ECLI:NL:GHAMS:2025:2939

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
23-002616-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanvulling bewijsoverweging in zaak van openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 september 2022. De verdachte, geboren in 2000, was betrokken bij een openlijke geweldpleging die plaatsvond op 10 oktober 2020. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die wordt aangepast. De verdachte krijgt een gevangenisstraf van 27 dagen met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de bewijsoverwegingen aangevuld en de bewijsmiddelen uitgebreid. De verdediging stelde dat de verdachte niet herkenbaar was op camerabeelden, maar het hof verwerpt dit verweer. De verdachte is herkend op camerabeelden van twee openlijke geweldplegingen, waarbij hij deel uitmaakte van een groep die een weerloze jongen op een scooter aanviel. Het hof overweegt dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, een gevangenisstraf rechtvaardigen. De redelijke termijn van de procedure is overschreden, wat in strafmatigende zin is meegewogen. De op te leggen straf is gegrond op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002616-22
datum uitspraak: 23 oktober 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 september 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-307679-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 oktober 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – gelet op het beperkt ingestelde hoger beroep is alleen feit 2 in hoger beroep aan de orde – en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof
  • de bewijsoverweging aanvult;
  • begrijpt dat de rechtbank in plaats van het ‘
  • de bewijsmiddelen aanvult met het hierna volgende proces-verbaal van bevindingen, en
  • de eigen waarneming van de rechtbank vervangt door de eigen waarneming van het hof.

Aanvullende bewijsoverweging

De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte niet kan worden herkend op de camerabeelden van onderzoek [adres 2] , die zien op de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging, en dat de verdachte daarom dient te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt dit verweer als volgt.
De verdachte is door verbalisanten ongeveer een half uur voorafgaand aan de ten laste gelegde openlijke geweldpleging herkend op camerabeelden van de [adres 3] (onderzoek [adres 4] ). Op die beelden heeft de verdachte onder meer een logo op zijn rechterbovenbeen. Vervolgens hebben verbalisanten vastgesteld dat een persoon met hetzelfde signalement, waaronder een logo op de rechter voorzijde van de broek en baseball-pet, te zien is op de camerabeelden van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging in de [adres 5] (onderzoek [adres 2] ). De verbalisant die laatstgenoemde camerabeelden heeft bekeken, herkent de verdachte niet aan zijn gezicht maar wel aan zijn postuur en kleding. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat deze herkenning voldoende specifiek is, mede nu het hof ter terechtzitting in hoger beroep op deze laatstgenoemde camerabeelden eveneens heeft waargenomen dat de persoon waarbij de naam van de verdachte verschijnt, een embleem op zijn rechterbovenbeen heeft en een baseball-pet draagt. Daar komt bij dat de groep die in de [adres 5] het openlijk geweld tegen [slachtoffer] heeft gepleegd, uit dezelfde personen bestaat als een half uur eerder in de [adres 3] . Het hof gaat er daarom vanuit dat de verdachte is te zien op de camerabeelden van de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat de verdachte in het geheel niet aanwezig is geweest bij de openlijke geweldpleging in de [adres 5] , is dit in strijd met hetgeen de verdachte hierover zelf heeft verklaard ten overstaan van de rechter-commissaris op 7 december 2020. Aldaar heeft de verdachte namelijk verklaard dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld in de [adres 5] bij snackbar [bedrijf] , dat hij niet binnen is geweest en dat hij niemand heeft geslagen. Daarmee ontkent de verdachte niet dat hij die nacht ten tijde van de openlijke geweldpleging in de [adres 5] aanwezig is geweest. Hij heeft evenmin verklaard dat hij de groep die in de [adres 3] liep nadien heeft verlaten.
Het hof acht, alles overwegende, dan ook de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen.

