In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2024. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor twee pogingen tot doodslag. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de beslissingen over de in beslag genomen voorwerpen, waar het vonnis wordt vernietigd. Het hof heeft de bewijsmotivering aangevuld en de motivering voor de op te leggen tbs-maatregel gewijzigd. De verdachte had tijdens de zitting verklaard dat hij niet gericht had gestoken, maar het hof oordeelt dat zijn verklaring niet aannemelijk is. De rechtbank had eerder een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege opgelegd, en het hof is van oordeel dat deze maatregel ook in hoger beroep passend is, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De reclassering heeft aangegeven dat de verdachte niet gemotiveerd is voor behandeling, wat de noodzaak voor een tbs-maatregel met verpleging onderstreept. Het hof heeft ook overwogen dat de redelijke termijn in hoger beroep in geringe mate is overschreden, maar dat dit geen aanleiding geeft voor matiging van de maatregel. Ten aanzien van het beslag heeft het hof de beslissingen van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de in beslag genomen voorwerpen, waarover opnieuw recht wordt gedaan.