ECLI:NL:GHAMS:2025:3153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
23-000675-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor vernieling, geweld bij aanhouding, winkeldiefstal en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder het opzettelijk vernielen van goederen die aan anderen toebehoorden, zich met geweld verzetten bij aanhouding, handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, winkeldiefstal en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak betreft meerdere tenlasteleggingen, waaronder vernieling van een beeldje en orchideeën, het beschadigen van een auto, en het bedreigen van een slachtoffer. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde tenlasteleggingen en heeft de eerdere vrijspraken vernietigd. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is vastgesteld voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000675-23
Datum uitspraak: 2 september 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 15 februari 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-308493-22, 15-225354-22, 15-229804-22,
15-231548-21, 15-293070-22 en 15-311698-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 augustus 2025.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan haar in de zaak met parketnummer 15-225354-22 en in de zaak met parketnummer 15-231548-21 onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-308493-22:
1.
zij, op of omstreeks 26 november 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen opzettelijk en wederrechtelijk een beeldje en/of drie orchideeën en/of bloempotten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
zij, op of omstreeks 26 november 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Zaak met parketnummer 15-229804-22 (gevoegd):
primair
zij op of omstreeks 12 september 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, genaamd [benadeelde 2] (brigadier van politie Noord-Holland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, te weten ter aanhouding van verdachte ter zake van het plegen van geluidsoverlast door voornoemde [benadeelde 2] in de biceps, althans de arm te bijten;
subsidiair
zij op of omstreeks 12 september 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen, een ambtenaar, te weten
[benadeelde 2] (brigadier van politie Noord-Holland), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door genoemde [benadeelde 2] in de biceps, althans de arm te bijten;
Zaak met parketnummer 15-311698-22 (gevoegd):
1.
zij op of omstreeks 29 november 2022 te Heemstede opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 november 2022 gegeven door de officier van justitie te Noord-Holland kort weergegeven inhoudende dat zij, verdachte, zich niet op mag houden binnen een straal van 100 meter van de woning aan de [adres 2] door zich op te houden in de tuin van de woning gelegen aan de [adres 2] ;
Zaak met parketnummer 15-293070-22 (gevoegd):
1.
zij op of omstreeks 5 september 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen, diverse winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op of omstreeks 20 oktober 2022 te Heemstede [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "als ik jou zie breek ik alle bij je kanker handen er af ik ga je zowiezo dood laten maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
zij op of omstreeks 9 november 2022 te Heemstede opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door te bellen naar het (alarm)nummer 112;
Zaak met parketnummer 15-231548-21 (gevoegd):
2.
zij, op of omstreeks 20 maart 2021 te Heemstede te Heemstede opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten:
- de voor- en achternaam en/of adresgegevens van [slachtoffer 3] heeft gebruikt door:
- op een of meer webshop(s) (een) bestelling(en) te plaatsen, en/of
- ( vervolgens) bij deze bestelling(en) de naam en/of de adresgegevens van bovengenoemde benadeelde(n) op te geven/te gebruiken, met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan (immers is/zijn de factu(u)r(en) van de bestelling(en) en/of aanmaning(en) ten name van en/of naar het adres van bovengenoemde benadeelde(n) verzonden);
3.
zij, in de periode van 01 oktober 2020 t/m 21 juni 2021 te Heemstede opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten:
- de voor- en achternaam en/of adresgegevens van [slachtoffer 2] heeft gebruikt door:
- op een of meer webshop(s) (een) bestelling(en) te plaatsen, en/of
- ( vervolgens) bij deze bestelling(en) de naam en/of de adresgegevens van bovengenoemde benadeelde(n) op te geven/te gebruiken, met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan (immers is/zijn de factu(u)r(en) van de bestelling(en) en/of aanmaning(en) ten name van en/of naar het adres van bovengenoemde benadeelde(n) verzonden);
4.
zij, in de periode van 06 maart 2021 t/m 07 maart 2021 te Heemstede opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten:
- de voor- en achternaam en/of adresgegevens van [slachtoffer 4] heeft gebruikt door:
- op een of meer webshop(s) (een) bestelling(en) te plaatsen, en/of
- ( vervolgens) bij deze bestelling(en) de naam en/of de adresgegevens van bovengenoemde benadeelde(n) op te geven/te gebruiken, met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan (immers is/zijn de factu(u)r(en) van de bestelling(en) en/of aanmaning(en) ten name van en/of naar het adres van bovengenoemde benadeelde(n) verzonden).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a Sv en voorts omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Het standpunt van de raadsvrouw

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs van parketnummer 15-231548-21 onder 2, 3 en 4, parketnummer 15-293070-22 onder 2 en heeft zich gerefereerd ten aanzien van parketnummer 15-229804-22 primair en subsidiair, parketnummer 15-293070-22 onder 1 en 3, parketnummer 15-308493-22 onder 1 en 2 en parketnummer 15-311698-22.

