ECLI:NL:GHAMS:2025:3039

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
23-002969-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake supportersgeweld tijdens voetbalwedstrijd met betrekking tot de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor openlijk geweld, wederrechtelijk binnendringen en bedreiging met zware mishandeling, gepleegd op 20 november 2021 in Alkmaar. De verdachte was betrokken bij een gewelddadige confrontatie met politieagenten en stewards tijdens een voetbalwedstrijd. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de herkenningen van de verdachte door verbalisanten en stewards beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende zijn om als bewijs te dienen. De verdachte heeft zijn betrokkenheid ontkend en een alibi gepresenteerd, maar dit werd als onvoldoende aannemelijk beschouwd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een taakstraf van 160 uur. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder immateriële schade en materiële schade. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte, en heeft besloten om de straffen te matigen in het licht van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002969-22
datum uitspraak: 12 november 2025
tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-334427-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 oktober 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 november 2021 in de gemeente Alkmaar openlijk, te weten, de Smaragdweg en/of de Stadionweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen door
- door dreigend, in een grote groep, op te dringen/op te lopen in de richting van het AFAS-stadion en/of
- ten tijde van het opdringen/oplopen, met (zwaar) vuurwerk te gooien in de richting van de in/om het stadion aanwezige politieagenten en/of stewards en/of andere personen en/of het stadion en/of
- ( vervolgens) met geweld de (gesloten) toegang van het stadion te verschaffen, door het zeil van de toegangshekken af te trekken en/of in de brand te steken en/of (vervolgens) met kracht tegen deze hekken te slaan en/of te schoppen en/of te trekken en/of te duwen, waardoor deze hekken werden geforceerd en/of ontzet en/of
- ( vervolgens) het speelveld te betreden, ten tijde van een officiële voetbalwedstrijd van [benadeelde partij 4] ;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2021 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, het AFAS-stadion bij " [benadeelde partij 4] ( [benadeelde partij 4] )", althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
3.
hij op of omstreeks 20 november 2021 in de gemeente Alkmaar een persoon, welke in het dossier wordt gekenmerkt onder nummer: 1116952 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die persoon dreigend de woorden toe te voegen "Eerdaags ben je van mij" en/of "Ik zoek je op" en/of "Ik weet je te vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze
cursiefverbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat is volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen terwijl de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft ontkend.
Bespreking van een bewijsverweer
De advocaat-generaal heeft bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 gevorderd. Daartoe is onder meer aangevoerd dat de herkenningen van de verdachte door verbalisanten en stewards betrouwbaar zijn en gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe – onder meer met verwijzing naar een vonnis van de rechtbank Midden Nederland - aangevoerd dat de verklaringen met betrekking tot de herkenning i) door de stewards en ii) door de verbalisanten onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs gebruikt mogen worden. De raadsman heeft daartoe gesteld hetgeen in zijn pleitnotities is vermeld, hetgeen er – kort gezegd – op neer komt dat
de verklaringen van de stewards op het punt van de herkenning van de verdachte in onderling verband en samenhang bezien onduidelijk zijn, elkaar en zichzelf tegenspreken en
de verklaringen van de verbalisanten 1, 2, 3, 5 en 7 op het punt van de herkenning aan de hand van de camerabeelden en foto’s te vaag, te algemeen en niet onderbouwd zijn.
Ten aanzien van dit verweer wordt het volgende overwogen
Het hof stelt voorop dat – anders dan in genoemd vonnis van de Rechtbank Midden Nederland – het in deze zaak niet uitsluitend gaat om ambtshalve herkenningen achteraf van de verdachte op afbeeldingen of camerabeelden, maar vooral om herkenningen in persoon ten tijde van het tenlastegelegde. Reeds daarom is het in genoemd vonnis besprokene niet één op één toepasbaar op onderhavige zaak, zoals de raadsman stelt in zijn pleitnotities.
In het dossier bevinden zich verklaringen van diverse verbalisanten van de voetbaleenheid, inhoudende dat op 20 november 2021 een grote groep voetbalsupporters komende van café [plek] , het voetbalstadion van [benadeelde partij 4] heeft bestormd, waarbij door de groep openlijk geweld is gepleegd jegens genoemde verbalisanten en andere aanwezige personen, en de groep zich wederrechtelijk de toegang tot het stadion heeft verschaft. In het geval van de verdachte [verdachte] komt daar bij dat hij een steward zou hebben bedreigd met zware mishandeling.
