuinigd worden dan wel gaat het om ten onrechte afgeschreven vorderingen op derden. Harde en verifieerbare gegevens, die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat [naam 3] daarbij niettemin van onjuiste gegevens zou zijn uitgegaan, zijn echter door Cifav niet aangedragen. De enkele omstandigheid dat uiteindelijk in 2021 een positief resultaat is behaald door Buigstaal maakt nog niet dat de deskundige de waardebepaling van de aandelen gevoed door de (harde) cijfers over 2019 en 2020 en aangeleverd door de controller van Buigstaal maar moest negeren of anderszins bezien. De vragen die bij [naam 3] leefden zijn ook telkens beantwoord door [naam 4] . Evenmin heeft Cifav in haar commentaar acht geslagen op dan wel heeft laten meewegen de omstandigheid dat Torpedo vanaf het moment dat zij – althans haar directeur [naam 2] – vanaf 1 februari 2021 medebestuurder werd van Buigstaal een rol heeft gespeeld in het bewerkstelligen van dat positieve resultaat onder meer door fors te snijden in diverse kostenposten. Met andere woorden, de door Cifav thans ingebrachte berekeningen miskennen dat de opdracht aan [naam 3] tot waardebepaling van de aandelen in Buigstaal gericht was op de toestand per 1 januari 2021 en dus ook gebaseerd op de cijfers over de daaraan voorafgaande periodes, zoals ook vervat in die opdracht.
Dat betekent dat ook deze grief faalt.
5.1
Met de derde grief komt Cifav op tegen de beslissing van de rechtbank om niet over te gaan tot een bevel ex artikel 22 Rv om de beschikbare cijfers over de resultaten van Buigstaal vanaf 2020 tot en met het derde kwartaal van 2023 (of tot een latere periode, afhankelijk van het moment waarop het bevel wordt gedaan), in de vorm van (al dan niet voorlopige) winst & verliesrekeningen en bijbehorende (voorlopige) balansen over die periodes in het geding te brengen. Als toelichting op de grief heeft Cifav verder aangegeven dat zij (haar directeur [naam 1] ) kort na aanvang van het onderzoek door [naam 3] op grond van art. 2.3 van de vaststellingsovereenkomst het veld moest ruimen, zodat de aan [naam 3] aangeleverde cijfers uitsluitend afkomstig waren van [naam 4] en Torpedo.
5.11
De grief kan niet slagen. Er bestaat geen grond om over te gaan tot vernietiging van het bindend advies en reeds dat brengt mee dat voor verder nader onderzoek naar cijfers van Buigstaal geen plaats meer is. Dit alles nog daargelaten dat Cifav hierbij kennelijk uit het oog verliest dat tussen partijen is overeengekomen dat de waarde van de aandelen per 1 januari 2021 bepalend is voor de hoogte van de (terug)koopprijs te betalen door Torpedo en dit op basis van de op dat moment beschikbare gegevens. De stelling van Cifav dat zij op grond van art. 2.3. van de vaststellingsovereenkomst als directeur het veld moest ruimen, is niet juist. Cifav bleef statutair bestuurder tot het moment van de overdracht van de aandelen en naast Torpedo (zoals ook valt af te leiden uit art. 2.1. van de vaststellingsovereenkomst), en zoals ook overigens door [naam 1] , bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in eerste aanleg is erkend.
5.12
De vierde grief komt op tegen de proceskostenveroordeling van Cifav en verder tegen het daarbij gehanteerde liquidatietarief. Voor wat betreft dat laatste stelt Cifav dat, nu het hier om de vraag gaat of een bindend advies voor vernietiging in aanmerking komt, het liquidatietarief daarop afgestemd dient te worden in die zin dat er dan veeleer sprake is van een ‘onbepaalde’ waarde.
5.13
Nu geen van de grieven tot dusver slaagt is de proceskostenveroordeling door de rechtbank als zodanig terecht. Bij de vraag naar de hoogte van het toe te passen liquidatietarief geldt het volgende:
Tarief II. Dit tarief geldt met betrekking tot (….) zaken van onbepaalde waarde, tenzij duidelijke aanwijzingen bestaan, dat deze zaken onder een ander tarief vallen (….).De rechtbank heeft bij het bepalen van het tarief aansluiting gezocht bij de gevolgen van het onbetaald blijven van een deel van de koopsom (door Cifav) met een omvang van ruim boven de € 1.000.000,--. Naar het oordeel van het hof is sprake van een zaak van onbepaalde waarde, omdat het gaat om vorderingen betreffende vernietiging van een bindend advies en vaststelling van een nieuwe koopsom. Er is geen sprake van duidelijke aanwijzingen dat de zaak in een ander tarief behoort te vallen. De vierde grief van Cifav slaagt dan ook. Het hof zal bij de proceskostenveroordeling uitgaan van tarief II (2 punten á 1.214,-- = 2.428,--) en aan griffierecht. Datzelfde tarief zal het hof dan ook hanteren voor de eerste aanleg en dat komt dan neer op 2 punten á € 1.214,-- = € 2.428,--.
5.14
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden, maar het hof zal hier verder bij gebrek aan relevantie niet op ingaan. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor reeds is overwogen en beslist. Nadere bewijslevering heeft daarom geen meerwaarde.
Slotoverweging:
5.15
De grieven treffen op een klein onderdeel na geen doel. Het vonnis waarvan beroep zal deels worden vernietigd. Cifav is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 783,--
- salaris advocaat € 2.428,--(tarief II, 2 punten)
Totaal € 3.211,--

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis, voor zover daarbij Cifav werd veroordeeld in de proceskosten op basis van een liquidatietarief VIII;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Cifav in de proceskosten, aan de zijde van Torpedo tot op heden begroot
op € 1.881,--;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
veroordeelt Cifav in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Torpedo vastgesteld op € 3.211,-- en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.C. Bosch, I.A. van der Burg en A. van Zanten-Baris in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025.