ECLI:NL:GHAMS:2025:3014
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.L. de Graaff
- I.A. van der Burg
- S. Tamboer
- Rechtspraak.nl
Herstelarrest inzake griffierechten in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 november 2025 een herstelarrest uitgesproken in het kader van een hoger beroep. Het betreft een verzoek van de appellant, vertegenwoordigd door mr. H.J. Menger, om een fout in een eerder arrest van 30 september 2025 te corrigeren. De appellant was ten onrechte veroordeeld tot betaling van € 6.561,-- aan verschotten aan de zijde van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. U. Özcan. De appellant stelde dat hij slechts € 349,-- aan griffierechten verschuldigd was, aangezien hij procedeerde op basis van een toevoeging. De geïntimeerde heeft gereageerd op het verzoek en betoogd dat het verzoek niet onder artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering valt.
Het hof heeft de argumenten van de partijen overwogen en vastgesteld dat de geïntimeerde een draagkrachtverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand had overgelegd, waaruit bleek dat het griffierecht voor de geïntimeerde op € 349,-- was vastgesteld. Het hof concludeerde dat er sprake was van een kennelijke fout in het eerdere arrest, die eenvoudig te herstellen was. Het hof heeft het verzoek van de appellant toegewezen en het eerdere arrest verbeterd, waarbij het bedrag aan verschotten werd aangepast naar € 349,--. De overige onderdelen van het arrest blijven ongewijzigd. De beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters in de meervoudige burgerlijke kamer.