Zoals door verbalisant aangeduid met nummer 14 op 4 oktober 2023 tegenover de raadsheer-commissaris van het Hof Amsterdam is verklaard zijn aan de leden van de voetbaleenheid die vaker te maken hebben met de voetbalsupporters van [benadeelde partij 4] , naderhand foto’s en camerabeelden gestuurd met de vraag of zij iemand daarop herkenden. Er werden bij het stellen van deze vraag geen namen genoemd. Verschillende verbalisanten hebben (onder nummer) gereageerd en hebben de verdachte herkend als de persoon die wordt aangeduid als NN36.
Wat betreft de herkenningen houdt het dossier – voor zover hier van belang – het volgende in.
Drie stewards, onder wie degene die door de verdachte zegt te zijn bedreigd, hebben kort na de gebeurtenissen, toen deze nog vers in het geheugen lagen, verklaard dat zij de verdachte hebben herkend toen deze zich persoonlijk richtte tot één van de stewards en hem verbaal bedreigde. Zij hebben deze verklaring ook later tegenover de rechter-commissaris bevestigd [1] . Deze stewards zijn goed bekend met de verdachte omdat zij hem meermalen bij eerdere voetbalwedstrijden hebben ontmoet omdat hij op negatieve wijze bij hen in beeld kwam. Van één van deze ontmoetingen is toen ook melding gemaakt en daarbij is de volledige naam van de verdachte genoteerd. Eén van hen had ook een foto van de verdachte bij zich. De stewards kennen dus de verdachte en herkennen hem op de dag van de voetbalrellen bij [benadeelde partij 4] , onder meer aan zijn houding, ogen en stem en aan zijn “stoere” manier van lopen. Ook verklaren zij dat anderen uit de groep supporters de verdachte herkenden omdat zij hem bij zijn voornaam aanspraken. Tevens geven zij aan dat de verdachte naar aanleiding van zijn eerdere optreden bij een voetbalwedstrijd een stadionverbod had gekregen dat net was beëindigd, hetgeen bij de verdachte inderdaad het geval was.
Ook verbalisant [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat hij de verdachte heeft gezien en herkend in café [plek] , waar de groep supporters zich had verzameld en van waaruit zij zijn vertrokken richting het voetbalstadion. De verdachte droeg op dat moment geen gezichtsbedekking en was dus eenvoudig te herkennen aan zijn gezicht. Verbalisant [benadeelde partij 1] kende de verdachte omdat hij meer keren negatief in beeld was gekomen en om die reden ook een stadionverbod had gekregen. De verdachte heeft in het café zijn collega aangesproken met de vraag wanneer hij vertrok, hetgeen een extra punt voor de herkenning is.
Het hof zoekt voor wat betreft het begrip “herkennen” aansluiting bij de in een vakbijlage [2] van het Nederlands Forensisch Instituut gegeven omschrijving van dit begrip. Daarin is het volgende opgenomen:
‘Herkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld. Gezichtsherkenning van bekende mensen, zoals dat in het dagelijks leven door iedereen plaatsvindt, is een relatief snel en trefzeker ‘holistisch’ proces. De beoordeling vindt snel plaats, door (onbewust) allerlei aspecten af te wegen. De uitkomst van dit proces leidt tot de categorische, stellige uitkomst dat er wel of niet sprake is van herkenning, waarbij de beoordelaar vaak niet expliciet kan uitleggen waarom hij of zij een bepaalde conclusie trekt. (…) Herkenning van personen vindt niet alleen op basis van gezicht plaats, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen en andere, soms onbewuste, voorinformatie zoals de locatie waar een persoon is gezien’.
De verdachte is derhalve door de stewards en in ieder geval ook door één verbalisant in persoon herkend omdat zij hem al kenden, hetgeen een belangrijke factor is die de betrouwbaarheid van de herkenning positief beïnvloedt. De herkenning vond niet alleen plaats op basis van het gezicht, maar ook op grond van andere kenmerken zoals houding, ogen en stem. Het feit dat de verdachte in het stadion (deels) gezichtsbedekking en een pet droeg maakt niet – anders dan de raadsman heeft bepleit – dat geen herkenning aan de orde zou kunnen zijn, met name niet nu de stewards de verdachte al kenden en de bovenkant van zijn gezicht, de vorm van zijn gezicht en zijn ogen in ieder geval nog steeds zichtbaar waren en waaraan de verdachte ook is herkend.