Aanvulling bewijsmiddelen

Het hof vult de bewijsmiddelen aan met het hierna volgende proces-verbaal van bevindingen en vervangt de eigen waarneming van de rechtbank door de eigen waarneming van het hof, zoals hieronder weergegeven.
-
Een proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren (map C, doorgenummerde pagina’s 809-813).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten:
Op 10 oktober 2020 omstreeks 23.50 uur heeft er een openlijke geweldpleging plaatsgevonden in de [adres 3] . Van dit incident zijn camerabeelden opgevraagd.
Op 11 oktober 2020 omstreeks 00.25 uur heeft er een tweede openlijke geweldpleging plaatsgevonden in de [adres 5] . Van dit incident zijn camerabeelden opgevraagd.
De groep verdachten die op de camerabeelden staan van de [adres 3] is dezelfde groep verdachten die te zien zijn op de camerabeelden van de [adres 5] .
Overzicht camerabeelden:
Op 10 oktober 2020 omstreeks 23.57 uur is op de camerabeelden van de [adres 3] een groep mannen te zien.
NN5 - Man
- Blauwe jas tot heup hoogte;
- Blauwe trainingsbroek, linker voorzijde Olympique Marseille logo. Rechter voorzijde Puma logo;
- Baseball pet, aan de voorzijde een logo;
- Zwart heuptasje.
Aan de hand van de beelden zijn de verdachten herkend.
NN5 [verdachte] , geboren op [geboortedag] 2000.
Op 11 oktober 2020 omstreeks 00.25 uur heeft er een openlijke geweldpleging plaatsgevonden in de [adres 5] . Op de camerabeelden van de [adres 5] is het volgende te zien:
NN5: Man
- Blauwe jas tot heup hoogte;
- Blauwe trainingsbroek, linker voorzijde Olympique Marseille logo. Rechter voorzijde Puma logo;
- Baseball pet, aan de voorzijde een logo;
- Zwart heuptasje.
In combinatie met de beelden van de voorgaande openlijke geweldpleging zijn de volgende verdachten herkend.
NN5 [verdachte] geboren [geboortedag] 2000.
Het volgende is op de camerabeelden te zien.
[verdachte] geeft de aangever een klap in het gezicht.
-
De eigen waarneming van het hof gedaan ter terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2025.
Deze eigen waarneming houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het hof neemt op de camerabeelden van onderzoek [adres 2] van 11 oktober 2020 vanaf 12:22 AM waar dat de persoon waarbij de naam [verdachte] in beeld verschijnt, op zijn rechterbovenbeen een embleem heeft, en een baseball pet draagt. Deze persoon slaat een persoon die op een scooter zit in zijn gezicht.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 dagen met aftrek van voorarrest, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.
De raadsvrouw heeft, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, verzocht een taakstraf voor de duur van maximaal 60 uren met aftrek van voorarrest op te leggen. De verdachte heeft geruime tijd in voorarrest doorgebracht en heeft zich daarna bijna twee jaar lang aan bijzondere voorwaarden moeten houden. Daarnaast heeft het slachtoffer geen letsel opgelopen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met de mededaders schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Zij hebben ’s nachts een weerloze jongen, die op een scooter zat, meerdere malen tegen zijn hoofd geslagen. Deze jongen heeft daar pijn aan zijn hoofd en kaak en een dikke lip aan overgehouden. Zulke feiten maken een inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, te meer omdat het onderhavige feit op straat heeft plaatsgevonden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 september 2025 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld wegens soortgelijke feiten. Het hof constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is, omdat hij na het onderhavige feit meerdere straffen heeft opgelegd gekregen.
Het hof heeft ten aanzien van de persoon van de verdachte verder acht geslagen op de reclasseringsadviezen van 30 juni 2021 en 3 augustus 2022, waarin wordt geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Omdat het schorsingstoezicht in de huidige zaak problematisch is verlopen, adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte die de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. Het hof overweegt dat de verdachte in eerste aanleg noch in hoger beroep heeft willen verschijnen.
Gelet op de ernst van het feit en de houding van de verdachte, ziet het hof geen aanleiding tot het opleggen van een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht daarom in beginsel de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van een maand passend en geboden.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in hoger beroep is overschreden met ruim een jaar. De verdachte heeft op 3 oktober 2022 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof arrest wijst op 23 oktober 2025. Deze overschrijding is niet aan de verdachte te wijten. Het hof houdt daarmee in strafmatigende zin rekening en zal daarom in plaats van voornoemd uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 27 dagen met aftrek van voorarrest opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. W.F. Groos en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 oktober 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]