ECLI:NL:GHAMS:2025:3173

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
23-003051-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de opgelegde straf in hoger beroep tegen een verdachte voor het niet naleven van een gebiedsverbod in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 november 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het opzettelijk niet voldoen aan een gebiedsverbod in het centrum van Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf, die werd vernietigd. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist, terwijl de raadsman een straf zonder bijzondere voorwaarden had verzocht, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die onder andere een licht verstandelijke beperking heeft en in behandeling is in een behandelcentrum.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. De verdachte had zich viermaal schuldig gemaakt aan het niet naleven van een gebiedsverbod, wat hinderlijke feiten zijn die de openbare orde aantasten. De verdachte had eerder soortgelijke veroordelingen en het hof achtte de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. Echter, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn opname in een behandelcentrum en de mogelijke gevolgen van een gevangenisstraf, heeft het hof besloten een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van één maand, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de beslissing genomen om het vonnis van de politierechter te vernietigen ten aanzien van de straf en heeft het vonnis voor het overige bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003051-23
datum uitspraak: 12 november 2025
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 november 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-227791-22 (zaak A), 13-121157-23 (zaak B), 13-121378-23 (zaak C) en 13-237831-23 (zaak D) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 oktober 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf; in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de gevoegde zaken A, B, C en D bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A, B, C en D tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft primair verzocht tot toepassing van artikel 9a Sr en subsidiair verzocht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 1 jaar op te leggen, gelet op de persoon van de verdachte en het tijdsverloop.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich viermaal schuldig gemaakt aan het opzettelijk niet voldoen aan een gebiedsverbod/verwijderingsbevel voor het centrum van Amsterdam. Dit zijn hinderlijke feiten. Door zo te handelen heeft de verdachte telkens een door het openbaar gezag ter handhaving van de openbare orde gegeven bevel naast zich neergelegd. De naleving van dit soort bevelen is van belang voor de algemene veiligheid en de openbare orde.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 oktober 2025 is de verdachte eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Gelet hierop acht het hof de door de politierechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend en geboden.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat de verdachte op dit moment op grond van een Rechterlijke Machtiging als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang voor de duur van zes maanden, eindigend op 10 maart 2026, is opgenomen in een behandelcentrum. De verdachte heeft een licht verstandelijke beperking met aanwijzingen voor PTSS en middelenmisbruik, waardoor hij situaties niet kan overzien. De reclassering heeft in het rapport van 14 oktober 2025 aangegeven dat een gevangenisstraf kan leiden tot verlies van de woonplek van de verdachte en schadelijk kan zijn indien dit een klinisch behandeltraject doorkruist. Zij heeft geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen waarbij wordt opgemerkt dat de Rechterlijke Machtiging het enige middel is dat invloed kan hebben op de gewenste gedragsverandering in een gesloten setting waar behandeling is geboden.
In strafmatigende zin heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, nu de verdachte kort na de pleegdata van onderhavige feiten is veroordeeld voor soortgelijke feiten, waarbij deze feiten meegenomen hadden kunnen worden. Het hof houdt verder rekening met het tijdsverloop tussen de pleegdatum en het moment dat de zaak op zitting is behandeld. Gelet op deze omstandigheden zal het hof een andere straf opleggen dan in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.F. Groos, mr. E.J Hofstee en mr. B. de Wilde, in tegenwoordigheid van mr. I. Peetoom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 november 2025.
Mr. B. de Wilde is buiten staat dit arrest te ondertekenen.