Het hof is van oordeel dat – hoewel de stewards wellicht niet volledig en in detail expliciet hebben uitgelegd waaraan zij de verdachte precies hebben herkend – de herkenningen van de stewards en verbalisant [benadeelde partij 1] in onderling verband en samenhang bezien als betrouwbaar moeten worden aangemerkt. Temeer nu de verdachte daartegenover slechts heeft gesteld dat hij thuis was met zijn vriendin en dat de getuigen zich hebben vergist. Het hof acht daarbij in het bijzonder van belang dat de stewards en ook verbalisant [benadeelde partij 1] de verdachte al kenden en zij hem die dag van zeer nabij eerst in het café zonder gezichtsbedekking en daarna in het stadion hebben gezien. De verdachte heeft daarenboven zijn alibi eerst in een laat stadium van het strafgeding naar voren gebracht zonder verdere onderbouwing; het alibi is onvoldoende aannemelijk geworden.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
-
ten aanzien van feit 1
hij op 20 november 2021 in de gemeente Alkmaar openlijk, te weten,
opde Smaragdweg en de Stadionweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen door
- dreigend, in een grote groep, op te lopen in de richting van het AFAS-stadion en
- ten tijde van het oplopen, met zwaar vuurwerk te gooien in de richting van de in/om het stadion aanwezige politieagenten en stewards en andere personen en het stadion en
-
zichmet geweld de toegang
tothet stadion te verschaffen door het zeil van de toegangshekken af te trekken en in de brand te steken en met kracht
aandeze hekken te trekken of te duwen, waardoor deze hekken werden geforceerd;
-
ten aanzien van feit 2
hij op 20 november 2021 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met anderen het AFAS-stadion bij " [benadeelde partij 4] " in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
-ten aanzien van feit 3 –
hij op 20 november 2021 in de gemeente Alkmaar een persoon, welke in het dossier wordt gekenmerkt onder nummer: 1116952 heeft bedreigd met zware mishandeling, door die persoon dreigend de woorden toe te voegen "Eerdaags ben je van mij" en/of "Ik zoek je op" en/of "Ik weet je te vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
In het besloten erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregelen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en 180 uur taakstraf. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoeding maatregel toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen en maatregelen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een grote groep voetbalsupporters, schuldig gemaakt aan onacceptabel supportersgeweld richting aanwezige politiemensen en stewards tijdens een vanwege de Coronamaatregelen voor het publiek gesloten voetbalwedstrijd van [benadeelde partij 4] .
De verdachte is samen met een grote groep supporters vanaf café [plek] naar het [benadeelde partij 4] -stadion gelopen, waar op dat moment een wedstrijd werd gespeeld. Vrijwel iedereen in de groep – bij het stadion zo’n 100-200 man groot – is in het donker gekleed, draagt bivakmutsen of heeft capuchons op, waardoor zij moeilijk herkenbaar zijn. Onderweg naar het stadion bestoken zij de aanwezige politiemensen en stewards met vuurwerk en bij het stadion worden eveneens grote hoeveelheden zwaar vuurwerk afgestoken en zelfs op goed geluk over het hek het stadion in gegooid. De zeilen van de toegangshekken van het stadion zijn in brand gevlogen en de hekken zijn omver getrokken, waarna de groep het stadion is binnengelopen, waar ook met zwaar vuurwerk wordt gegooid. Op de camerabeelden die ter zitting zijn afgespeeld is te zien hoe een ballenmeisje daar met een bal in haar handen staat, terwijl grote hoeveelheden vuurwerk vlak bij haar op de grond neerkomt. De verdachte keert zich in het stadion tegen een steward die daar staat en geeft hem een paar duwen. Ook heeft hij een steward bedreigd. Na enige tijd verlaat de verdachte samen met de groep het stadion. Dat er niemand ernstig gewond is geraakt mag een klein wonder heten. Ook de materiële schade valt, gezien de hoogte van de schadevergoedingsvordering van [benadeelde partij 4] , mee.