Vrijspraken

Naar het oordeel van het hof is allereerst niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 15-293070-22 onder 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het tenlastegelegde houdt immers enkel in dat het feit te Heemstede is gepleegd, terwijl het hof uit het dossier afleidt dat de pleegplaats IJmuiden was.
Overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsvrouw zal het hof de verdachte voorts vrijspreken van hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 15-231548-21 onder 2, 3 en 4 is tenlastegelegd.

Nadere bewijsoverweging

Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs van het in de zaak met parketnummer 15-293070-22 onder 2 tenlastegelegde. Het hof verwerpt dit verweer. De verklaring van aangeefster, de weergave van de tekst van de e-mail die aan aangeefster is verzonden en het proces-verbaal van bevindingen van de politie – waaruit kort gezegd volgt dat aangeefster eerder heeft verklaard dat het e-mailadres waarvandaan de mail is verzonden van haar is – leveren naar het oordeel van het hof voldoende wettig en overtuigend bewijs op.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-308493-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-229804-22 primair en in de zaak met parketnummer 15-311698-22 en in de zaak met parketnummer 15-293070-22 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 15-308493-22:
1.
zij, op 26 november 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk en wederrechtelijk een beeldje en drie orchideeën en bloempotten, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft vernield;
2.
zij, op 26 november 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft beschadigd;
Zaak met parketnummer 15-229804-22 (gevoegd):
primair
zij op 12 september 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, genaamd [benadeelde 2] (brigadier van politie Noord-Holland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte ter zake van het plegen van geluidsoverlast, door voornoemde [benadeelde 2] in de biceps te bijten;
Zaak met parketnummer 15-311698-22 (gevoegd):
1.
zij op 29 november 2022 te Heemstede opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 november 2022 gegeven door de officier van justitie te Noord-Holland kort weergegeven inhoudende dat zij, verdachte, zich niet op mag houden binnen een straal van 100 meter van de woning aan de [adres 2] , door zich op te houden in de tuin van de woning gelegen aan de [adres 2] ;
Zaak met parketnummer 15-293070-22 (gevoegd):
1.
zij op 5 september 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen, diverse winkelgoederen die aan [winkel] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op 20 oktober 2022 te Heemstede [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "als ik jou zie breek ik alle bij je kanker handen er af ik ga je zowiezo dood laten maken";
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-308493-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer
15-229804-22 primair en in de zaak met parketnummer 15-311698-22 en in de zaak met parketnummer 15-293070-22 onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 15-308493-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-229804-22 primair en in de zaak met parketnummer 15-311698-22 en in de zaak met parketnummer 15-293070-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-308493-22 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 15-308493-22 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het in de zaak met parketnummer 15-229804-22 primair bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.
Het in de zaak met parketnummer 15-311698-22 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het wetboek van strafvordering.
Het in de zaak met parketnummer 15-293070-22 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 15-293070-22 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-308493-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-229804-22 primair en in de zaak met parketnummer 15-311698-22 en in de zaak met parketnummer 15-293070-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder parketnummer 15-308493-22 feit 1 en 2, parketnummer 15-231548-21 feiten 2, 3 en 4, parketnummer 15-229804-22 primair, parketnummer 15-293070-22 feit 1, 2 en 3, en parketnummer 15-311698-22 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken met aftrek alsmede een 38v maatregel opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder parketnummer 15-308493-22 feit 1 en 2, parketnummer 15-229804-22 primair, parketnummer 15-311698-22 en parketnummer
15-293070-22 feit 1 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte, in plaats van een gevangenisstraf, een (deels voorwaardelijke) taakstraf op te leggen. Zij heeft in dat kader gewezen op de veranderde persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit het reclasseringsadvies van 1 april 2025, de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat artikel 63 Van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De verdachte onderhoudt sinds kort uit zichzelf een normaal contact met haar raadsvrouw en is in staat en bereid een taakstraf uit te voeren. Een gevangenisstraf kan hetgeen zij recent moeizaam heeft opgebouwd en het lopende zorgtraject waarin zij zich bevindt, doorkruisen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, in een korte periode, goederen die aan anderen toebehoorden vernield en/of beschadigd, zich met geweld verzet bij aanhouding, gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing en zich voorts schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Al met al heeft de verdachte zich in korte tijd bij herhaling grensoverschrijdend en overlastgevend gedragen. Het hof neemt haar dit gedrag kwalijk.
Het hof heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 1 april 2025, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte na een verleden met middelengebruik, veel politie- en justitiecontacten en zorgmijdend en verward gedrag, nu recent een positieve weg is ingeslagen. Zij heeft voor het eerst meegewerkt aan contact met de reclassering. Het laatste half jaar zijn de politie- en justitiecontacten afgenomen. Uit het reclasseringscontact blijkt dat de verdachte geen harddrugs meer gebruikt, maar medicatie krijgt via de GGZ. De lopende zorgmachtiging is – zo heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting bevestigd – verlengd tot eind januari 2026. De verdachte krijgt ondersteuning bij praktische zaken en staat onder bewind. Zij is nog dakloos en heeft geen dagbesteding.
