ECLI:NL:GHAMS:2025:3066

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
200.359.419/01 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorlopig gebruiksrecht woning en belangenafweging

In deze zaak heeft de vrouw hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 14 augustus 2025 was gewezen. De vrouw, die in het incident als eiseres optrad, vorderde een tijdelijk exclusief gebruiksrecht van de woning aan de [A-straat] te [plaats A]. De voorzieningenrechter had in zijn vonnis de man het exclusieve gebruiksrecht tot de woning toegekend, met de voorwaarde dat hij binnen dertig dagen na het vonnis een bodemprocedure zou starten. De vrouw was verboden om de woning te betreden, op straffe van een dwangsom. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 november 2025 heeft de vrouw haar incidentele vordering ingetrokken, nadat was aangegeven dat er op 11 november 2025 een uitspraak zou volgen. Het hof heeft op 11 november 2025 in kort geding uitspraak gedaan en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De kosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft het in hoger beroep meer of anders gevorderde afgewezen. Een uitgewerkte versie van het arrest zal binnen twee weken volgen.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer : 200.359.419/01 SKG
zaaknummer rechtbank : C/15/367424 / KG ZA 25-465
arrest van de meervoudige familiekamer van 11 november 2025
inzake
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
appellante, tevens eiseres in het incident,
advocaat: mr. D.J.D. van Boven te Amsterdam,
en
[bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] , h.o.d.n. Auxilium,
als bewindvoerders over het vermogen van [de man] ,
gevestigd te Hoorn,
geïntimeerden, tevens verweerders in het incident,
hierna ook te noemen: de bewindvoerders,
advocaat: mr. B.H. van der Zwan te Rotterdam.
[de vrouw] wordt hierna de vrouw genoemd en [de man] wordt hierna de man genoemd.

1.De procedure in hoger beroep

1.1
De vrouw is bij dagvaarding van 10 september 2025 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de voorzieningenrechter), van 14 augustus 2025, in kort geding gewezen tussen de bewindvoerders als eisers in conventie, tevens verweerders in reconventie en de vrouw als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie. De appeldagvaarding bevat de grieven.
Tevens heeft de vrouw bij bericht van 31 oktober 2025 gevorderd dat de werking van het bestreden vonnis wordt geschorst voor de duur van de procedure in hoger beroep.
1.2
De bewindvoerders hebben een memorie van antwoord ingediend.
1.3.
De vrouw heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - de vordering in conventie van de man zal afwijzen en de vordering in reconventie van de vrouw zal toewijzen met veroordeling van de man in de proceskosten in beide instanties, vermeerderd met de wettelijke rente. Door de vrouw is in eerste aanleg in reconventie gevorderd, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
- primair: het tijdelijk exclusief gebruiksrecht van de woning gelegen aan de [A-straat] te [plaats A] (hierna: de woning) en de zich daarin bevindende boedel aan de vrouw toe te kennen, met bevel dat de man de sleutels van de woning aan de vrouw dient te overhandigen binnen drie dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of een gedeelte van een dag dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,- en te bepalen dat de vrouw bevoegd is de sloten van de woning te (laten) vervangen, indien de man nalaat de sleutels binnen de genoemde termijn aan haar te overhandigen;
- subsidiair: het tijdelijk exclusief gebruiksrecht van de woning en de zich daarin bevindende boedel aan de vrouw toe te kennen, met het bevel dat de man binnen drie dagen na de betekening van het vonnis de woning dient te verlaten en de woning, inclusief de daartoe behorende voorliggende en omheen gelegen grond, niet opnieuw mag betreden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vrouw, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of een gedeelte van een dag dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,-;
- de man te veroordelen in de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
In het incident (door de vrouw als provisionele voorziening aangeduid) heeft de vrouw gevorderd de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis te schorsen.
1.4.
De man heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de vrouw, met - naar het hof begrijpt - bekrachtiging van het bestreden vonnis.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 6 november 2025, waar de vrouw is verschenen met haar advocaat, en verder de advocaat van de bewindvoerders, en de man. Mr. Van Boven heeft de zaak toegelicht aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. Van de zijde van de vrouw is een akte van 31 oktober 2025 genomen houdende overlegging producties (productie 26 en 27), tevens houdende provisionele (incidentele) vordering. Van de zijde van de man is een bericht van 4 november 2025, met bijlage ingediend.
1.6
De vrouw heeft, nadat zij tijdens de mondelinge behandeling had vernomen dat partijen op 11 november 2025 aan de hand van dit verkorte arrest een uitspraak zouden verkrijgen, haar incidentele vordering ingetrokken.
1.7.
Beide partijen hebben arrest gevraagd.
1.8
Dit arrest wordt, zoals ter zitting met partijen besproken, in de navolgende verkorte vorm uitgesproken. Een uitgewerkte versie volgt binnen twee weken na heden.

2.Beoordeling

Het gaat in deze zaak om de vraag wie van partijen gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning totdat in de bodemprocedure is beslist. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis de man vanaf 15 november 2025 tot aan de uitspraak van een nog op te starten bodemprocedure het exclusieve gebruiksrecht tot bewoning van de woning en de zich daarin bevindende inboedel toegekend, met uitsluiting van de vrouw, onder de voorwaarde dat de man binnen dertig dagen na het vonnis vorenbedoelde bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt. De voorzieningenrechter heeft de vrouw verboden om deze woning na 15 november 2025 te betreden, op verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor elke keer of dag dat zij in verzuim zal zijn, tot een maximum van € 5.000,-. De voorzieningenrechter heeft het vonnis op deze onderdelen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De uitgewerkte beoordeling volgt binnen twee weken na heden in het uitgewerkte arrest.

3.Beslissing

Het hof, rechtdoende in kort geding:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
compenseert de kosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A. van den Berg, R.M. Troost en T.M. Subelack en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 november 2025.