Niettemin heeft het optreden van deze groep een groot gevoel van onveiligheid bij de aanwezigen in en rondom het stadion teweeggebracht. Een aantal politiemensen van de voetbaleenheid heeft verklaard dat zij zich zo in het nauw gedreven voelden dat zij klaar stonden om hun dienstwapen te trekken. De verdachte is bovendien verbaal en fysiek bedreigend geweest tegenover één van de stewards. De beelden zijn door de NOS opgenomen en hebben het journaal gehaald. Een dergelijk optreden is volstrekt onaanvaardbaar. Een van de aanwezige stewards heeft verklaard:
“Wat ik gewoon het allerergste vind, is dat het je eigen jongens zijn. Ik doe dit werk al heel lang. Ik ken de jongens enorm goed. Ik ken van sommigen de vaders zelfs. Je groeit echt met de jongens mee. Je kent ze en ziet ze zeer regelmatig.
Dit zijn ernstige feiten waarvoor in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met een taakstraf van ten minste 200 uur een passende sanctie zou zijn.
Daar komt bij dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 oktober 2025 ook al eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict en dat hij, na het plegen van het onderhavige feit, opnieuw is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Het hof zal met dit strafblad in strafverzwarende zin rekening houden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontkend en verklaard dat hij samen met zijn vriendin thuis was, zonder dit overigens op enige manier te onderbouwen. Hij heeft daarmee op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
In het voordeel van de verdachte spreekt dat hij zegt dat hij zijn leven heeft gebeterd. Hij is [beroep] van beroep, woont thuis en heeft een vriendin. Hij heeft een stadionverbod van tien jaar gekregen en bekijkt de voetbalwedstrijden van zijn club nu op de bank voor de televisie. Het hof zal met deze persoonlijke omstandigheden van de verdachte enigszins rekening houden en om die reden de verdachte nog eenmaal de kans geven door hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar – anders dan de advocaat-generaal – een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, als stevige stok achter de deur. Gelet op het feit dat de redelijke termijn met een jaar in hoger beroep is geschonden, zal het hof de passend geachte taakstraf van 200 uur matigen en in plaats daarvan volstaan met een taakstraf van 160 uur.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende acht het hof na te noemen straffen passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van door hem geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Deze bedraagt € 475,00 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Deze wordt in redelijkheid door het hof begroot op een bedrag van € 475,00. De verdachte is op de in het dictum te vermelden wijze tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van door hem geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Deze bedraagt € 495,00 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is in eerste aanleg toegewezen tot een bedrag van € 475,00 en voor het overige niet ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het oorspronkelijke bedrag, zodat de vordering voor het gehele bedrag in hoger beroep aan de orde is.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de verklaring van de benadeelde blijkt dat hij letsel heeft opgelopen als gevolg van vuurwerk dat tegen zijn gezicht werd aangegooid. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering volledig zal worden toegewezen. Deze wordt in redelijkheid door het hof begroot op een bedrag van € 495,00. De verdachte is op de in het dictum te vermelden wijze tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van door hem geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Deze bedraagt € 495,00 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Deze wordt in redelijkheid door het hof begroot op een bedrag van € 475,00. De verdachte is op de in het dictum te vermelden wijze tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] N.V.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van door hem geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Deze bedraagt € 308,55 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is op de in het dictum te vermelden wijze tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 138, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 475,00 (vierhonderdvijfenzeventig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde van een bedrag van
€ 475,00 (vierhonderdvijfenzeventig euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 9 (negen) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan één van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere daarmee in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 november 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 495,00 (vierhonderdvijfennegentig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 495,00 (vierhonderdvijfennegentig euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere daarmee in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 november 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 475,00 (vierhonderdvijfenzeventig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 475,00 (vierhonderdvijfenzeventig euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 9 (negen) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere daarmee in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 november 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] N.V.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] N.V. ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 308,55 (driehonderdacht euro en vijfenvijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4] N.V., ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 308,55 (driehonderdacht euro en vijfenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere daarmee in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 november 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.F. Groos, mr. E.J Hofstee en mr. B. de Wilde, in tegenwoordigheid van mr. F. Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 november 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]

Voetnoten

1.Proces-verbaal getuige afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 11 oktober 2022.
2.NFI-vakbijlage “Algemene onderzoeksmethoden vergelijking van gezichtsbeelden.”