Het hof ziet in de veranderde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals naar voren is gekomen uit het genoemde reclasseringsadvies en hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, aanleiding haar een andere straf op te leggen dan de straf die in eerste aanleg is opgelegd. Het hof legt haar in plaats van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf een taakstraf op, zodat het lopende zorgtraject waarin zij zich bevindt en de overige ondersteuning die de verdachte nu ontvangt, niet wordt doorkruist door detentie. Vanwege de hoeveelheid en ernst van de bewezenverklaarde feiten en om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw dergelijke feiten pleegt, zal het hof haar daarnaast ook een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden een proeftijd opleggen.
Het hof heeft ook acht geslagen op de omstandigheid dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Op 1 maart 2023 is hoger beroep ingesteld en het hof doet uitspraak op 2 september 2025. Dat betekent dat in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden met zes maanden. Het hof zal, gelet op de straf die wordt opgelegd, in dit geval volstaan met de constatering daarvan.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 1.200,00 aan materiële schade. De benadeelde heeft ter terechtzitting in eerste aanleg mondeling zijn vordering toegelicht en heeft een (slecht leesbare) offerte van 3 december 2022 overgelegd.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 560,07. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering geheel wordt toegewezen.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tot schadevergoeding af te wijzen, nu deze kosten blijkens de toelichting van de benadeelde partij niet zijn gemaakt.
Uit de inhoud van het dossier blijkt dat de beide ruitenwissers en de antenne van de auto van de benadeelde zijn afgebroken door de verdachte.
De benadeelde heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 22 november 2023 de offerte als volgt toegelicht: de getypte bedragen zijn de onderdelen van de auto die moesten worden hersteld of vervangen (€ 579,59 inclusief btw). De op de offerte los met de handgeschreven bedragen zijn arbeidskosten, exclusief btw, van € 500,00. Het totaalbedrag is € 1.200,00. De benadeelde heeft de auto niet laten herstellen maar heeft hem verkocht. Door de beschadigingen heeft hij minder geld ontvangen voor de auto.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-308493-22 onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 579,59 (zijnde het getypte bedrag aan de geraamde kosten voor de reparaties aan de auto), te vermeerderen met de wettelijke rente. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat deze kosten weliswaar niet door de benadeelde aan het garagebedrijf zijn betaald, maar dat dit bedrag wel kan gelden als de door hem geleden schade aan zijn auto die door de verdachte is veroorzaakt.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 1.160,00 (bestaande uit € 160,00 aan materiële schade, te weten herstelkosten van een tatoeage en € 1.000,00 aan immateriële schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade en dat de benadeelde overigens niet ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tot vergoeding van de materiële schade, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen inzake de materiële schade wegens onvoldoende onderbouwing en heeft verzocht de vergoeding van de immateriële schade gematigd toe te wijzen.
Uit de inhoud van het dossier leidt het hof af dat de verdachte de benadeelde in zijn biceps heeft gebeten (waar hij een tatoeage heeft). De benadeelde heeft daar, gezien de onderbouwing van zijn vordering, pijn, een beurse plek en een litteken aan overgehouden. Hij is enige tijd bang geweest door de bijtwond van een verslaafde een ziekte te hebben opgelopen. De kosten van herstel van de tatoeage zijn onderbouwd met een factuur.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-229804-22 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 160,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt het hof dat artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) meebrengt dat een benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen lichamelijk letsel heeft opgelopen, bestaande uit een bijtwond in de biceps, en daarmee ook immateriële schade heeft geleden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de benadeelde pijn heeft gehad en dat hij na het bewezenverklaarde feit is geconfronteerd met de gevolgen daarvan, door een litteken en angst voor besmetting. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b BW naar billijkheid vaststellen op € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toekennen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 180, 184a, 285, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-225354-22 en in de zaak met parketnummer
15-231548-21 onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-293070-22 onder 3 en in de zaak met parketnummer 15-231548-21 onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-308493-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-229804-22 primair en in de zaak met parketnummer 15-311698-22 en in de zaak met parketnummer 15-293070-22 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-308493-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-229804-22 primair en in de zaak met parketnummer 15-311698-22 en in de zaak met parketnummer 15-293070-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 24 januari 2022 onder parketnummer
15-231548-21.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-308493-22 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 579,59 (vijfhonderdnegenenzeventig euro en negenenvijftig cent) ter zake van materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-308493-22 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 579,59 (vijfhonderdnegenenzeventig euro en negenenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 26 november 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-229804-22 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 910,00 (negenhonderdtien euro) bestaande uit € 160,00 (honderdzestig euro) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-229804-22 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 910,00 (negenhonderdtien euro) bestaande uit € 160,00 (honderdzestig euro) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 18 (achttien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
12 september 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. T.J. Kelder, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 september 2025.
mr. Kelder en mr. Scheffens zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.