ECLI:NL:GHAMS:2025:2974

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
23-000605-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dierenmishandeling door verdachte met betrekking tot hond

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, was eerder vrijgesproken van de mishandeling van een tweede hond, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen de partiële vrijspraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de tweede hond. De tenlastelegging betrof dierenmishandeling van een bruin/witte hond op 9 juli 2022 in Amsterdam, waarbij de verdachte de hond zonder redelijk doel pijn heeft gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte haar hond meerdere keren heeft geslagen, wat op camerabeelden is vastgelegd. De advocaat-generaal heeft gevorderd tot bewezenverklaring, terwijl de raadsvrouw pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de dierenmishandeling en het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van €500 en 10 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van één jaar. Tevens is de hond verbeurd verklaard, gezien de ernst van de mishandeling en het welzijn van het dier. Het hof heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de straf proportioneel was, gezien de ernst van de feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000605-23
datum uitspraak: 28 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-231845-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres] ).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 augustus 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen haar met betrekking tot de tweede hond ( [naam] ) is tenlastegelegd. Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen die in eerste aanleg gegeven partiële vrijspraak. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen deze beslissing. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – dat:
zij op of omstreeks 9 juli 2022 te Amsterdam zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door
- die hond aan de lijn te trekken en/of rukken
- en/of de bruin/witte hond een of meermalen (met kracht)te slaan op de rug en/of ribben en/of kop/neus en/of lijf
- en/of de bruin/witte hond (met kracht) met een vuist met daarin de uitlaatriem te slaan/stompen op de heup/bil en/of de bruin/witte hond met de riem tegen de po(o)t(en) te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op de camerabeelden te zien is dat de verdachte haar hond meerdere keren heeft geslagen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de datum waarop de vermeende mishandeling zou hebben plaatsgevonden niet kan worden vastgesteld. Voorts heeft zij betwist dat sprake is geweest van het veroorzaken van pijn bij een hond, dan wel dat het welzijn van de hond is benadeeld. Tot slot heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de gedragsbeoordelaar en de kynologisch gedragstherapeut onvoldoende deskundig zijn.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de inhoud van het dossier is voldoende duidelijk op welke datum de tenlastegelegde mishandeling
– waarvan stills in het dossiers te vinden zijn – zich heeft afgespeeld. In het proces-verbaal camerabeelden (pag. 002 e.v.) wordt gerelateerd dat de vordering tot verstrekking van de camerabeelden is gedaan op 14 juli 2022 maar dat de melder op 9 juli omstreeks 14.00 uur via het bewakingssysteem een dierenmishandeling zou hebben waargenomen. De getuige [getuige] heeft het, in zijn verhoor, over zaterdag 6 juli 2022 maar 6 juli 2022 was een woensdag en 9 juli 2022 was een zaterdag. Het hof is dan ook van oordeel dat sprake is van een kennelijke verschrijving en dat ‘zaterdag 6 juli 2022’ verbeterd moet worden gelezen als ‘zaterdag 9 juli 2022’. Hetgeen de raadsvrouw primair heeft aangevoerd, wordt dan ook verworpen.
Voorts is het hof anders dan de raadsvrouw van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en in het bijzonder het proces verbaal van de camerabeelden duidelijk volgt dat de verdachte op 9 juli 2022 haar hond pijn heeft gedaan en daarmee het welzijn van de hond heeft benadeeld. Op de camerabeelden is immers te zien dat de verdachte haar hond (zonder enige aanleiding) meerdere keren en onder meer met de riem slaat.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 9 juli 2022 te Amsterdam zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond, pijn heeft veroorzaakt en het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door
- de bruin/witte hond meermalen te slaan op het lijf
- en de bruin/witte hond met de riem te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
gedragingen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen en de verdachte voor het tenlastegelegde zal veroordelen tot een taakstraf van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht geen straf op te leggen. De verdachte is voldoende bestraft door het gemis van haar hond, hetgeen blijkt uit de brief van haar therapeut, de e-mails van familie en vrienden en de foto’s die zij heeft meegestuurd. Zij heeft bovendien aan zichzelf gewerkt door het volgen van drie (honden)trainingen en is zij niet meer de persoon die zij drie jaar geleden was. Tot slot voert de raadsvrouw aan dat de redelijke termijn is overschreden. Elke vorm van straf is, aldus de raadvrouw, niet meer proportioneel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich – door haar hond te slaan – schuldig gemaakt aan dierenmishandeling. Dierenmishandeling is een ernstig feit. Dieren zijn machteloos en zijn afhankelijk van hun verzorger.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 juli 2025 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Gelet op de ernst van het feit kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een rechterlijk pardon. Bij het bepalen van de straf houdt het hof er wel rekening mee dat de hond van de verdachte naar aanleiding van de verdenking in beslag is genomen en dat de verdachte niets liever wil dan herenigd te worden met haar hond van wie zij veel houdt. De verdachte zal haar hond echter niet terugkrijgen. De hond zal door het hof in dit arrest verbeurd worden verklaard. Het hof realiseert zich dat dit voor de verdachte de grootste straf is en houdt hier rekening mee door daarnaast te volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke geldboete met een proeftijd van één jaar. Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn in hoger beroep met ongeveer vijf maanden is overschreden. Gelet op het feit dat een geheel voorwaardelijke geldboete wordt opgelegd, zal het hof volstaan met de constatering dat een overschrijding heeft plaatsgevonden.
Beslag
De politierechter heeft de in beslag gegeven en nog niet teruggegeven hond verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het beslag niet meer aan de orde is. De hond is om-niet herplaatst en de e-mail van de parketsecretaris van Dierenzaken, AP Amsterdam van 18 november 2022 waarin staat dat de hond vervreemd mag worden, moet worden aangemerkt als een machtiging als bedoeld in artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), waarmee het beslag is geëindigd. Subsidiair heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de hond verbeurd moet worden verklaard.
De raadsvrouw heeft verzocht om de hond terug te geven aan de verdachte. Zij heeft aangevoerd dat het beslag niet is geëindigd en dat verbeurdverklaring buitenproportioneel is aangezien het welzijn van de hond niet wordt geschaad door teruggave aan de verdachte. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte recht heeft op een bedrag van € 225,00 omdat, naar het hof begrijpt, de hond onrechtmatig zou zijn vervreemd.
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 134, tweede lid, aanhef en sub c Sv wordt het beslag beëindigd in geval een machtiging als bedoeld in artikel 117 Sv is verleend en het voorwerp niet om baat is vervreemd. In geval aan die voorwaarden is voldaan, is een beslissing van het hof over het beslag niet meer nodig.
Uit een e-mail van de parketsecretaris van Dierenzaken, AP Amsterdam van 14 februari 2025 blijkt dat de hond om-niet is herplaatst. Het hof is echter, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat de
e-mail van de parketsecretaris van Dierenzaken, AP Amsterdam van 18 november 2022 niet kan worden aangemerkt als een machtiging als bedoeld in artikel 117 Sv. Het hof zal dan ook een beslissing omtrent het beslag nemen.
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de in beslag genomen en nog niet teruggegeven hond. De hond behoort de verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof is van oordeel dat deze beslissing proportioneel is. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte haar hond zonder aanleiding meerdere keren en ook met de riem heeft geslagen en dat uit gedragsdeskundige rapportages blijkt dat de hond bovenmatig angstig was. Voorts neemt het hof in aanmerking dat uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie en verklaringen van buurtgenoten blijkt dat de verdachte haar hond niet aankon, zodat gevreesd moet worden voor herhaling. Het feit dat de verdachte heeft verklaard dat zij inmiddels enkele hondentrainingen heeft gevolgd en nu haar hond anders zou behandelen, brengt het hof niet tot een andere beslissing.
Van een situatie waarin de verdachte in aanmerking komt voor vergoeding is geen sprake.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.1, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover het ziet op de beslissing ten aanzien van de tweede hond.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1.) 1 STK Hond
(Omschrijving: PL1300-2022152466-G6214644, pitbull).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. A.P.M. van Rijn en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 augustus 2025.
Mr. A.P.M. van Rijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.