Bij de beoordeling stelt het hof het volgende voorop. Artikel 7 van de Verordening wordt door het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) zo uitgelegd dat passagiers van vertraagde vluchten, behoudens bijzondere omstandigheden, recht hebben op financiële compensatie door de luchtvaartmaatschappij als zij door de vertraging hun eindbestemming drie of meer uren na de geplande aankomsttijd bereiken (HvJEU 19 november 2009,
Sturgeon e.a., ECLI:EU:C:2009:716, punt 54 en HvJ EU 26 februari 2013
Folkerts, ECLI:EU:C:2013:106, punt 47).
In artikel 5 lid 3 van de Verordening is bepaald dat de luchtvaartmaatschappij niet verplicht is compensatie te betalen als zij kan aantonen dat de annulering of vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het nemen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen kon worden. Gelet op de doelstelling van de Verordening die volgens punt 1 van de considerans erin is gelegen een hoog niveau van bescherming van de passagiers te waarborgen, en het feit dat artikel 5 lid 3 van de Verordening een afwijking is van het beginsel dat de passagiers recht op compensatie hebben in geval van annulering van hun vlucht, moet het begrip buitengewone omstandigheden in de zin van deze bepaling strikt worden uitgelegd (HvJ EU 22 december 2008,
[naam 4], ECLI:EU:C:2008:771 en HvJ EU 23 maart 2021,
[geïntimeerde] Ltd., ECLI:EU:C:2021:226).
Volgens vaste rechtspraak van het HvJEU kunnen als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 Verordening worden aangemerkt gebeurtenissen die naar hun aard of oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van het bedrijf van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waarop zij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen, waarbij de twee voorwaarden cumulatief zijn (HvJ EU 22 december 2008,
[naam 4], ECLI:EU:C:2008:771).
In punt 14 van de considerans van de Verordening staat dat buitengewone omstandigheden zich kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen.
In punt 15 van de considerans van de Verordening staat dat er dient te worden geacht sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen.